nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat het recht
op openbaarmaking van programma's door omroeporganisaties wordt uitgeoefend
overeenkomstig het op 26 oktober 1961 te Rome tot stand gekomen Internationale
Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van
fonogrammen en omroeporganisaties (Trb. 1986, 182) en de richtlijn van de
Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 november 1992, betreffende het
verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied
van intellectuele eigendom (PbEg L 346), en dat daartoe de Wet op de naburige
rechten dient te worden gewijzigd;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op de naburige rechten wordt als volgt gewijzigd: Artikel 8, eerste
lid, onderdeel d, wordt vervangen door:
d. het openbaarmaken van programma's, indien deze openbaarmaking geschiedt
in voor het publiek toegankelijke plaatsen tegen betaling van entreegeld,
ongeacht welke technische hulpmiddelen daarbij worden gebruikt;.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze wet in het Staatsblad zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,