Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24199 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24199 nr. 5 |
Ontvangen 9 oktober 1995
De leden van de CDA-fractie vroegen in hoeverre het aanwezig zijn ter bescherming van depositoverschaffers van een collectieve garantieregeling de kans vergroot dat depositohouders – derhalve kredietinstellingen – grotere risico's nemen die mogelijkerwijs in onverhoopte situaties, tot een deconfiture kunnen leiden. In reactie op deze vraag merkt de ondergetekende op deze kans niet waarschijnlijk te achten. Dit is met name het gevolg van de opzet die gekozen wordt voor het depositogarantiestelsel, alsmede van het toezicht dat op kredietinstellingen wordt uitgeoefend. De Nederlandse collectieve garantieregeling wordt op basis van een omslagstelsel gevoed door alle deelnemende kredietinstellingen en kent in dit verband een maximum-bedrag voor de uitkering. Voorts geldt dat De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) op grond van de bepalingen van de Wet toezicht kredietwezen 1992 (Wtk'92) bedrijfseconomisch toezicht uitoefent op de hier bedoelde depositohouders. De risico's die deze depositohouders bij het uitzetten of beleggen van bij depositoverschaffers aangetrokken gelden nemen, vinden dan ook hun weerslag in de solvabiliteitsvereisten op grond van de solvabiliteitsregels van DNB. Volledigheidshalve wordt tot slot opgemerkt dat op basis van het huidige artikel 84 Wtk'92 reeds een collectieve regeling tussen DNB en de representatieve organisaties is overeengekomen, terwijl ook onder de Wet toezicht kredietwezen 1978 op grond van artikel 44 van die Wet reeds een collectieve garantieregeling bestond. Voor zover bekend hebben deze regelingen er niet toe geleid dat depositohouders grotere risico's hebben genomen.
Deze leden waren nieuwsgierig te vernemen welke garantieregelingen er zijn binnen de lidstaten van de Europese Unie op het gebied van bank-, verzekerings- en effectenwezen. De garantieregelingen op het gebied van het bankwezen in de lidstaten van de Europese Unie zullen in overeenstemming dienen te zijn met de Richtlijn inzake de depositogarantiestelsels. Deze richtlijn behelst een minimum-harmonisatie van de garantiestelsels voor de bancaire sector. In de bijlage bij deze nota wordt een overzicht gegeven van bestaande regelingen op het gebied van het bank-, verzekerings- en effectenwezen in andere lidstaten. De ondergetekende merkt in dit verband volledigheidshalve op dat op dit moment alleen op het gebied van het bankwezen sprake is van een EU-richtlijn terzake, terwijl op het gebied van het effectenwezen in Brussel nog besprekingen gaande zijn over een Richtlijn Beleggerscompensatiestelsels.
Voorts informeerden de leden van de CDA-fractie wie de collectieve garantieregeling voedt, haar bewaakt en onder welke condities men er gebruik van kan maken en welke toetredingsmogelijkheden er zijn voor nieuwkomers op de markt. De collectieve garantieregeling wordt gevoed door alle deelnemende kredietinstellingen. Hierbij is geen sprake van fondsvorming, doch van een omslagstelsel over alle deelnemende kredietinstellingen volgens een bepaald omslagpercentage. De regeling wordt toegepast op het moment dat DNB heeft vastgesteld dat – naar haar oordeel – een deelnemende kredietinstelling, om redenen die verband houden met haar financiële positie, op dat moment niet in staat lijkt te zijn de deposito's terug te betalen en daartoe ook op afzienbare termijn niet in staat lijkt te zullen zijn. DNB is derhalve belast met de uitvoering en bewaking van de collectieve garantieregeling. In dit verband dienen claims van crediteuren bij DNB te worden ingediend. DNB draagt daarna binnen de in de collectieve garantieregeling afgesproken termijn zorg voor uitbetaling aan de crediteuren. Vervolgens slaat zij het totaal uitbetaalde bedrag om over de deelnemende kredietinstellingen, die aan DNB moeten betalen. Wat betreft de condities voor het gebruik en de toetredingsmogelijkheden voor nieuwkomers geldt dat de collectieve garantieregeling in principe van toepassing zal zijn op alle in Nederland gevestigde kredietinstellingen, die ingevolge artikel 52, tweede lid, onder a, van de Wtk'92 in het register van DNB zijn ingeschreven. Op grond van artikel 84, tweede lid, Wtk'92 kan – indien het overleg tussen DNB en de representatieve organisaties tot overeenstemming heeft geleid – de collectieve garantieregeling bij Koninklijk besluit algemeen verbindend worden verklaard. Indien geen sprake is van overeenstemming biedt artikel 84, vierde lid, Wtk'92 de mogelijkheid aan de minister van Financiën om via Koninklijk besluit zelf een collectieve garantieregeling vast te stellen. Het enige toetredingsvereiste is het zijn van – een ingevolge artikel 52, tweede lid, onder a, van de Wtk'92 – in het Wtk-register ingeschreven kredietinstelling, hetgeen via het systeem van algemeen-verbindend verklaring verplichte deelname aan het systeem inhoudt.
Onder verwijzing naar het bestaan van structuurorganisaties – de zogenaamde financiële conglomeraten –, waarin banken met verzekeringsmaatschappijen samenwerken, alsmede het protocol tussen de Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer terzake, vroegen de leden van de CDA-fractie of het niet voor de hand liggend was om bij het overleg over de collectieve garantieregeling de Verzekeringskamer te betrekken. De ondergetekende wijst er hierbij op dat na de liberalisatie per 1 januari 1990 van het structuurbeleid bank-/verzekeringswezen de vorming van financiële conglomeraten bestaande uit banken en verzekeraars mogelijk werd. Daarbij werd echter niet toegestaan om de activiteiten in één entiteit te verrichten. In het kader van het toezicht werd het vervolgens wel noodzakelijk geacht om nadere regels te geven ten aanzien van conglomeraten, waarin banken en verzekeraars samenwerken. Deze regels betreffen de betrouwbaarheid van het bestuur van de top-holding, de transparantie van de conglomeraatstructuur, een adequate kapitalisatie van het conglomeraat, alsmede de mogelijkheid van informatie-uitwisseling tussen de betrokken toezichthouders. Deze regels laten derhalve onverlet dat de in een dergelijk conglomeraat opererende kredietinstelling onder de bancaire toezichtsregels valt. In dit verband is van belang dat de collectieve garantieregeling alleen van toepassing is op de kredietinstelling en niet op het gehele concern waarin een kredietinstelling eventueel deelneemt. Aangezien het hier een regeling betreft die alleen op kredietinstellingen van toepassing is, ligt het dan ook niet voor de hand de Verzekeringskamer bij het overleg te betrekken.
Tot slot informeerden de leden van de CDA-fractie wat in artikel 84, tweede lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 wordt bedoeld met «alle kredietinstellingen». Artikel 84, tweede lid, van de Wtk'92 ziet op de kredietinstellingen die in Nederland van DNB een vergunning, als bedoeld in artikel 6 van de Wtk'92, hebben gekregen en ingevolge artikel 52 Wtk'92 zijn ingeschreven in het register van DNB, alsmede bijkantoren van bepaalde Spaanse en Griekse kredietinstellingen, genoemd in bijlage III bij de richtlijn, die gebruik maken van de mogelijkheid om tot 31 december 1999 vrijgesteld te worden van de verplichting aan een depositogarantiestelsel deel te nemen. Wat betreft de bijkantoren van kredietinstellingen uit lidstaten van de Europese Unie wijst de ondergetekende erop dat deze krachtens het principe van home country control, dat ook leidend element is van de richtlijn Depositogarantiestelsels, vallen onder de garantieregeling van het land van herkomst. Ten aanzien van bijkantoren van kredietinstellingen uit derde landen kan de minister van Financiën besluiten dat een dergelijk kantoor verplicht is aan de uitvoering van de collectieve garantieregeling mee te werken, indien DNB van oordeel is dat voor de schuldvorderingen op die kredietinstellingen geen garantieregeling van toepassing is, welke gelijkwaardig is aan een met de richtlijn gelijkwaardige dekking.
Garantiestelsels voor kredietinstellingen
(ter voldoening aan de richtlijn inzake de depositogarantiestelsels)
Land | Aansluiting/deelname | Financiering/bijdragen | Cliënten waarvoor de dekking geldt | Dekking | Niveau van de dekking | Inwerkingtreding/interventie |
---|---|---|---|---|---|---|
Frankrijk | Verplicht. | Heffing achteraf proportioneel aan de deposito's die binnen het garantiestelsel vallen, maar op een regressieve schaal afhankelijk van de grootte van de kredietinstelling die een bijdrage levert. | Op grond van de richtlijn moet de dekking gelden voor natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen. | Art. 1 richtlijn geeft een definitie van de deposito's die gedekt moeten zijn. | Per cliënt: FFR 400 000. Valuta: Alle EU-valuta en de ECU. | Art. 1 richtlijn bevat specifieke regeling van het moment van inwerkingtreding/interventie. |
Duitsland | Verplicht. | Fondsvorming door storting van 0.03 % van de schulden aan particuliere cliënten (0.06% = maximum, na additionele bijdragen) | Op grond van de richtlijn moet de dekking gelden voor natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen. | Art. 1 richtlijn geeft een definitie van de deposito's die gedekt moeten zijn. | Per cliënt: 30% van het eigen vermogen van de bank. Valuta: alle valuta. | Art. 1 richtlijn bevat specifieke regeling van het moment van inwerkingtreding/interventie. |
Luxemburg | Verplicht. | Heffing achteraf met limiet. | Op grond van de richtlijn moet de dekking gelden voor natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen. | Art. 1 richtlijn geeft een definitie van de deposito's die gedekt moeten zijn. | Per cliënt: LFR 500 000. Valuta: alle valuta. | Art. 1 richtlijn bevat specifieke regeling van het moment van inwerkingtreding/interventie. |
Portugal | Verplicht. | Fondsvorming: a) 0.2 % (initiële bijdragen) van de totale deposito's van de bank die binnen het garantiestelsel vallen; b) de basis-bijdrage wordt jaarlijks vastgesteld en fluctueert met de solvabiliteitsratio volgens de volgende factoren: Solvabilteitsratio tussen 8 en 10 %: 1.1 %; Solvabiliteitsratio tussen 10 en 12 %: 1 %; Solvabiliteitsratio tussen 12 en 14 %: 0.9%; Solvabiliteitsratio hoger dan 14 %: 0.8 %. | Op grond van de richtlijn moet de dekking gelden voor natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen. | Art. 1 richtlijn geeft een definitie van de deposito's die gedekt moeten zijn. | Per cliënt: 100 % tot een maximum van ESC 3 mio; 75 % tussen ESC 3 mio en ESC 6 mio (maximum = ESC 2 250 000); 50 % tussen ESC 6 mio en ESC 9 mio (maximum = ESC 1 500 000); maximum terug te betalen bedrag = ESC 6 750 000. Valuta: alle valuta. | Art. 1 richtlijn bevat specifieke regeling van het moment van inwerkingtreding/interventie. |
België | Verplicht. | Fondsvorming door storting van 0.02 % van de deposito's binnen het garantiestelsel en een maximum van 0.06 % in het geval van een claim die hoger is dan de financiële capaciteit van het fonds. | Op grond van de richtlijn moet de dekking gelden voor natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen. | Art. 1 richtlijn geeft een definitie van de deposito's die gedekt moeten zijn. | Per cliënt: BF 567 600. Valuta: Alle EU-valuta en de ECU. | Art. 1 richtlijn bevat specifieke regeling van het moment van inwerkingtreding/interventie. |
Spanje | Verplicht. | Fondsvorming door storting van 0.15 % van de totale deposito's van de bank (0.075 % van de totale deposito's van de bank betaald door de centrale bank). | Op grond van de richtlijn moet de dekking gelden voor natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen. | Art. 1 richtlijn geeft een definitie van de deposito's die gedekt moeten zijn. | Per cliënt: PTA 1 500 000. Valuta: alle valuta. | |
Denemarken | Verplicht. | Fondsvorming door storting van 0.2 % van de totale deposito's van de bank (additionele verplichtingen worden verdeeld tussen de instellingen in verhouding tot de totale deposito's met een maximum van 0.2 % jaarlijks). | Op grond van de richtlijn moet de dekking gelden voor natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen. | Art. 1 richtlijn geeft een definitie van de deposito's die gedekt moeten zijn. | Per cliënt: DKR 250 000. Geen limiet voor: – lange-termijn deposito's (pensioendeposito's, etc.); – trust-deposito's; – deposito's door advocaten van gelden van de cliënt. Valuta: alle valuta. | Art. 1 richtlijn bevat specifieke regeling van het moment van inwerkingtreding/interventie. |
Verenigd Koninkrijk | Verplicht. | Fondsvorming met een initiële minimum-bijdrage van UKL 10 000 wanneer een kredietinstelling een vergunning krijgt. De initiële maximum-bijdrage bedraagt UKL 300 000 per kredietinstelling. In geval van tekort vindt naheffing plaats. Het maximum van de totale contributie bedraagt 0,3% van de deposito's die onder het garantieschema vallen | Op grond van de richtlijn moet de dekking gelden voor natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen. | Art. 1 richtlijn geeft een definitie van de deposito's die gedekt moeten zijn. | Per cliënt: 75% voor bedragen < UKL 20 000, derhalve met een maximum van UKL 15 000. Valuta: Alle EU-valuta en de ECU. | Art. 1 richtlijn bevat specifieke regeling van het moment van inwerkingtreding/interventie. |
Ierland | Verplicht. | Fondsvorming met een initiële contributie van 0,2% van de relevante deposito-gelden en andere verplichtingen. Eventueel vindt nog naheffing plaats. | Op grond van de richtlijn moet de dekking gelden voor natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen. | Art. 1 richtlijn geeft een definitie van de deposito's die gedekt moeten zijn. | Per cliënt: 80% voor bedragen < IRL 5 000; 70% voor bedragen tussen IRL 5 000 en IRL 10 000; 50% voor bedragen tussen IRL 10 000 en IRL 15 000; Maximumbedrag is IRL 10 000. Valuta: Alle EU-valuta en de ECU. | Art. 1 richtlijn bevat specifieke regeling van het moment van inwerkingtreding/interventie. |
Italië | Verplicht. | Heffing achteraf op basis van proportionaliteit volgens de formule formule: deposito's + leningen – eigen vermogen. | Op grond van de richtlijn moet de dekking gelden voor natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen. | Art. 1 richtlijn geeft een definitie van de deposito's die gedekt moeten zijn. | Per cliënt: 100% voor bedragen < LIT 200 miljoen; 75% voor bedragen tussen LIT 200 miljoen en LIT 1 miljard; maximum LIT 800 miljoen. Valuta: alle valuta | Art. 1 richtlijn bevat specifieke regeling van het moment van inwerkingtreding/interventie. |
Oostenrijk | Verplicht. | Heffing achteraf op basis van proportionaliteit van het totaal van de deposito's van iedere kredietinstelling die onder het garantiestelsel vallen. Er geldt een maximum van 0,83% van de geschatte risico-activa en de off-balance posten. | Op grond van de richtlijn moet de dekking gelden voor natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen. | Art. 1 richtlijn geeft een definitie van de deposito's die gedekt moeten zijn. | Per cliënt: OS 200 000. Valuta: alle valuta | Art. 1 richtlijn bevat specifieke regeling van het moment van inwerkingtreding/interventie. |
Finland | Verplicht. | Fondsvorming, waarbij een contributie plaatsvindt tussen de 0,01% en 0,5% van de totale activa. | Op grond van de richtlijn moet de dekking gelden voor natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen. | Art. 1 richtlijn geeft een definitie van de deposito's die gedekt moeten zijn. | Per cliënt: onbeperkt. Valuta: alle valuta | Art. 1 richtlijn bevat specifieke regeling van het moment van inwerkingtreding/interventie. |
Beleggerscompensatiestelsel in de EU per 4 november 1993
Land | Benaming, vorming en beheer | Aansluiting/deelname | Financiering/bijdragen | Cliënten waarvoor de dekking geldt | Dekking | Niveau van de dekking | Inwerkingtre- ding/interventie |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Frankrijk Beleggingsondernemingen | Garantiefonds, Voorwaarden voor functioneren vastgesteld door de Conseil des Bourses de valeur krachtens artikel 6 van wet nr. 88.70 van 22.1.88 | Alle beursvennootschappen zijn verplicht aangesloten. | Vastgesteld door de CBV. | Houders van een rekening op naam bij een beursvennootschap. | Contanten en effecten, inclusief deelnemingsbewijzen van beleggingsfondsen en SICAV's, maar geen edelmetaal. | Ontbrekend geld: max. 500 000 FF per cliënt (=76 000 ecu). Ontbrekende effecten: max. 2 500 000 FF (= 379 500 ecu) met een totaal plafond van 200 miljoen FF per faillissement. Naar verluidt zijn 99% van alle rekeningen door bovenstaande bedragen gedekt. | Het in gebreke blijven moet zijn vastgesteld en gepubliceerd door de Société des Bourses Françaises. Cliënten hebben drie maanden de tijd om hun vorderingen in te dienen. |
Duitsland De banken zijn met afstand de belangrijkste aanbieders van beleggingsdiensten (als bedoeld in de RBD). De Freimakler en Kursmakler bij voorbeeld handelen niet rechtstreeks met het publiek. | Depositobe- schermingsfonds van de Bondsfederatie van Duitse Banken. | Banken. Vrijwillig, op voorwaarde dat aan bepaalde criteria voldaan is. | Bijdrage bij toelating. Jaarlijkse bijdrage van 0,3 promille van deposito's van niet-banken. | Alle niet-bancaire depositogevers. | Geleden verlies van deposito's. Niet omschreven, maar dekt alle verplichtingen van banken. | 30% van het eigen vermogen van de bank per cliënt. | Besluit hiertoe is bevoegdheid van het Fondscomité. Wet garandeert dat effectenbezittingen van beleggers ingeval van insolventie onaantastbaar zijn. |
Luxemburg | Garantiefonds effectenmakelaars Caisse de Garantie des Agents de Change. | Vrijwillig. Aansluiting beperkt tot effectenmakelaars en leden van de effectenbeurs of niet-bancaire financiële instellingen waarvan effectenhandel de belangrijkste activiteit is. | Eerste bijdrage van 500 000 LFR. Jaarlijkse bijdrage gebaseerd op cliëntendeposito's in bezit. Deposito's van 0–50 milj. LFR=30 000 LFR 50–500 LFR=50 000 >LFR 500 LFR=100 000 LFR. | Alle cliënten van de wis- selagenten. | Max. 250 000 LFR per cliënt (=6 200 ecu). Grens van 20% van de activa van het garantiefonds op 31.12 van het jaar voorafgaand aan het faillissement. | ||
Portugal | Momenteel bestaat er geen fonds. Instelling van een fonds is gepland, maar geen gegevens beschikbaar. | ||||||
Nederland | Er bestaat geen fonds dat beleggers rechtstreeks schadeloos stelt. Twee regelingen: 1. Omslagfonds van de Vereniging voor de Effectenhandel (VvdE); wordt beheerd door een Stichting. | Ondernemingen die lid zijn van de VvdE. | Heffing voor alle leden gebaseerd op inkomsten 2/3 van banken en effectenmakelaars 1/3 van de hoeklieden. | Compensatie wordt niet rechtstreeks aan beleggers betaald: dekt tekorten van leden ingeval van ingebreke blijven. | NVT | NVT | Besluit hierover is bevoegdheid van bestuur van de stichting; alleen voor op de beurs verrichte transacties. |
2. Garantie- fonds van de centrale bank (DNB). | Verplicht voor alle kredietinstellingen. | Collectief garantiestelsel. Totaal uit te keren bedrag omgeslagen naar rato van omvang van de omzet. | Particulieren, verenigingen en stichtingen die geen onderneming zijn. | Kasrekeningen en effecten in deposito. | Max. 40 000 HFL per crediteur (=18 200 ecu). | ||
België | Bij de wet van 4.12.90 werd de Garantiekas van de beursvennootschappen opgericht. Bij Koninklijk besluit van 2.1.91 werd in het kader van de kas een «interventiefonds» ingesteld, dat wordt beheerd door een Raad van Bestuur. | Verplicht voor alle beursvennootschappen naar Belgisch recht. | Eenmalige bijdrage op basis van vermogen of aantal wisselagenten. Jaarlijkse bijdrage op basis van de omzet. | 2,5 miljoen BFR per crediteur (=62 200 ecu). 0,5 miljoen BFR voor kasdeposito's (=12 400 ecu). Max. 200 miljoen BFR per faillissement en 250 miljoen BFR per jaar. | Een beursvennootschap moet in gebreke zijn gebleven: faillissement of gerechtelijk akkoord. Ook preventief ingrijpen is mogelijk. | ||
Spanje | Nieuwe maatregelen betreffende de bescherming van beleggers worden bestudeerd. | ||||||
Denemarken | In Denemarken bestaat geen compensatiestelsel. | ||||||
Verenigd Koninkrijk | Beleggerscompensatiestelsel opgericht door de SIB in 1988 krachtens sectie 54 van de FSA; wordt beheerd door een aparte beheersmaatschappij, Investors Compensation Scheme Limited. | Verplicht voor leden van de deelnemende SRO's en ondernemingen die rechtstreeks gereglementeerd worden door de SIB. | Door heffing achteraf op deelnemers aan het stelsel. Kosten van compensatie worden in eerste instantie verhaald op de leden van SRO (of SIB) waar het faillissement plaats had, met wederzijdse bijdragen voor zover noodzakelijk. | Particuliere cliënten en kleine bedrijven. | Verliezen moeten zijn geleden op beleggingsactiviteiten in het VK. | Eerste 30 000 UKL 100% gedekt; volgende 20 000 UKL 90% gedekt, dat wil zeggen maximaal 48 000 UKL per vordering (=61 100 ecu). Maximum per jaar bedraagt 100 miljoen UKL. | De Board moet verklaren dat een onderneming in gebreke blijft, voordat vorderingen in behandeling kunnen worden genomen. ICS moet beschikken over bewijsmateriaal dat de onderneming niet in staat is de vorderingen op haar te betalen. Dit betekent normalerwijze, maar niet noodzakelijkerwijze dat de liquidatie- of faillissementsprocedure in gang moet zijn gezet. |
Ierland | Stock Exchange Compensation Fund. | Leden van de beurs. | Bijdragen worden opgevraagd wanneer dat noodzakelijk is. Het fonds is ten dele verzekerd. | Eigenlijk alleen particuliere cliënten, hoewel niet-professionele beleggingsondernemingen er ook een beroep op kunnen doen (het stelsel heeft daarover beslissingsbevoegdheid). | Contanten en effecten. | Max. 48 000 UKL per cliënt; zelfde basis als in het VK. Algemene limiet van 4,5 miljoen UKL (bedragen in UKL). | Fonds heeft beslissingsbevoegdheid. Het wordt beheerd door de Raad van de ISE, krachtens het reglement van de ISE. |
Griekenland | Bij wet 3078/54 is het compensatiefonds voor transacties van effectenmakelaars opgericht. | Verplicht voor alle effectenmakelaars en ondernemingen. | Door alle nieuwe leden wordt een bijdrage betaald. | Afzonderlijke cliënten en instellingen. | In beurstijd uitgevoerde transacties. | Crediteuren van een gefailleerde makelaar ontvangen diens aandeel in het Fonds, indien noodzakelijk vermeerderd met 20% van hetgeen resteert in het fonds. Als een aantal makelaars tegelijkertijd failliet gaat, kan 80% van het fonds worden uitgekeerd. | De Raad van bestuur van het fonds heeft naar het schijnt beslissingsbevoegdheid over interventie door het fonds. |
Er is een bijzonder fonds ter dekking van beleggingsondernemingen die zich bezighouden met handel buiten de beurs om en met overnemingen. | Extra 15% van het aandelenkapitaal boven 700 000 DR | ||||||
Italië | Bij artikel 15 van de SIMS-wet van 2.1.1991 is het Fondo Nazionale di Garanzia opgericht. De regels hiervoor zijn vastgelegd in een besluit van de Minister van Financiën van 30.9.1991. | Verplicht voor alle tussenpersonen die onder de SIMS-wet vallen. | Vaste eerste bijdrage van 1 miljoen LIT en variabele bijdrage op basis van de omzet. | Alle cliënten, behalve tussenpersonen die vergunning hebben voor eigen rekening of namens derde partijen te handelen. | Vorderingen op geld en vorderingen tot teruggave van effecten, op voorwaarde dat deze worden erkend door de instanties die verantwoordelijk zijn voor de liquidatieprocedure. | Grens van 25% voor de vordering van elke cliënt. Voor elk geval van faillissement mag het fonds niet meer dan 40% van zijn activa uitkeren. | Faillissement/insolventie van een tussenpersoon. |
Garantieregelingen op het gebied van het verzekeringswezen binnen de EU
Voor zover ons bekend bestaat er binnen de EU in 2 staten een garantieregeling voor verzekeraars, te weten in het Verenigd Koninkrijk en in Ierland.
– De Policyholders Protection Act 1975 (PPA) voorziet in een systeem voor compensatie van bepaalde polishouders in geval van insolventie van een verzekeraar met een Britse vergunning. Deze uitvoerder van deze wet is een onafhankelijk lichaam, de Policyholders Protection Board (PPB). Deze bestaat uit 5 leden, benoemd door het Department of Trade and Industry. Drie van deze leden vertegenwoordigen de verzekeringsbedrijfstak, één lid vertegenwoordigt de polishouders en één lid is onafhankelijk.
– Er bestaat geen permanent fonds. Wanneer daartoe een concrete behoefte bestaat wordt aan alle verzekeraars die bevoegd zijn in het UK actief te zijn, een bijdrage in rekening gebracht. De bijdrage geldt voor alle risico's die de verzekeraar dekt, met uitzondering van de branches casco en aansprakelijkheid schepen, casco en aansprakelijkheid luchtvaartuigen en vervoerde zaken. Deze bijdrage moet ook door agentschappen en bijkantoren van verzekeraars met zetel buiten het UK worden opgebracht.
– De bijdrage wordt berekend op basis van het netto premie-inkomen tijdens een kalenderjaar, en mag niet meer bedragen dan 1% van dat premie-inkomen. De bijdrage van schadeverzekeraars dient uitsluitend om het in gebreke blijven van een schadeverzekeraar te ondervangen. Voor levensverzekeraars geldt een identieke regeling.
– Bij liquidatie van een verzekeraar garandeert de PPA de verplichtingen van de verzekeraar voor 100% voor wat betreft verplichte verzekeringen (b.v. aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen).
Bij niet verplichte schadeverzekeringen is dit percentage 90% en dan nog alleen voor particuliere polishouders. Een particuliere polishouder is in dit verband een natuurlijk persoon, een partnership of een ander lichaam zonder rechtspersoonlijkheid bestaande uit alleen natuurlijke personen. Schadeverzekeringen waarbij de belangen van rechtspersonen worden gedekt vallen derhalve niet onder de garantieregeling.
Bij levensverzekeringen wordt een betaling gegarandeerd van 90% van de verplichtingen van de verzekeraar.
– Vergoeding geschiedt alleen ten aanzien van «UK-policyholders». Er is sprake van een «UK-policy» indien de verplichtingen uit de polis deel uitmaken van het verzekeringsbedrijf waarvoor de verzekeraar in het UK over een vergunning beschikte.
De PPA staat thans ter discussie. Enkele van de discussiepunten zijn:
– door de omschrijving van «UK-policy» kunnen ook buitenlandse polishouders onder de regeling vallen als hun verzekering vanuit een vestiging in het UK is gesloten door middel van dienstverrichting.
– door de inwerkingtreding van de derde generatie verzekeringsrichtlijnen (single license) oefent het UK geen toezicht meer uit op agentschappen en bijkantoren van verzekeraars met zetel in een andere lid-staat van de EU. Bezien wordt of dit ertoe moet leiden dat de PPA niet meer op dergelijke vestigingen in het UK van toepassing zal zijn.
Over beide bovengenoemde punten (en een aantal andere) zal naar verluid de Britse regering op korte termijn een standpunt innemen en daarover mededeling doen aan het Britse parlement.
– Het Insurance Compensation Fund (ICF) is een wettelijk fonds waaruit vorderingen van polishouders worden voldaan in geval van insolvente schadeverzekeraars.
Het ICF geldt niet voor levensverzekeraars.
– Er bestaat geen permanent fonds. Wanneer zich een insolventie voordoet dienen schadeverzekeraars bij te dragen aan het ICF.
– De toezichthoudende autoriteit op verzekeraars is van rechtswege bevoegd alle schadeverzekeraars die in Ierland hun bedrijf uitoefenen te verplichten aan het ICF bij te dragen. De bijdrage beloopt maximaal 2% van het bruto premie-inkomen van de verzekeraar met betrekking tot in Ierland gesloten polissen die betrekking hebben op in Ierland gelegen risico's.
– Het ICF keert ten hoogst 65% van de vordering van de polishouder uit, met een maximum van Irl £ 650 000. Alleen polishouders die natuurlijk persoon zijn, hebben recht op uitkering door het fonds.
De Ierse regering heeft nog geen definitief standpunt ingenomen over de vraag welke invloed de derde generatie verzekeringsrichtlijnen heeft op het ICF.
RvE/12-09-1995
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24199-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.