nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van Wet houdende
wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de
inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
voor het Vorstendom Liechtenstein.
De toelichtende memorie (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt,
bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
14 augustus 1995
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering te wijzigen in verband met de inwerkingtreding
van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte voor het Vorstendom
Liechtenstein;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In het Derde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt
in Titel 13 de volgende wijziging aangebracht:
Aan artikel 1008 wordt, na vervanging van het woord «en» in
de zinsnede «en dat voor de Republiek Finland» door een komma,
de volgende zinsnede toegevoegd: en dat voor het Vorstendom Liechtenstein geldt dat de zaak na 30 april 1995 buiten het grondgebied van deze
staat dient te zijn gebracht.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,