24 229
Beleidsinitiatieven ter verhoging van de kennisintensiteit van de Nederlandse economie

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 16 oktober 1997

Bij de behandeling van het door hem gedane voorstel tot verzelfstandiging van het netwerk van InnovatieCentra (ICn) in de vaste commissie voor Economische Zaken van uw Kamer op 16 september 1993 (TK 1993/94, 199960, nr. 23), is door mijn ambtsvoorganger toegezegd dat drie jaar na dato van de verzelfstandiging een evaluatie zal plaatsvinden naar het functioneren en presteren van het dan verzelfstandigde netwerk. De resultaten van dit evaluatie-onderzoek, welke de jaren '94 t/m 96 betreffen, bied ik u hierbij aan.1

De vraagstelling

Het voorlaatste evaluatie-onderzoek naar de InnovatieCentra (ICa) (TK 1992/93, 19 960, nr. 22) was, met het oog op de voorgenomen verzelfstandiging, gericht op het vastleggen van het functioneren en presteren van de centra. Deze evaluatie, van februari 1993, gaf aan dat de ICa op dat moment een erkende plaats in de technologische kennisinfrastructuur hadden veroverd en dat de waardering van de bedrijven voor de diensten van de ICa zeer bevredigend was. Het opnieuw vastleggen van het functioneren en presteren van de ICa is één functie van de voorliggende evaluatie. Daarnaast is dit evaluatie-moment aangegrepen om de positie en de rol van de ICa in het kennisdiffusieproces naar het MKB aan een beschouwing te onderwerpen. De keuze van doelgroepen, de rol in de kennismarkt, de effectiviteit van het functioneren en ontwikkelingen in deze positie en rol zijn hierbij aan de orde gesteld.

Om de verkregen inzichten tevens een rol te laten spelen bij het positioneren en richten van de, na de integratie tussen het IC-netwerk en de eerstelijns adviestaken van het Instituut voor Midden- en Kleinbedrijf (IMK) ontstane, nieuwe voorlichtings- en adviesinstantie zijn bij een aantal onderzoeksvragen ook de klanten van de eerstelijns adviesdiensten van het IMK meegenomen. Over deze integratie en de opzet van het nieuwe netwerk heb ik u overigens bij brief (TK 1996/97, 24 243, nr. 5) op de hoogte gesteld.

Conclusie en beleidsimplicaties

Hoewel de resultaten door de wat andere opzet van het onderzoek niet «één op één» vergelijkbaar zijn met de resultaten uit 1993 is de conclusie dat de ICa op dit ogenblik een gelijke, en zeker niet mindere, score halen dan drie jaar geleden. Dat deze score echter niet tot zelfgenoegzaamheid mag leiden en dat er zeker verbeteringen zijn aan te brengen blijkt uit het «totaal rapportcijfer» van 7,4. Voor een goed begrip van dit cijfer zij er op gewezen dat wat hier gemeten is de verwachtingen zijn die de klant ten aanzien van het gebodene heeft.

De rol en positie in de kennisinfrastructuur, zoals die in 1993 is vastgesteld, is herbevestigd. Tegelijkertijd blijkt deze rol geëvolueerd te zijn in een rol die de ICa ook centraal doen staan in het regionaal-economische ontwikkelingsbeleid. Een ontwikkeling die bij de start van de ICa niet was voorzien maar zonder meer gunstig kan worden genoemd. De verbreding van «technologische innovatie» naar «innovatie gelieerd aan strategie en bedrijfsvoering» in de missie- en taakuitoefening is een ontwikkeling die ook definitief blijkt te zijn doorgebroken.

Verder komt naar voren dat de missie en taak van het netwerk in deze drie jaar verder vorm hebben gekregen en zijn gerijpt tot een beproefde en uitgebalanceerde set van aanpakken, methoden en technieken die ook effectief lijken te zijn. Wat dit laatste betreft kan nu, weliswaar op indirecte manier en met inachtneming van de ceteris paribus clausule, een onderscheid worden aangegeven tussen de kennisintensiteit van de IC-klant en de niet-IC-klant. De IC-klant kent een waarneembaar grotere toename in kennisintensiteit dan de niet-IC-klant.

De ICa hebben zich dus ook de afgelopen drie jaar ruimschoots bewezen en zijn niet stil blijven staan in hun ontwikkeling. Dat de prestaties en resultaten ook weer niet van die aard zijn dat er geen verbeteringen mogelijk zijn blijkt uit het «totaal rapportcijfer». En op een aantal concrete punten worden verbeteringen voorgesteld die de kwaliteit van de te leveren diensten zullen verhogen. Uit de eerste reacties van ICn-zijde mag ik opmaken dat deze suggesties daar zullen worden opgepakt.

Daarnaast zijn een aantal overwegingen naar voren gebracht die bij de positionering en strategievorming van de, per 1 januari aanstaande, nieuw gevormde voorlichtings- en adviesinstantie een rol zullen spelen. Het rapport doet aanbevelingen ten aanzien van de doelgroepen, het op te bouwen imago en de duur en inhoud van het «eerstelijns advies-traject».

In het overleg dat ik met het ICn en de eerstelijns adviesdienst van het IMK over de integratie van beide partijen voerde, zullen deze aanbevelingen naar voren worden gebracht.

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven