24 219
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de verlengingsprocedure van voorlopige hechtenis

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de verlengingsprocedure van voorlopige hechtenis.

De toelichtende memorie (en bijlagen) die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

15 juni 1995

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de procedure van de verlenging van de voorlopige hechtenis te vereenvoudigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 66, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

Het tweede lid komt te luiden:

2. Wanneer het bevel is gegeven op de terechtzitting, dan wel binnen de krachtens het eerste lid bepaalde termijn, het onderzoek is aangevangen, blijft het bevel van kracht totdat zestig dagen na de dag van de einduitspraak zijn verstreken.

B

Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:

Het tweede lid komt te luiden:

2. Wanneer binnen de in het eerste lid, eerste volzin, bedoelde termijn een bezwaarschrift overeenkomstig een der artikelen 250 en 262 is ingediend, blijft het bevel, – onverminderd het bepaalde in artikel 66, tweede lid, – van kracht totdat dertig dagen zijn verstreken sedert de dag waarop onherroepelijk op het bezwaarschrift is beslist.

C

Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:

Het eerste lid komt te luiden:

1. Uiterlijk drie dagen na de tenuitvoerlegging kan de verdachte van de beslissing van de rechtbank, houdende een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding bij het gerechtshof in hoger beroep komen. De termijn bedoeld in artikel 408, eerste lid, is niet van toepassing.

D

Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor het huidige artikel wordt een 1. geplaatst.

b. Als tweede lid wordt toegevoegd:

2. Een bevel tot voorlopige hechtenis gaat in op het ogenblik waarop de verdachte ter tenuitvoerlegging van dat bevel wordt aangehouden dan wel op het tijdstip waarop de tenuitvoerlegging van een ander bevel tot vrijheidsbeneming, in dezelfde zaak gegeven, eindigt.

E

Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid komt te luiden:

1. Na de aantekening van beroep van de einduitspraak worden de bevelen tot gevangenneming, gevangenhouding dan wel verlenging daarvan gegeven door de rechter in hoogste feitelijke aanleg. De artikelen 65, tweede lid, 66, tweede lid, en 67 tot en met 69, zijn op deze bevelen van overeenkomstige toepassing.

b. Het derde lid komt te luiden:

3. Een bevel tot gevangenneming of tot gevangenhouding wordt door de rechter in hoogste feitelijke aanleg, vóór de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, op vordering van het openbaar ministerie gegeven voor ten hoogste zestig dagen. De geldigheidsduur van een dergelijk bevel kan telkens worden verlengd met dien verstande dat het bevel en de verlengingen daarvan een periode van honderdtachtig dagen niet te boven gaan. De verdachte wordt in de gelegenheid gesteld op de vordering te worden gehoord.

F

Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan het eerste lid wordt toegevoegd: De vordering onderscheidenlijk het verzoek zijn met redenen omkleed.

b. Het vijfde lid komt te luiden:

5. De verdachte en de waarborg worden in de gelegenheid gesteld op het verzoek als bedoeld in het eerste lid, te worden gehoord. Van het horen kan worden afgezien, indien het verzoek niet met redenen is omkleed.

G

Artikel 277a wordt als volgt gewijzigd:

a. De tweede zin van het tweede lid komt te luiden:

2. Om klemmende redenen kan zij echter een langere termijn stellen, doch in geen geval langer dan negentig dagen.

b. Het derde lid vervalt.

H

Artikel 406 wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor de tekst van het bestaande artikel wordt het cijfer 1. geplaatst.

b. Het eerste lid komt te luiden:

1. Tegen vonnissen die geen einduitspraken zijn, is het hoger beroep slechts gelijktijdig met dat tegen de einduitspraak toegelaten.

c. Een nieuw tweede lid wordt toegevoegd dat luidt:

2. Het eerste lid is niet van toepassing in het geval dat hoger beroep wordt aangetekend tegen het bevel tot gevangenneming en tegen de afwijzing van een verzoek tot opheffing van het bevel tot gevangenhouding.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Dit tijdstip kan voor de verschillende onderdelen van artikel I verschillend zijn.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

Naar boven