nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van Wet tot wijziging
van de Wet toezicht kredietwezen 1992 ter uitvoering van de Richtlijn inzake
de depositogarantiestelsels.
De toelichtende memorie (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt,
bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage,
31 mei 1995
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet
toezicht kredietwezen 1992 te wijzigen ter uitvoering van richtlijn 94/19/EG
van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 mei 1994
inzake de depositogarantiestelsels (PbEG L 135);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In de Wet toezicht kredietwezen 1992 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A
In artikel 15, eerste lid, wordt na onderdeel e het woord «of»
geschrapt, wordt de punt na onderdeel f vervangen door: «; of»,
en wordt een nieuw onderdeel g toegevoegd, dat luidt als volgt:
g. de kredietinstelling niet voldoet aan het bepaalde in de regeling bedoeld
in artikel 84, tweede of vierde lid.
B
In artikel 84 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. In het eerste lid vervallen «of wijziging» en «of
groepen daarvan», en wordt «natuurlijke personen, verenigingen
en stichtingen» vervangen door «natuurlijke personen, rechtspersonen
en vennootschappen», en wordt «onder a, b of c» vervangen
door «onder a».
b. In het tweede lid wordt «het overleg» vervangen door «het
overleg bedoeld in het eerste lid», en wordt «de kredietinstellingen
als bedoeld in het eerste lid» vervangen door «de kredietinstellingen
bedoeld in het eerste lid alsmede de instellingen die gebruik maken van de
vrijstelling bedoeld in artikel 12 van richtlijn 94/19/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels
(PbEG L 135)».
c. Het derde lid komt als volgt te luiden:
3. Onze Minister kan besluiten dat een kredietinstelling, die ingevolge
artikel 52, tweede lid, onder b, is geregistreerd, verplicht is aan de uitvoering
van de regeling bedoeld in het eerste lid mee te werken, indien de Bank van
oordeel is dat voor de schuldvorderingen op die kredietinstelling geen garantieregeling
van toepassing is, welke gelijkwaardig is aan de dekking bedoeld in artikel
6, eerste lid, van richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad
van de Europese Unie van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (PbEG
L 135).
d. In het vierde lid wordt «het overleg» vervangen door «het
overleg bedoeld in het eerste lid».
e. In het vijfde lid wordt «een garantieregeling» vervangen
door «een regeling», en wordt «de garantieregeling»
vervangen door «deze regeling».
ARTIKEL II
De ingevolge artikel 84 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 geldende
garantieregeling blijft van toepassing op een kredietinstelling die ingevolge
artikel 52, tweede lid, onder b, is geregistreerd, totdat de minister van
Financiën ten aanzien van die kredietinstelling een besluit heeft genomen
als bedoeld in het derde lid van dat artikel, doch uiterlijk tot 1 januari
1996.
ARTIKEL III
In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten wordt
onder de Wet toezicht kredietwezen 1992 na «83, eerste en vierde lid,»
ingevoegd: 84, tweede en vierde lid,.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,