24 258
Wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enkele andere wetten

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enkele andere wetten.

De toelichtende memorie (en bijlagen) die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

Tavarnelle 18 juli 1995 Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is personen die duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren en tussen wie bloedverwantschap in de tweede graad bestaat gelijk te behandelen met personen die duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren en tussen wie deze bloedverwantschap niet bestaat en in verband hiermee de Algemene Ouderdomswet te wijzigen alsmede een nieuwe regeling te treffen met betrekking tot uitkeringen aan nabestaanden en instellingen in geval van overlijden van de uitkeringsgerechtigde en in verband daarmee in enkele andere wetten enige wijzigingen aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, derde lid, vervalt de zinsnede: «of tweede».

B

In artikel 8, eerste lid, wordt na «de gehuwde pensioengerechtigde» toegevoegd: die voor 1 januari 2015 recht heeft op ouderdomspensioen en.

C

Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18

1. Na het overlijden van degene, aan wie ouderdomspensioen is toegekend, wordt met ingang van de dag na het overlijden, ouderdomspensioen in de vorm van een overlijdensuitkering uitbetaald:

a. aan de langstlevende van de echtgenoten;

b. bij ontstentenis van de in onderdeel a bedoelde persoon, aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;

c. bij ontstentenis van de in de onderdelen a en b bedoelde personen, aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.

2. De overlijdensuitkering is gelijk aan het bedrag van het ouderdomspensioen over twee maanden, met uitzondering van de toeslag, berekend naar de hoogte van het ouderdomspensioen in de maand van overlijden van degene aan wie ouderdomspensioen is toegekend.

3. De overlijdensuitkering wordt ambtshalve of op verzoek aan de rechthebbende of rechthebbenden door de Sociale Verzekeringsbank uitbetaald.

4. De overlijdensuitkering wordt in een bedrag ineens aan de rechthebbende of rechthebbenden uitbetaald.

5. Het bedrag van de overlijdensuitkering wordt verminderd met het bedrag aan ouderdomspensioen dat, over na het overlijden gelegen dagen, reeds is uitbetaald aan degene aan wie ouderdomspensioen is toegekend.

6. De overlijdensuitkering is niet vatbaar voor beslag.

D

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21

1. Indien in verband met artikel 20, eerste lid, het ouderdomspensioen van een ongehuwde dan wel een gedeelte van dat pensioen aan een instelling werd uitbetaald, kan het ouderdomspensioen in de vorm van een slotuitkering met ingang van de dag na het overlijden van degene, aan wie het ouderdomspensioen is toegekend, aan die instelling worden uitbetaald.

2. De slotuitkering is gelijk aan het bedrag van het ouderdomspensioen dan wel is gelijk aan een gedeelte van dat pensioen dat aan een instelling werd uitbetaald over de maand van overlijden en wordt alleen uitbetaald indien over die maand geen overlijdensuitkering als bedoeld in artikel 18 is uitbetaald.

3. De slotuitkering wordt op verzoek aan de instelling bedoeld in het eerste lid, door de Sociale Verzekeringsbank uitbetaald.

4. Het bedrag van de slotuitkering wordt verminderd met het bedrag aan ouderdomspensioen dat, over na het overlijden gelegen dagen, reeds is uitbetaald aan degene aan wie het ouderdomspensioen is toegekend.

5. De slotuitkering is niet vatbaar voor beslag.

ARTIKEL II

De Algemene Weduwen- en Wezenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 29 komt te luiden:

Artikel 29

1. Na het overlijden van degene, aan wie een weduwenpensioen is toegekend, wordt met ingang van de dag na het overlijden, weduwenpensioen in de vorm van een overlijdensuitkering uitbetaald:

a. aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;

b. bij ontstentenis van de in de onderdeel a bedoelde kinderen, aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.

2. Met degene aan wie een weduwenpensioen is toegekend, wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, degene wiens overlijden heeft plaats gevonden in de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt doch voor het bereiken van deze leeftijd is overleden, en uitsluitend ingevolge artikel 8, derde lid geen recht op weduwenpensioen heeft of wiens recht op weduwenpensioen ingevolge artikel 27, tweede lid, onderdeel a is ingetrokken.

3. De overlijdensuitkering is gelijk aan het bedrag van het weduwen-pensioen over twee maanden, berekend naar de hoogte van dat pensioen in de maand van overlijden van degene aan wie het weduwenpensioen is toegekend.

4. In verband met het overlijden van degene aan wie een weduwen-pensioen is toegekend, is artikel 8, derde lid, en artikel 27, tweede lid, onderdeel a niet van toepassing.

5. De overlijdensuitkering wordt ambtshalve of op verzoek aan de rechthebbende of rechthebbenden door de Sociale Verzekeringsbank uitbetaald.

6. De overlijdensuitkering wordt in een bedrag ineens uitbetaald.

7. Het bedrag van de overlijdensuitkering wordt verminderd met het bedrag aan weduwenpensioen dat, over na het overlijden gelegen dagen, reeds is uitbetaald aan degene aan wie het weduwenpensioen is toegekend.

8. De overlijdensuitkering is niet vatbaar voor beslag.

B

Artikel 33 komt te luiden:

Artikel 33

1. Indien in verband met artikel 32 het pensioen aan een instelling werd uitbetaald, kan het pensioen in de vorm van een slotuitkering met ingang van de dag na het overlijden van degene, aan wie het pensioen is toegekend, aan die instelling worden uitbetaald.

2. De slotuitkering is gelijk aan het bedrag van het pensioen over de maand van overlijden en wordt alleen uitbetaald indien over die maand geen overlijdensuitkering als bedoeld in artikel 29 is uitbetaald.

3. De slotuitkering wordt op verzoek van de instelling bedoeld in het eerste lid, door de Sociale Verzekeringsbank uitbetaald.

4. Het bedrag van de slotuitkering wordt verminderd met het bedrag aan pensioen dat, over na het overlijden gelegen dagen, reeds is uitbetaald aan degene aan wie dat pensioen is toegekend.

5. De slotuitkering is niet vatbaar voor beslag.

ARTIKEL III

De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 35 komt te luiden:

Artikel 35

1. Na het overlijden van degene, aan wie ziekengeld is toegekend, wordt met ingang van de dag na het overlijden, ziekengeld in de vorm van een overlijdensuitkering uitbetaald:

a. aan de langstlevende van de echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde;

b. bij ontstentenis van de in onderdeel a bedoelde persoon, aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;

c. bij ontstentenis van de in de onderdelen a en b bedoelde personen, aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.

2. Met degene aan wie ziekengeld is toegekend, wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, degene wiens overlijden heeft plaats gevonden in de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt doch voor het bereiken van deze leeftijd is overleden, en die uitsluitend ingevolge artikel 29, negende lid, over de dag van zijn overlijden geen recht op ziekengeld had.

3. Voor de toepassing van het eerste lid, worden mede als echtgenoot aangemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht, die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het betreft personen tussen wie bloedverwantschap in de eerste graad bestaat.

4. Van een gezamenlijk huishouding als bedoeld in het derde lid, kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.

5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van het vierde lid.

6. De overlijdensuitkering is gelijk aan het bedrag van het ziekengeld over twee maanden doch niet over de zaterdagen en zondagen, berekend naar de hoogte van dat ziekengeld op de dag of laatstelijk voor de dag van overlijden van degene aan wie het ziekengeld is toegekend.

7. In verband met het overlijden van degene aan wie ziekengeld is toegekend, is artikel 29, negende lid, niet van toepassing.

8. De overlijdensuitkering wordt op verzoek aan de rechthebbende of rechthebbenden genoemd in het eerste lid, door de bedrijfsvereniging uitbetaald.

9. De overlijdensuitkering wordt in een bedrag ineens uitbetaald.

10. Het bedrag van de overlijdensuitkering wordt verminderd met het bedrag aan ziekengeld dat, over na het overlijden gelegen dagen, reeds is uitbetaald aan degene aan wie het ziekengeld is toegekend.

11. De overlijdensuitkering is niet vatbaar voor beslag.

B

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1°. Voor de tekst van het artikel wordt een 1. geplaatst.

2°. In het eerste lid wordt de zinsnede «artikel 29, tweede lid en vijfde tot en met zevende lid» vervangen door artikel 29, tweede lid, vijfde tot en met zevende lid en negende lid.

3°. Aan het artikel wordt een tweede lid toegevoegd luidende:

2. Voor de toepassing van het eerste lid, wordt onder degene die verzekerd is geweest uitsluitend verstaan degene die, ware hij niet overleden, doch arbeidsongeschikt geworden, nog aanspraak op ziekengeld had kunnen ontlenen aan artikel 46.

ARTIKEL IV

De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 53 komt te luiden:

Artikel 53

1. Na het overlijden van degene, aan wie een arbeidsongeschiktheids-uitkering is toegekend, wordt met ingang van de dag na het overlijden, de arbeidsongeschiktheidsuitkering in de vorm van een overlijdensuitkering uitbetaald:

a. aan de langstlevende van de echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde;

b. bij ontstentenis van de in onderdeel a bedoelde persoon, aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;

c. bij ontstentenis van de in de onderdelen a en b bedoelde personen, aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.

2. Met degene aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, degene wiens overlijden heeft plaats gevonden in de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt doch voor het bereiken van deze leeftijd is overleden, en die uitsluitend ingevolge artikel 49, over de dag van zijn overlijden geen recht op een arbeidongeschiktheidsuitkering had.

3. Voor de toepassing van het eerste lid, worden mede als echtgenoot aangemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht, die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het betreft personen tussen wie bloedverwantschap in de eerste graad bestaat.

4. Van een gezamenlijk huishouding als bedoeld in het derde lid, kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.

5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van het vierde lid.

6. De overlijdensuitkering is gelijk aan het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering over twee maanden, doch niet over de zaterdagen en zondagen, berekend naar de hoogte van die uitkering op de dag of laatstelijk voor de dag van overlijden, van degene aan wie die arbeidsongeschiktheidsuitkering uitkering is toegekend.

7. In verband met het overlijden van degene aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, is artikel 49, eerste lid, niet van toepassing.

8. De overlijdensuitkering wordt op verzoek aan de rechthebbende of rechthebbenden genoemd in het eerste lid, door de bedrijfsvereniging uitbetaald.

9. De overlijdensuitkering wordt in een bedrag ineens uitbetaald.

10. Het bedrag van de overlijdensuitkering wordt verminderd met het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering dat, over na het overlijden gelegen dagen reeds is uitbetaald aan degene aan wie die arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend.

11. De overlijdensuitkering is niet vatbaar voor beslag.

B

Artikel 55 komt te luiden:

Artikel 55

1. Indien in verband met artikel 54, eerste lid, de arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel een gedeelte van die uitkering aan een instelling werd uitbetaald, kan de arbeidsongeschiktheidsuitkering in de vorm van een slotuitkering na het overlijden van degene, aan wie de arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, aan die instelling worden uitbetaald.

2. De slotuitkering is gelijk aan het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering over de maand van overlijden en wordt alleen uitbetaald indien over die maand geen arbeidsongeschiktheidsuitkering bedoeld in artikel 53, is uitbetaald.

3. De slotuitkering wordt op verzoek aan de instelling bedoeld in het eerste lid, door de bedrijfsvereniging uitbetaald.

4. Het bedrag van de slotuitkering wordt verminderd met het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering dat, over na het overlijden gelegen dagen, reeds is uitbetaald aan degene aan wie die arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend.

5. De slotuitkering is niet vatbaar voor beslag.

C

In artikel 59b, vierde lid wordt de zinsnede «artikelen 21, tweede lid, 22 en 53, zesde lid» telkens vervangen door artikelen 21, tweede lid en 22.

ARTIKEL V

De Algemene Arbeidsongeschiktheidswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 44 komt te luiden:

Artikel 44

1. Na het overlijden van degene, aan wie een arbeidsongeschiktheids-uitkering is toegekend, wordt met ingang van de dag na het overlijden, de arbeidsongeschiktheidsuitkering in de vorm van een overlijdensuitkering uitbetaald:

a. aan de langstlevende van de echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde;

b. bij ontstentenis van de in onderdeel a bedoelde persoon, aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;

c. bij ontstentenis van de in de onderdelen a en b bedoelde personen, aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.

