24 225
Veiligheidsbeleid 1995–1998

nr. 1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 16 juni 1995

Namens het kabinet bied ik u hierbij de nota Veiligheidsbeleid 1995–1998 aan. Hiermee geeft het kabinet uitvoering aan een toezegging die is gedaan bij de behandeling van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor 1995 alsmede aan het regeerakkoord. Daarin is onder meer afgesproken:

«Voor de overheid en dus ook voor politie en justitie, omvat veiligheid meer dan repressie waar die nodig is; preventie en hulpverlening zijn even belangrijk. Gebiedsgerichte samenwerking tussen politie en andere hierbij betrokken overheidsinstanties en particuliere organisaties zal daarom worden bevorderd.»

«Voor de noodzakelijke afstemming van dit integraal veiligheidsbeleid is een minister verantwoordelijk: de minister van Binnenlandse Zaken.»

Bij het optreden van dit kabinet is deze verantwoordelijkheid onder mij komen te ressorteren.

Het zorg dragen voor veiligheid is een kerntaak van de overheid en onlosmakelijk verbonden met leefbaarheid, tolerantie en integriteit. De mate waarin de overheid erin slaagt een zeker niveau van veiligheid te garanderen, bepaalt in belangrijke mate de legitimiteit van die overheid. Als het bestuur er op dit punt niet in slaagt aan de verwachtingen van de burgers te voldoen, leidt dit tot afnemend vertrouwen in het probleemoplossend vermogen van de overheid. Met als uiterste consequentie, dat burgers hun eigen oplossingen zoeken en zich afkeren van de samenleving en van het democratisch gekozen bestuur.

Een adequate aanpak van onveiligheid vraagt om een vernieuwde manier van omgaan met politieke, bestuurlijke en ambtelijke verantwoordelijkheden. De grote uitdaging is nu om op basis van politieke en bestuurlijke prioriteitstelling samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en burgers tot een integrale afweging te komen, waardoor de veiligheid wordt vergroot. Onder regie van het openbaar bestuur en justitie is een concrete, probleemgerichte aanpak nodig, waarbij aandacht wordt besteed aan alle schakels in de veiligheidsketen: van het bestrijden van onveiligheid naar het voorkomen en beter beheersen. Het gaat daarbij om een optimale combinatie van maatregelen in samenhang met repressie als geloofwaardig sluitstuk. Het veiligheidsbeleid vraagt niet alleen een landelijke aanpak, maar vereist bij uitstek ook lokale aandacht. Het gemeentelijk bestuursniveau is dan ook het niveau waarop een concreet veiligheidsbeleid gestalte moet krijgen.

Met deze nota biedt het kabinet een bijdrage aan het te voeren veiligheidsbeleid, niet alleen op rijksniveau, maar juist ook op andere bestuurlijke niveaus. Vele beleidssectoren kunnen in samenhang de veiligheid vergroten: stadsvernieuwing, sociale vernieuwing, onderwijs, werkgelegenheid, welzijn – vooral gericht op jongeren –, verslavingszorg, verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening, arbeidsomstandigheden, milieu en bedrijfsomgevingsbeleid.

Bijgaande nota bevat de hoofdlijnen van het integrale veiligheidsbeleid van het kabinet:

– het kabinet zal op rijksniveau sociale en fysieke factoren die de veiligheid beïnvloeden meewegen bij zijn besluitvorming. Bij de beleidsontwikkeling en de beleidsuitvoering zal daardoor rekening worden gehouden met effecten op veiligheid;

– kennis van en inzicht in onveiligheid zullen worden vergroot;

– samenwerking tussen alle betrokken partijen zal worden gestimuleerd, zowel lokaal en regionaal als op rijksniveau;

– in het bijzonder stelt het kabinet, mede op basis van het Regeerakkoord, bij voorrang een aantal programma's voor, gericht op de concrete aanpak van actuele veiligheidsvraagstukken:

· het terugdringen van de groeiende onveiligheid veroorzaakt door jongeren, door het bieden van perspectief in combinatie met een consequente en alerte handhaving. In dit licht moeten ook de in deze nota gepresenteerde kabinetsvoornemens naar aanleiding van het advies van de Commissie Van Montfrans met betrekking tot de aanpak van jeugdcriminaliteit worden gezien;

· het maximaal benutten van bestuurlijke mogelijkheden om de overlastaspecten van het druggebruik te bestrijden. Het kabinet zal het drugbeleid in den brede aan de orde stellen in de nog uit te brengen drugnota;

· het vergroten van de veiligheid op straat en in wijken onder andere door uitbreiding van het aantal toezichthouders;

· het verkleinen en beter beheersen van de kans op rampen en ongevallen en beperking van de effecten daarvan door vergroting van het risicobewustzijn, aandacht op alle bestuurlijke niveau's voor veiligheid bij besluitvorming over de inrichting van de openbare ruimte en infrastructurele projecten, en, conform de bestaande plannen, versterking van de brandweer.

Het kabinet ziet deze nota als uitvloeisel van de Integrale Veiligheidsrapportages 1993 en 1994, waarin de veiligheidssituatie in ons land werd beschreven en geanalyseerd. Met deze rapportages en de verschillende geboden handreikingen is ook op lokaal niveau het veiligheidsbeleid gestimuleerd. Met waardering stelt het kabinet vast dat die lijn is aangeslagen en ook is vastgelegd in vele collegeprogramma's. De ervaringen die de laatste jaren zijn opgedaan bevestigen het kabinet in zijn mening, dat expliciete aandacht voor de sociale en fysieke factoren een grote bijdrage levert aan een veiligheidsbeleid waarmee feitelijke inbreuken op de veiligheid teniet worden gedaan, de veiligheidsbeleving wordt vergroot en nieuwe veiligheidsproblemen worden voorkomen.

Deze nota is een belangrijke bouwsteen van het kabinetsbeleid voor de vergroting van de veiligheid in Nederland. Specifiek voor de grote steden zijn door het kabinet in samenwerking met die steden gerichte actieprogramma's opgesteld om het sociaal en economisch fundament te versterken. Daarbij worden, in relatie met de hoofdlijnen van de nota Veiligheidsbeleid, maatregelen genomen om de veiligheid te vergroten.

Het kabinet kiest voor een brede aanpak van onveiligheid op een beperkt aantal speerpunten. Daarvoor is extra geld uitgetrokken, naast de financiële middelen die nu reeds in de diverse begrotingen beschikbaar zijn en voor veiligheidsbeleid kunnen worden ingezet. De kern van veiligheidsbeleid is dat bestaande middelen en instrumenten op verschillende beleidsterreinen in samenhang worden ingezet, opdat van daaruit een positief effect op de veiligheidssituatie ontstaat. Dat, meer dan het inzetten van nieuw geld, is de opdracht die het kabinet zichzelf heeft gesteld.

In een open en kritische dialoog met gemeenten, politie, openbaar ministerie, brandweer, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties zal het kabinet uitvoering geven aan deze beleidsvoornemens. Het kabinet is ervan overtuigd dat veiligheid alleen duurzaam tot stand zal komen, als preventieve maatregelen onder bestuurlijke regie hand in hand gaan met adequate handhaving. Voor deze politieke keuze – onverlet latend de primaire verantwoordelijkheid van individuele bewindslieden voor relevante onderdelen van deze nota – tekent het hele kabinet.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

Naar boven