24 189
Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 1995 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 21 juni 1995

Artikel 03.15

De wijziging is gebaseerd op de constatering dat gemeenten de aanvragen voor voorzieningen van f 15 000–f 45 000 later hebben ingediend dan oorspronkelijk was geraamd in de begroting voor 1995. De Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten (RGSHG) biedt ook de ruimte daartoe (overgangsregeling).

De wijziging heeft – op basis van een opgave van de gemeenten van de in behandeling zijnde aanvragen – geleid tot een verhoging van de uitgaven in 1995 met f 48 mln. (en niet zoals in de vraag is aangegeven met f 34,8 mln.).

Het totaal van de uitgaven loopt door in 1996 met f 16 mln..

Artikel 03.16

De bijstelling vloeit voort uit de realisatie van de IHS op dit moment en de doorwerking daarvan in de ramingen. Zie ook het antwoord op de vraag van de D66-fractie hierna.

Voor wat betreft de aangekondigde studie naar de wenselijkheid, mogelijkheden en onmogelijkheden van een stelselherziening van de IHS zal pas bij de bespreking daarvan moeten blijken of extra middelen noodzakelijk zijn.

Ditzelfde geldt voor de eventuele consequenties van beleidsvoorstellen op het terrein van ouderenhuisvesting. In de gemaakte studie zal ik ook ingaan op de relevante elementen die bij de behandeling van de Wet balansverkorting aan de orde zijn geweest. Terzake van de indexering van de kwaliteitskortingsschijven en van de inzet van de normhuurcompensatie zal ik bij de begroting 1996 voorstellen doen met het oog op te treffen maatregelen voor het tijdvak 1 juli 1996–1 juli 1997.

Mede met het oog op een eventueel tegenvallende huurontwikkeling kent de IHS-raming een zogenaamde margereserve van f 45 mln. per begrotingsjaar. Mocht de huurontwikkeling inderdaad hoger uitkomen en er ondanks de genoemde reservering een begrotingstekort ontstaan, dan zal dit conform de regels van budgetdiscipline binnen de eigen begroting dienen te worden opgevangen.

Voor de burger heeft dit overigens geen repercussies, immers voldoet men aan de voorwaarden dan heeft men recht op IHS, ongeacht de vraag of het daarvoor gereserveerde budget toereikend is.

Binnen de geldende regels van budgetdiscipline worden overschotten ten opzichte van de vigerende begroting al naar gelang de aard van de oorzaak op verschillende wijze behandeld. Overschotten met een beleidsmatige achtergrond mogen door het ministerie zelf ingezet worden. Overschotten met een autonome achtergrond, de zogenaamde «meevallers» waar het ministerie zelf geen invloed op heeft gehad, kunnen – in principe – alleen worden aangewend ter compensatie van tegenvallers of vloeien terug naar de algemene middelen. De ontstane overschotten bij de individuele huursubsidie hebben voor een deel een autonome achtergrond en vloeien voor een deel voort uit gevoerd volkshuisvestingsbeleid.

Tegen de achtergrond van 's Rijks brede budgettaire problematiek heeft de ministerraad er evenwel voor gekozen overschotten bij de IHS volledig naar de algemene middelen te laten terug vloeien. Dit laat de in het Regeerakkoord overeengekomen taakstelling van f 200 mln. onverlet. Zoals bekend is een interdepartementale werkgroep ingesteld, die moet adviseren over de toekomst(ige vormgeving) van de IHS. Inclusief de wijze waarop de taakstelling van f 200 mln. gerealiseerd zou kunnen worden.

De rapportage van deze werkgroep zal de Tweede Kamer worden toegestuurd in oktober a.s., in elk geval nog voor de behandeling van de begroting 1996 van VROM.

Wat betreft de volume- en bijdrage-ontwikkeling het volgende. Voor tijdvak 1993–1994 was oorspronkelijk een volume geraamd van 936 000 IHS-ontvangers. De realisatie is uitgekomen op 905 000. In de bijstelling van het volume voor 1994–1995 is de doorwerking van de realisatie van vorig tijdvak inbegrepen.

De ontwikkeling van de gemiddelde bijdrage staat onder invloed van de huurontwikkeling van de populatie IHS-ontvangers. Onder invloed van onder meer het toewijzingsbeleid is de huurontwikkeling van IHS-ontvangers als geheel lager dan die in de totale huursector. Huishoudens met relatief lage huren stromen in de regeling en huishoudens met relatief hoge huren stromen uit.

Zoals ook is aangegeven in het antwoord1 op eerdere vragen van het kamerlid dhr. Poppe over het niet-gebruik van sociale zekerheid wordt, zeker de laatste jaren, op grote schaal voorlichting gegeven over de IHS. Desondanks is het een feit dat niet iedereen, die recht heeft op IHS, daarop ook aanspraak maakt.

Er zijn geen tekenen/signalen dat dit zogenaamde niet-gebruik de komende jaren kleiner of groter zal zijn dan in het afgelopen jaar, zodat met eventueel extra beslag op de middelen als gevolg van dit verschijnsel geen rekening is gehouden.

Artikel 03.37

De vraagstelling lijkt te zijn geformuleerd met als uitgangspunt dat de uitgaven voor 1995 en verder op dit artikel op nul zijn gesteld. De verplichtingen van het BWS leiden conform de werking van de regeling echter pas vanaf 1997 tot betalingen. Voor het jaar 1995 betekent dit dat de uitgaven nul zijn hetgeen in de 1e suppletore begroting 1995 is vermeld.

De in de ontwerp-begroting 1995 op artikel 03.37 «Besluit Woninggebonden Subsidies 1995» opgenomen uitgavenramingen voor de jaren 1997–1999 zijn in het onderhavige wijzigingsvoorstel (1e suppletore begroting 1995) niet veranderd. Van een artikelwijziging is derhalve geen sprake.

Wel is in het onderhavige wijzigingsvoorstel de raming van de verplichtingen aangepast in verband met het vervallen van de meerjarige zekerheid.

In de ontwerp-begroting 1995 is rekening gehouden met een meerjarige zekerheid. Dit houdt in dat rekening is gehouden met het in 1994 aangaan van verplichtingen voor de programmajaren 1995 (100%), 1996 (80%) en 1997 (60%). In 1994 is er in verband met een mogelijke harmonisatie BWS/BLS uiteindelijk voor gekozen alleen verplichtingen aan te gaan voor het programmajaar 1995.

Met het oog op de wenselijk geachte nadere bezinning op de verdeelsystematiek, de specifieke inzet van BWS-middelen en de onderlinge afstemming van de diverse subsidie-instrumenten is inmiddels deze meerjarige zekerheid ingetrokken. Dit heeft gevolgen voor het moment waarop de verplichtingen worden aangegaan. Voor de uitgaven heeft deze mutatie geen effect. Het feit van de lagere oversparingen heeft geen gevolgen voor de beoogde aanwending van de BWS-gelden. Het gaat hier om een realisatie-effect, dit wil zeggen dat er minder overspaard is dan dat er verleden jaar aan oversparingen geraamd was. In onderhavig wijzigingsvoorstel wordt de raming daarvoor verlaagd. Het betreffende bedrag van circa f 30 mln. Netto Contante Waarde dat in verhouding tot de totale Netto Contante Waarde (f 3,7 mld. voor het budget sociale sector) te laag is om significante gevolgen te hebben voor de beoogde aanwending van de BWS-gelden.

Het verschil met het in de begroting 1995 opgenomen bedrag wordt veroorzaakt doordat door middel van de voorafstemming die met de woningbouwverenigingen heeft plaatsgevonden deze bijdragen conform de laatste inzichten konden worden aangepast. Ook andere hebben fusies tussen niet-toegelaten instellingen en woningbouwverenigingen welke ten tijde van het opstellen van de begroting 1995 nog niet administratief waren verwerkt een rol gespeeld.

Voor de verschuiving van de herfinancieringsverliezen naar 1996 is voldoende geld gereserveerd. De verplichtingen 1995 zijn doorgeschoven naar 1996.

Artikel 03.74

In de 1e suppletoire begroting 1995 is de verplichtingenraming 1995 bij artikelonderdeel 03.74.03 «Bijdrage ineens verbetering huurwoningen en verhuis- en herinrichtingskosten» verlaagd met f 4,7 mln.. Dit betreft een verlaging gebaseerd op ook in 1994 gerealiseerde lagere verplichtingen.

De bij artikel 03.74 voorgestelde mutaties leiden in totaal tot een verlaging van de uitgavenraming 1995 met f 32,533 mln..

Zoals is aangegeven in de artikelsgewijze toelichting bij de «overige niet-actieve begrotingsartikelen» betreft dit met name een verlaging van de raming van de artikelenonderdelen 03.74.01 «Jaarlijkse bijdragen huurwoningen oude regelingen» en 03.74.02 «Jaarlijkse bijdrage huurwoningen DKP-systeem» met in totaal f 51 mln., met name in verband met het structurele effect van een circa 2 procent lagere gerealiseerde lastenstijging in 1994 en een verhoging met f 18,5 mln. van de raming van de verbeteringsbijdragen aan toegelaten instellingen (artikelonderdeel 03.74.01) op grond van de ingediende jaarverslagen 1994.

Artikel 03.75

In de 1e suppletore begroting 1995 is de verplichtingen- en uitgavenraming 1995 bij artikelonderdeel 03.75.02 «Bijdragen eigen woningen» verhoogd met f 41,025 mln. in verband met het voor 1995 resterende saldo van de in het onderhavige wijzigingsvoorstel opgenomen specifieke mutaties op alle begrotingsartikelen van de DGVH-begroting. Dit bedrag is voorlopig gestald op artikelonderdeel 03.75.02 en zal – in het kader van de begrotingsvoorbereiding 1996 – worden betrokken bij de verwerking van de Vermoedelijke Uitkomsten 1995.

De bij artikel 03.75 voorgestelde mutaties leiden in totaal tot een verhoging van de uitgavenraming 1995 met f 5,442 mln..

Zoals is aangegeven in de artikelsgewijze toelichting bij de «overdag niet-actieve begrotingsartikelen» is naast de bovenvermelde gestalde post ad f 41,025 mln. met name sprake van een verlaging van de raming van artikelonderdeel 03.75.02 met f 27,2 mln. als gevolg van een hoger aantal intrekkingen in 1994 en met f 7,2 mln. als gevolg van een hoger geraamd aantal toekomstige intrekkingen.

Artikel 04.09

Niet de uitgaven, maar de verplichtingen zijn, op aanwijzing van de accountantsdienst, verlegd. Gelet op het meerjarige karakter (drie jaar) van de toezegging is de verplichting voor drie jaar (f 1,8 mln.) volledig ten laste van de begroting 1994 gebracht, terwijl er ieder jaar, conform de raming, f 0,6 mln. wordt betaald en verantwoord.

Aan de wijziging liggen geen beleidsmatige oorzaken ten grondslag.

De Minister van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

M. de Boer


XNoot
1

Tweede Kamer, aanhangsel Handelingen nr. 430, vergaderjaar 1994–1995.

Naar boven