2. Met degene aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, degene wiens overlijden heeft plaats gevonden in de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt doch voor het bereiken van deze leeftijd is overleden, en die uitsluitend ingevolge artikel 40 over de dag van zijn overlijden geen recht op een arbeidongeschiktheidsuitkering had.

3. Voor de toepassing van het eerste lid, worden mede als echtgenoot aangemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht, die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het betreft personen tussen wie bloedverwantschap in de eerste graad bestaat.

4. Van een gezamenlijk huishouding als bedoeld in het derde lid, kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.

5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van het vierde lid.

6. De overlijdensuitkering is gelijk aan het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering over twee maanden, doch niet over de zaterdagen en zondagen, berekend naar de hoogte van die uitkering op de dag of laatstelijk voor de dag van overlijden van degene aan wie die arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend.

7. In verband met het overlijden van degene aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, is artikel 40, eerste lid, niet van toepassing.

8. De overlijdensuitkering wordt op verzoek aan de rechthebbende of rechthebbenden genoemd in het eerste lid, door de bedrijfsvereniging uitbetaald.

9. De overlijdensuitkering wordt in een bedrag ineens uitbetaald.

10. Het bedrag van de overlijdensuitkering wordt verminderd met het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering dat, over na het overlijden gelegen dagen, reeds is uitbetaald aan degene aan wie die arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend.

11. De overlijdensuitkering is niet vatbaar voor beslag.

B

Artikel 46 komt te luiden:

Artikel 46

1. Indien in verband met artikel 45, eerste lid, de arbeidsongeschiktheidsuitkering van een ongehuwde dan wel een gedeelte van die uitkering aan een instelling werd uitbetaald, kan de arbeidsongeschiktheidsuitkering in de vorm van een slotuitkering na het overlijden van degene, aan wie de arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, aan die instelling worden uitbetaald.

2. De slotuitkering is gelijk aan het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering over de maand van overlijden en wordt alleen uitbetaald indien over die maand geen overlijdensuitkering bedoeld in artikel 44, is uitbetaald.

3. De slotuitkering wordt op verzoek aan de instelling bedoeld in het eerste lid, door de bedrijfsvereniging uitbetaald.

4. Het bedrag van de slotuitkering wordt verminderd met het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering dat, over na het overlijden gelegen dagen, reeds is uitbetaald aan degene aan wie die arbeidsongeschikt-heidsuitkering is toegekend.

5. De slotuitkering is niet vatbaar voor beslag.

ARTIKEL VI

De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, derde lid, vervalt de zinsnede «of tweede».

B

In artikel 10, derde lid wordt na «23,» toegevoegd 23a,.

C

Artikel 23 komt te luiden:

Artikel 23

1. Na het overlijden van de toeslaggerechtigde wordt met ingang van de dag na het overlijden, de toeslag in de vorm van een overlijdensuitkering uitbetaald:

a. aan de langstlevende van de echtgenoten;

b. bij ontstentenis van de in onderdeel a bedoelde persoon, aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;

c. bij ontstentenis van de in de onderdelen a en b bedoelde personen, aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.

2. Met de toeslaggerechtigde, wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, degene wiens overlijden heeft plaats gevonden in de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt doch voor het bereiken van deze leeftijd is overleden, en die recht op een toeslag zou hebben gehad indien artikel 29, negende lid, van de Ziektewet, artikel 49, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of artikel 40, eerste lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet over de dag van zijn overlijden niet van toepassing zou zijn geweest.

3. De overlijdensuitkering is gelijk aan het bedrag van de toeslag over twee maanden, doch niet over de zaterdagen en zondagen, berekend naar de hoogte van die toeslag op de dag of laatstelijk voor de dag van overlijden van de toeslaggerechtigde.

4. Voor de toepassing van het tweede lid, wordt ervan uitgegaan dat aan de verzekerde een toeslag was toegekend.

5. De overlijdensuitkering wordt op verzoek aan de rechthebbende of rechthebbenden genoemd in het eerste lid, door de bedrijfsvereninging uitbetaald.

6. De overlijdensuitkering wordt in een bedrag ineens uitbetaald.

7. Het bedrag van de overlijdensuitkering wordt verminderd met het bedrag aan toeslag dat, over na het overlijden gelegen dagen, reeds is uitbetaald aan de toeslaggerechtigde.

8. De overlijdensuitkering is niet vatbaar voor beslag.

D

Na artikel 23 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 23a

Na het overlijden van de echtgenoot van een toeslaggerechtigde wordt de toeslaggerechtigde voor de toepassing van deze wet en de daarop rustende bepalingen tot en met twee maanden na de dag van overlijden van de echtgenoot, als gehuwd aangemerkt.

E

Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24

1. Indien in verband met artikel 22 de toeslag van een gehuwde of een ongehuwde dan wel een gedeelte van die toeslag aan een instelling werd uitbetaald, kan de toeslag in de vorm van een slotuitkering na het overlijden van degene, aan wie de toeslag is toegekend, aan die instelling worden uitbetaald.

2. De slotuitkering is gelijk aan het bedrag van de toeslag over de maand van overlijden en wordt alleen uitbetaald indien over die maand geen overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 23, is uitbetaald.

3. De slotuitkering wordt op verzoek aan de instelling bedoeld in het eerste lid, door de bedrijfsvereniging uitbetaald.

4. Het bedrag van de slotuitkering wordt verminderd met het bedrag aan toeslag dat, over na het overlijden gelegen dagen, reeds is uitbetaald aan de toeslaggerechtigde.

5. De slotuitkering is niet vatbaar voor beslag.

ARTIKEL VII

De Algemene bijstandswet wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 76 wordt de zinsnede «tot en met de laatste dag van de tweede maand, volgend op die waarin het overlijden plaatsvond» vervangen door: tot en met twee maanden na de dag van het overlijden.

ARTIKEL VIII

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1°. In het eerste lid wordt de zinsnede «tot en met de laatste dag van de tweede maand, volgend op die waarin het overlijden plaatsvond» vervangen door: tot en met twee maanden na de dag van het overlijden.

2°. In het tweede lid wordt de zinsnede «tot en met de laatste dag van de tweede maand, volgend op die waarin het overlijden plaatsvond» vervangen door: tot en met twee maanden na de dag van het overlijden.

ARTIKEL IX

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1°. In het eerste lid wordt de zinsnede «tot en met de laatste dag van de tweede maand, volgend op die waarin het overlijden plaatsvond» vervangen door: tot en met twee maanden na de dag van het overlijden.

2°. In het tweede lid wordt de zinsnede «tot en met de laatste dag van de tweede maand, volgend op die waarin het overlijden plaatsvond» vervangen door: tot en met twee maanden na de dag van het overlijden.

ARTIKEL X

Artikel 1639l, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

De zinsnede «de laatste dag van de tweede maand na die waarin het overlijden plaatsvond» wordt vervangen door tot en met twee maanden na de dag van het overlijden.

ARTIKEL XI

1. Voor personen tussen wie een bloedverwantschap in de tweede graad bestaat en die op 31 december 1995 recht hebben op ouderdoms-pensioen bij of krachtens het bepaalde in de Algemene Ouderdomswet wordt het bruto-ouderdomspensioen zodanig vastgesteld, dat het netto-ouderdomspensioen, in afwijking van artikel 9, vijfde lid, onderdeel b, van de Algemene Ouderdomswet met ingang van 1 januari 1996 gelijk is aan 70%, met ingang van 1 januari 1997 gelijk is aan 65%, met ingang van 1 juli 1997 gelijk is aan 60% en in de periode 1 januari 1998 tot 1 juli 1998 gelijk is aan 55% van het netto-minimumloon per maand.

2. Voor personen, bedoeld in het eerste lid kan het bruto-ouderdoms-pensioen inclusief de bruto-toeslag niet meer bedragen dan het netto-minimumloon per maand.

ARTIKEL XII

1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1997 met uitzondering van de artikelen I, onderdeel A en B, III, onderdeel B, VI, onderdeel A en XI die met ingang van 1 januari 1996 in werking treden.

2. Indien het bij Koninklijke boodschap van 24 mei 1995 ingediende voorstel van wet Regeling van een verzekering voor nabestaanden (Algemene nabestaandenwet; 24 169) tot wet wordt verheven en in werking treedt, vervalt artikel II op hetzelfde tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Justitie,

Naar boven