24 225
Veiligheidsbeleid 1995–1998

nr. 19
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 19 maart 1998

Naar aanleiding van een tweetal moties over de relatie tussen toezichthouders en de politie bericht ik u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het volgende over de uitvoering van de moties.

Mede naar aanleiding van de motie van mevrouw Scheltema-de Nie c.s. (24 225, nr. 14) is een nadere handreiking opgesteld ten behoeve van gemeenten en politie, waarmee inhoud kan worden gegeven aan de gewenste samenwerking tussen de politie en toezichthouders.

Deze handreiking, die u als bijlage bij deze brief aantreft,1 is vastgesteld na overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Stichting Stadswacht Nederland en het Nederlands Politie Instituut. De handreiking zal worden verzonden aan de gemeenten en de politiekorpsen.

Naar aanleiding van de motie van de heer Van Heemst c.s. (24 225, nr. 16) heeft opnieuw overleg plaats gevonden met de in de motie genoemde organisaties. Ten aanzien van de mogelijkheden en grenzen voor de inzet van de middelen van de Regeling Extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen (EWLW) ten behoeve van de politie kan verwezen worden naar de brieven die ik op 16 mei (TK 1997–1998, 23 972, 25 616, nr. 23) en 24 november 1997 (TK 1997–1998, 24 225, nr. 13) aan uw Kamer heb gezonden. Inmiddels is het mogelijk geworden om 10% van de middelen van de regeling EWLW in te zetten op terreinen die niet als zodanig zijn genoemd in de regeling EWLW. Dat betekent dat bijvoorbeeld ook administratief-technische functies bij de politie in aanmerking kunnen komen, mits voldaan wordt aan de overige voorwaarden van de regeling. Op dergelijke functies is de rechtspositie van de politie van toepassing. Bij de aanbieding van de handreiking aan de politiekorpsen zal ik de korpsen wijzen op de mogelijkheden om ook voor die functies subsidie aan te vragen.

Ik hoop u hiermee afdoende te hebben geïnformeerd over de uitvoering van de genoemde moties.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven