24 225
Veiligheidsbeleid 1995–1998

nr. 18
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 19 november 1997

Op 16 maart 1995 hebben de besturen van de regionale brandweren zich met mij verbonden aan een plan van aanpak om in deze kabinetsperiode de brandweer en rampenbestrijding bestuurlijk, organisatorisch en operationeel te versterken. Ter uitvoering van dit plan van aanpak is het Project Versterking Brandweer (PVB) gestart.

In mijn brief van 29 februari 1996 (TK 1995–1996, 24 400, VII, nr. 35) heb ik u geïnformeerd over de doelstelling en het beoogde eindresultaat van dit project, alsmede over de wijze van uitvoering. Bij de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Rampenwet op 12 september 1996 (TK 1996–1997, nr. 109–7079) heb ik de toezegging gedaan dat ik u na de zomer 1997 zou informeren over de voortgang van het PVB en de bereikte resultaten.

Met de voortgangsrapportage van de Stuurgroep PVB1 en mijn reactie daarop in deze brief doe ik die toezegging gestand. Een algehele rapportage over de stand van zaken met betrekking tot de voorbereiding op de rampenbestrijding zal ik u in december 1997 toesturen.

In haar rapportage geeft de Stuurgroep PVB een uitgebreide en ook heldere analyse van de voortgang die tot dusverre met het PVB in de regio's is geboekt en wordt op basis daarvan een aantal conclusies getrokken. Verder doet de stuurgroep een aantal aanbevelingen met betrekking tot de afronding van het project en de invoering van de versterkte brandweren.

De voortgangsrapportage van de Stuurgroep PVB is op 20 oktober besproken met de besturen van de regionale brandweren.

Met de stuurgroep ben ik van mening dat met het PVB in het gehele land een onomkeerbaar proces in gang is gezet om de kwaliteit van de rampenbestrijding te verbeteren.

Voor de eerste keer is door alle gemeenten de kwaliteit van de voorbereiding van de rampenbestrijding systematisch onder de loep genomen. Tevens is de samenhang met de dagelijkse brandweerzorg beschouwd. Langs deze lijn zijn alle knelpunten en tekortkomingen in beeld gebracht. Een uitgebreide analyse daarvan is opgenomen in de voortgangsrapportage. Een aantal van deze knelpunten was reeds bekend op grond van eerdere onderzoeken en evaluaties van incidenten.

Het algemeen beeld dat uit de analyse van de knelpunten naar voren komt stelt mij niet gerust. Het blijkt dat bij de meeste gemeenten nog nauwelijks sprake is van een structurele en systematische aandacht voor de rampenbestrijding. De voorbereiding is veelal niet gebaseerd op een deugdelijke analyse van de risico's en het ontbreekt aan duidelijke afspraken tussen gemeenten en betrokken diensten over verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden.

Het belang van de inventarisatie van de knelpunten door de gemeenten is in elk geval dat de rampenbestrijding nadrukkelijk onder de aandacht van de verantwoordelijke besturen is gebracht.

Gemeentebesturen herkennen de bestaande knelpunten en erkennen nadrukkelijk hun verantwoordelijkheid om deze op te lossen.

Met de «Referentiekaders gewenst zorgniveau», die in nauwe samenwerking met het veld zijn ontwikkeld, is inzicht verkregen in het vereiste kwaliteitsniveau van brandweerzorg en rampenbestrijding. Het besef is gegroeid dat de voorbereiding op grootschalige incidenten en rampen een bovenlokale aanpak vergt. De bereidheid bij gemeenten is aanwezig om in regionaal verband bindende afspraken te maken en daarmee de rampenbestrijding ook in bestuurlijke zin te versterken. Daarmee is naar mijn opvatting een belangrijke aanzet gegeven voor een structurele kwaliteitsverbetering van de rampenbestrijding.

De rampenbestrijding steunt op het principe van de opschaling. Taken die in de dagelijkse praktijk worden uitgevoerd, moeten kunnen opschalen naar grootschalig en multidisciplinair optreden. Daarom dient de rampenbestrijding, waar het het aandeel van de gemeentelijke brandweren betreft, te worden ingebed in de dagelijkse brandweerzorg.

Dat vraagt derhalve om kwaliteitsverbetering van de dagelijkse brandweerzorg, met name waar het gaat om het voorkomen, beperken en beheersen van risico's. Het zijn juist deze aspecten die meer bestuurlijke aandacht vragen.

Met de stuurgroep ben ik van mening dat in het project tot nu toe de rampenbestrijding vrijwel uitsluitend als een brandweeraangelegenheid is benaderd. De inbreng en de betrokkenheid van de andere disciplines is veelal buiten beschouwing gebleven.

Dit baart mij zorgen omdat de onderlinge samenwerking tussen de verschillende diensten van essentieel belang is voor een adequate rampenbestrijding. Ervaringen met een aantal grootschalige incidenten, zoals recente vliegtuig- en verkeersongevallen, hebben aangetoond dat deze samenwerking nadrukkelijk verbetering behoeft.

Van de brandweer mag worden verwacht dat zij, vanuit haar coördinerende rol, de andere disciplines actief betrekt bij de voorbereiding op de rampenbestrijding. Anderzijds zullen ook de andere disciplines bereid moeten zijn om hun inbreng te leveren. Waar het gaat om de geneeskundige hulpverleningsorganisatie verwacht ik dat het Project Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen daartoe een krachtige impuls zal geven.

De Raad van Hoofdcommissarissen heeft begin 1996 een rapport over de rol van de politie bij rampenbestrijding geaccordeerd. Daardoor is ook bij de politie, zij het in een aantal regio's aarzelend, een toenemende aandacht voor dit onderwerp.

Met de stuurgroep ben ik van mening dat met de bestuurlijke besluitvorming over de voorgestelde kwaliteitsverbetering het project in een cruciale fase is gekomen. De gemeentebesturen zijn nu aan zet om de voorgenomen versterking van de rampenbestrijding in bestuurlijke, organisatorische en operationele afspraken vast te leggen.

Ik acht het van belang dat de gemeentebesturen en de besturen van de regionale brandweren de besluitvorming daarover nog in deze kabinetsperiode afronden.

De stuurgroep constateert dat bij de besluitvorming over en de invoering van de versterkte brandweren een tweetal factoren van belang is, te weten: de bekostiging van de noodzakelijk geachte kwaliteitsverbetering en de eventuele gevolgen van het kabinetsstandpunt Vernieuwing Bestuurlijke Organisatie. Tijdens eerdergenoemde bijeenkomst met de besturen van de regionale brandweren is dat uitdrukkelijk bevestigd.

Er bestaat bij de gemeentebesturen onzekerheid over de bekostiging van de noodzakelijk geachte kwaliteitsverbetering van de brandweerzorg en de rampenbestrijding.

Reeds bij de start van het PVB heb ik onderkend dat de door de gemeenten en mij gewenste kwaliteitsverbetering van de rampenbestrijding en de brandweerzorg gepaard zal moeten gaan met een financiële impuls en dat het realiseren daarvan een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van de gemeenten en het rijk.

Uit voorlopige ramingen van de besturen van de regionale brandweren blijkt dat hiermee mogelijk structureel circa 100 miljoen à 150 miljoen is gemoeid. De besturen van de regionale brandweren tekenen daarbij aan dat de middelen van de gemeenten ontoereikend zijn om daaraan een substantiële bijdrage te leveren. Invoering van de versterkte brandweer zal, volgens de meeste regionale besturen, gepaard moeten gaan met een structurele uitbreiding van het Gemeentefonds.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten is blijkens haar brief van 30 september 1997 eveneens die mening toegedaan.

Daarnaast wordt, gelet op de systeemverantwoordelijkheid voor de rampenbestrijding, een verhoging van de bijdrage van het rijk aan de regionale brandweren verwacht.

Ik ben het eens met de stuurgroep dat met het oog op de voortgang van het project binnen redelijke termijn duidelijkheid moet worden verschaft over de bekostiging.

Teneinde die duidelijkheid te verkrijgen laat ik momenteel, op basis van eerdergenoemde ramingen, onderzoek verrichten naar de aard en precieze omvang van de financiële gevolgen van het PVB en de toedeling daarvan aan de gemeenten en het rijk. In het onderzoek wordt mede betrokken de ontwikkelingen van het uitgavenpatroon voor de brandweerzorg en de rampenbestrijding gedurende de laatste jaren. De resultaten van dit onderzoek zullen begin volgend jaar beschikbaar komen. Over de resultaten van dit onderzoek zal ik overleg voeren met alle betrokken partijen. Ik zal mij inspannen dat alle betrokken partijen, waaronder het rijk, hun verantwoordelijkheid voor de oplossing van de knelpunten nemen. Eventuele financiële consequenties kunnen naar hun aard en in dit stadium niet anders geregeld worden dan in de eerste begroting van het nieuwe kabinet.

Om de meest urgente knelpunten op te lossen heb ik vanaf 1998, voor de versterking van de rampenbestrijding, 12 miljoen extra beschikbaar gesteld. Dit bedrag zal worden aangewend voor een uitbreiding van de personele capaciteit bij de regionale brandweren (totaal ruim 100 formatieplaatsen), waar het gaat om beleidsontwikkeling, managementondersteuning en informatievoorziening. Ik ga ervan uit dat daarmee de regiefunctie van de regionale brandweer waar het gaat om de voorbereiding op de rampenbestrijding, in bestuurlijk en organisatorisch opzicht wordt versterkt.

Om de personele capaciteit op deze terreinen in alle regio's snel op het vereiste niveau te brengen, zijn in nauw overleg met het veld functieprofielen ontwikkeld. De werving en eerste selectie van het aan te trekken personeel zal op landelijk niveau worden gecoördineerd.

In de tweede plaats constateert de stuurgroep dat het draagvlak bij gemeenten voor de besluitvorming over het project wordt beïnvloed door de gevolgen van het kabinetsstandpunt Vernieuwing Bestuurlijke Organisatie voor de bestuurlijke inbedding van de brandweer en rampenbestrijding. De stuurgroep stelt vast dat voor provincialisering van de brandweer bij gemeenten geen draagvlak bestaat. In lijn met hetgeen ik heb gesteld in mijn brief van 29 februari 1996 aan de Tweede Kamer zal ook de brandweer- en rampenbestrijding uiteindelijk betrokken moet worden in de discussie over de herverdeling van regionale taken. Ik heb daarbij benadrukt dat de uitvoering van het PVB niet als gevolg van deze discussie tot stilstand mag komen.

Het is niet verantwoord om de noodzakelijke versterking van de rampenbestrijding uit te stellen tot de discussie over de vernieuwing van de bestuurlijke organisatie is afgerond.

Bij de afronding van de discussie over de herverdeling van taken zullen de bestuurlijke, organisatorische en operationele maatregelen, die als resultaat van het PVB worden getroffen, worden meegenomen.

Ik hecht eraan te benadrukken dat de verantwoordelijkheid van gemeenten voor de brandweerzorg en de rampenbestrijding ook in de toekomst dient te blijven gehandhaafd. De vorming van provinciale brandweren waar gemeentelijke brandweren in opgaan, is niet aan de orde. Niettemin kunnen gemeenten er niet aan voorbijgaan dat voor een adequate voorbereiding op de rampenbestrijding, een bovenlokale regie is vereist. Ik sluit niet uit dat hier ook een rol voor de provincie kan zijn weggelegd.

Met de stuurgroep ben ik van mening dat de komende periode de besluitvorming over en invoering van de versterkte brandweren in de regio's voortvarend ter hand moet worden genomen. De aanbevelingen die de Stuurgroep PVB aan mij heeft gedaan om dit proces in de regio's te blijven stimuleren en ondersteunen neem ik over.

Allereerst zal ter ondersteuning van de regionale projecten de landelijke projectstructuur vooralsnog in stand worden gehouden.

Verder zullen in de eerstkomende periode mijn beleidsinspanningen op het terrein van de voorbereiding van de rampenbestrijding, met name erop worden gericht om de regio's te ondersteunen bij het oplossen van de meest dringende knelpunten.

Voorts heb ik aan de Commissarissen van de Koningin gevraagd om vanuit hun verantwoordelijkheid voor de rampenbestrijding de voorbereiding op de rampenbestrijding in hun provincie in de volle breedte te verbeteren en in dat verband de besluitvorming en de invoering van de organisatieplannen brandweerzorg en rampenbestrijding te bevorderen en waar mogelijk te ondersteunen.

Het is van belang dat de voorbereiding op de rampenbestrijding structureel en systematisch ter hand wordt genomen. Het Project Versterking Brandweer biedt daarvoor de bestuurlijke en organisatorische kaders. Dat proces mag niet stagneren. Ik zal, vereenkomstig de afspraken over het Project Versterking Brandweer, gezamenlijk met de Koninklijke Nederlandse Brandweer Vereniging bezien welke maatregelen, naast de reeds genoemde, moeten worden genomen om de versterking van de rampenbestrijding in het gehele land daadwerkelijk gestalte te geven.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven