nr. 4
VERSLAG
Vastgesteld 11 oktober 1995
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1,
belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer
van haar bevindingen als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud
dat de regering de gestelde vragen tijdig beantwoord zal hebben, acht de commissie
de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.
1. Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
het onderhavige wetsvoorstel, dat strekt tot invoering van een partnerpensioen
in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. De regeling is nagenoeg
analoog aan de regeling voor het overheidspersoneel.
De leden van de VVD-fractie stemmen van harte in met de beoogde gelijke
behandeling van gehuwden, ongehuwden en de personen van gelijk geslacht. Maar
net als bij het wetsvoorstel inzake de invoering van het partnerpensioen in
de Algemene burgerlijke pensioenwet en de Algemene militaire pensioenwet (kamerstuk
24 227) is het deze leden niet duidelijk waarom ook broers en zusters
bij deze regeling worden betrokken. Bloed- en aanverwantschap in de rechte
lijn zijn weigering voor aanmelding. Ligt het dan niet voor de hand dat hetzelfde
geldt voor broers en zusters? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een
nadere motivering van dit voorstel.
De leden van de VVD-fractie stemmen in met de figuur van de aanmelding.
Ook hier geldt dat de wijze waarop de aanmelding wordt geregeld gelijk is
aan wetsvoorstel 24 227. Daarom vragen zij ook hier waarom is gekozen
voor de begin- en einddatum aanmelding en niet voor de feitelijke begindatum
van het samenlevingscontract respectievelijk de datum van beëindiging
daarvan. De leden van de VVD-fractie krijgen gaarne een nadere motivering.
De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen
van dit wetsvoorstel. De wijziging van de Appa ligt in de lijn van de onlangs
voorgestelde wetswijziging strekkende tot invoering van het partnerpensioen
in de ABP- en AMP-wet. Voor politiek ambtsdragers gelden dezelfde
argumenten voor invoering van het partnerpensioen voor ongehuwd samenwonenden
als voor het overheidspersoneel in brede zin.
Onderhavig wetsvoorstel is een reactie op een lang bestaande maatschappelijke
ontwikkeling. De leden van de fractie van D66 hadden de wettelijke regeling
liever eerder tegemoet gezien, maar zijn tevreden dat deze er nu uiteindelijk
ligt.
De leden van de GPV-fractie hebben kennis genomen van het onderhavige
wetsvoorstel. Deze leden verwijzen voor wat betreft hun vragen en opmerkingen
over het wetsvoorstel gemakshalve naar de inbreng van de GPV-fractie voor
het verslag aangaande wetsvoorstel 24 227. Voor zover de daar gemaakte
opmerkingen en gestelde vragen enige relevantie hebben voor de behandeling
van het onderhavige wetsvoorstel stellen de leden van de GPV-fractie er sprijs
op dat deze ook in het verslag van de Kamer van dit wetsvoorstel worden opgenomen.
2. Gevolgen voor de rijksbegroting
Het is de leden van de VVD-fractie niet duidelijk waarom een verhoging
van de pensioenbijdragen noodzakelijk is. Alle politieke ambtsdragers betalen
toch premie daarvoor, ongeacht of men al of niet is getrouwd en ongeacht of
hun partner aanspraak op het pensioen heeft? Want ook al heeft de partner
geen recht op het pensioen de politieke ambtsdrager moet toch premie betalen?
Deze leden krijgen gaarne een nadere uitleg van deze passage.
De regering hanteert in de toelichting op onderhavig wetsvoorstel dezelfde
schatting van het aantal nabestaandenpensioenen voortkomende uit niet-huwelijkse
relaties als voor het overheidspersoneel, te weten een procentueel aandeel
van 2% van het aantal nabestaandenpensioenen. Deze verwachting komt de leden
van de fractie van D66 als niet reëel voor. De verhouding tussen het
aantal gehuwden en het aantal ongehuwd samenwonenden in de samenleving is
immers een geheel andere dan 1:50. Bovendien ligt het in de verwachting dat
het aantal ongehuwd samenwonenden ten opzichte van het aantal gehuwden verder
zal toenemen, zeker nu voorzien is dat bepaalde rechten (waaronder pensioenrechten)
zich ook in die gevallen kunnen doen gelden.
3. Artikelen
Artikel I
De colleges van gedeputeerde staten en van burgemeester en wethouders
zijn de uitvoeringsorganen van de provinciale en gemeentelijke pensioenverordeningen,
gebaseerd op de Appa.
Daarvoor moet een verordening een regeling van nabestaandenpensien bevatten.
De Appa schrijft dit niet dwingend voor. Waarom is dat niet dwingend voorgeschreven?
Is er niet sprake van een betere waarborg van gelijke behandeling tussen
de politieke ambtsdragers van de verschillende organen als wel dwingend is
voorgeschreven dat zo'n verordening een regeling van nabestaandenpensioen
bevat, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Artikel I, onderdeel B
In het voorgestelde artikel 2a, vijfde lid, staat dat de Minister regels
kan stellen omtrent de aanmelding door degene die niet als ingezetene in de
gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven. Het is
de leden van de VVD-fractie onduidelijk om welke categorie personen het
hier gaat. Aan de hand van welke criteria wordt bepaald of de Minister regels
zal opstellen?
De voorzitter van de commissie,
De Cloe
De griffier van de commissie,
Hommes
XNoot
1Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis
(VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van
den Berg (SGP), Brinkman (CDA), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou
(PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Remkes
(VVD), Gabor (CDA), Nijpels-Hezemans (GN), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks),
Hoekema (D66), Essers (VVD), Dittrich (D66), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66),
Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF) en Rehwinkel (PvdA).
Plv. leden: Korthals (VVD), Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten
(CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Mulder-van Dam (CDA), Jeekel
(D66), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Verhagen
(CDA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks),
Van Boxtel (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Assen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA),
Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (U55+) en Van Oven (PvdA).