nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Rijswijk, 16 juni 1995
In antwoord op het verzoek van uw Kamer om een standpunt over de (on)wenselijkheid
van de mogelijkheid van geslachtskeuze vóór de conceptie bericht ik u als volgt.
Naar aanleiding van de publiciteit die dezer dagen ontstond rond het initiatief
om in Nederland een kliniek te openen waarin de mogelijkheid van geslachtskeuze
door middel van spermascheiding wordt aangeboden heb ik de Gezondheidsraad
bereid gevonden het op handen zijnde advies «Geslachtskeuze om niet-medische
redenen» nog voor het weekeinde uit te brengen. Dit stelt mij in de
gelegenheid in mijn antwoord aan u de beschouwingen van de Raad ten aanzien
van spermascheiding ten behoeve van geslachtskeuze te betrekken en een eerste
reactie te geven op het advies (het advies is als bijlage bijgesloten).1
Het advies gaat tevens in op andere methoden voor geslachtskeuze. Ik zal
op een later moment in een definitieve reactie op het advies uiteraard daarop
terugkomen.
Aan de vraag in hoeverre het initiatief een ongewenste ontwikkeling genoemd
moet worden onderscheid ik twee aspecten. In de eerste plaats de werkzaamheid
en de betrouwbaarheid van de methode die de in Nederland te openen kliniek
zal toepassen. In de tweede plaats de meer principiële kwestie van de
aanvaardbaarheid van geslachtskeuze om niet-medische redenen.
Werkzaamheid
Er is nog geen werkzame, veilige met kunstmatige inseminatie te combineren
methode voor spermascheiding, aldus de Gezondheidsraad. Het is echter niet
voorbarig met het op den duur beschikbaar komen van een wel betrouwbare methode
rekening te houden.
De Stichting Gender Preselection, het behandelcentrum in Utrecht, dat
heeft aangekondigd binnenkort met behandelingen te zullen starten, is voornemens de methode Ericsson toe te passen. Volgens een publikatie
van Ericsson zelf zouden op een totaal van 1034 geboorten met inseminatie
met als Y-dragend geselecteerd zaad 749 (72%) jongens en 285 (28%) meisjes
geboren zijn. Selectie op X-dragend zaad zou van 193 geboorten een uitkomst
hebben opgeleverd van 133 (69%) vrouwelijke en 60 (31%) mannelijke baby's.
De uitkomsten zijn tot op heden niet in een goed opgezet onafhankelijk onderzoek
bevestigd. Met behulp van DNA-analyse konden de claims van de Ericsson-methode
(verrijkingspercentages van het behandelde sperma) niet worden bevestigd.
Het door het behandelcentrum in Utrecht genoemde slagingspercentage van
circa 80% komt dus niet overeen met de door de Gezondheidsraad aangehaalde
literatuur. Het werkelijke «slagingspercentage» ligt vermoedelijk
veel lager. Het aanbieden van deze techniek aan echtparen met een ernstige
geslachtsgebonden ziekte in de familie is dan ook volstrekt onaanvaardbaar.
Aanvaardbaarheid
Bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid spelen uiteraard overwegingen
van diverse aard een rol. Het gaat niet alleen om maatschappelijke gevolgen
in de zin van mogelijke demografische verschuivingen of ongelijkwaardigheid
van man en vrouw, maar ook om ethische argumenten ontleend aan het belang
van het kind, het argument van een hellend vlak, de keuzevrijheid en het instrumentele
karakter van geslachtskeuze.
Het is mijn stellige indruk dat de verontwaardiging die nu rond het initiatief
in Nederland ontstaan is voornamelijk gebaseerd is op de zorg dat een ontwikkeling
op gang komt waarin kinderen worden gereduceerd tot louter voorwerp van de
wensen en de verlangens van hun ouders.
De waarschuwing van de Gezondheidsraad dat het beschikbaar komen van geslachtskeuze
er toe zou kunnen bijdragen dat een klimaat ontstaat waarin een technische
selectie van kinderen niet langer als verwerpelijk wordt gezien vind ik dan
ook terecht.
Naar het oordeel van de Gezondheidsraad bestaat er in Nederland niet zozeer
een gevaar voor verstoring van het getalsmatige evenwicht tussen mannen en
vrouwen, omdat er onder de bevolking geen sterke voorkeur bestaat voor kinderen
van het ene of het andere geslacht. Bovendien is er vooralsnog niet veel reden
om aan te nemen dat de mate waarin van de mogelijkheid van geslachtskeuze
gebruik zal worden gemaakt, zodanig zal zijn dat een verstoring zou kunnen
optreden.
Ik kan mij vinden in het standpunt dat de overheid de reproduktieve vrijheid
van ouders in beginsel behoort te respecteren en daarvan slechts mag afwijken
om te voorkomen dat de belangen van anderen worden geschaad. Gezien de kanttekeningen
die ten aanzien van de ethische aanvaardbaarheid van geslachtskeuze moeten
worden geplaatst, ben ik van mening dat dit een ongewenste ontwikkeling is.
Stand van zaken
Ik heb de Inspectie voor de Gezondheidszorg verzocht zich op de hoogte
te stellen van de situatie in het behandelcentrum te Utrecht en mij over zijn
bevindingen te rapporteren.
De inspecteur heeft een eerste bezoek gebracht aan het behandelcentrum
te Utrecht. Er blijkt thans niet het personeel noch de apparatuur om
de behandeling te kunnen verrichten. In de loop van de volgende week zal de
inspecteur zijn onderzoek voortzetten.
Conclusie
Uit het bovenstaande zal het u duidelijk zijn dat het mijn wens is om
deze praktijk te voorkomen. Ik zal hiertoe de benodigde stappen ondernemen.
Ik sluit daarbij het treffen van wettelijke maatregelen zeker niet uit. Ik
vestig er overigens wel de aandacht op dat het, in verband met de te doorlopen
procedures van een wetgevingstraject, onvermijdelijk is dat daarmee geruime
tijd gemoeid is.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers