24 169
Regeling van een verzekering voor nabestaanden (Algemene nabestaandenwet)

nr. 13
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 3 oktober 1995

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 56, tweede lid, komt te luiden:

2. De Bank kan in plaats van het bedrag der periodieke verstrekkingen de contante waarde daarvan vorderen in de vorm van een jaarlijks vast te stellen afkoopsom die aan de Bank wordt vergoed voor de totale schadelast ten gevolge van het veroorzaken van overlijden.

B

Na artikel 64 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 64a

De nabestaande, die op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet een tijdelijke weduwenuitkering of een weduwen- of wezenpensioen ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet ontving en ingevolge artikel 16, tweede lid, onderdelen b of c, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen, zoals die artikelen luidden op de dag, voorafgaande aan de dag met ingang waarvan deze wet in werking is getreden, niet verplicht verzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet, blijft, zolang met toepassing van artikel 64 een uitkering wordt ontvangen en de omstandigheden bedoeld in artikel 16, tweede lid, onderdelen b of c van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen, zoals die artikelen luidden op de dag, voorafgaande aan de dag met ingang waarvan deze wet in werking is getreden, op hem van toepassing zijn, uitgezonderd van de verplichte verzekering ingevolge de Ziekenfondswet.

C

Artikel 84 komt te luiden:

Artikel 16, tweede lid, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. degene die een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet ontvangt wegens het overlijden van degene die op de dag van diens overlijden deelnam aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren, bedoeld in artikel 4, zestiende lid, onder b, van de Ziekenfondswet, voor zolang die uitkering met ingang van de eerste dag van de maand van dat overlijden wordt ontvangen;

2. Onderdeel c komt te luiden:

c. degene die een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet ontvangt, indien hij deelneemt dan wel op de dag, voorafgaande aan de eerste dag van de maand met ingang waarvan de uitkering wordt ontvangen, deelnam aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren, bedoeld in artikel 4, zestiende lid, onder b, van de Ziekenfondswet.

D

Na artikel 94a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 94b

Indien het bij koninklijke boodschap van 2 oktober 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en enige andere wetten in verband met afschaffing van verzekeraarsbudgettering ten aanzien van de kosten van AWBZ-verstrekkingen (24 429) tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt in artikel 2, eerste lid, onderdelen b en d, «de nominale premies ingevolge de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten» telkens vervangen door: de nominale premie ingevolge de Ziekenfondswet.

TOELICHTING

In onderdeel A wordt buiten twijfel gesteld, dat collectivering van het regres ook mogelijk is. Daartoe kan de Bank met verzekeraars overeenkomen, dat een jaarlijkse afkoopsom wordt betaald op basis van een inschatting van de schadelast die ontstaat door het veroorzaken van overlijden.

In de onderdelen B en C worden voorstellen gedaan om de regelgeving met betrekking tot de ziekenfondsverzekering aan de Algemene nabestaandenwet (Anw) aan te passen.

Een tijdelijke weduwenuitkering of een weduwen- of wezenpensioen ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW) is thans rechtsgrond voor ziekenfondsverzekering. Nu de AWW door de Anw wordt vervangen ligt het in de rede om het ontvangen van een uitkering op grond van de Anw ook rechtsgrond voor verzekering ingevolge de Ziekenfondswet te doen zijn. Het kan zijn dat een nabestaande wel recht heeft op een nabestaandenuitkering maar dat hij geen uitkering ontvangt omdat zijn inkomen te hoog is. In zo'n situatie is geen reden voor verplichte ziekenfondsverzekering. De voorstellen in artikel 83 gaan daarvan uit. De Ziekenfondsraad heeft over een concept-voorstel van de Algemene nabestaandenwet advies uitgebracht (Advies van 22 juni 1995, kenmerk VERZ/24427/95).

Artikel 3, eerste lid, onder d, van de Ziekenfondswet wordt in artikel 83 zodanig gewijzigd, dat de thans in dat artikel vervatte aanwijzing van een tijdelijke weduwenuitkering of een weduwen- of wezenpensioen ingevolge de AWW als rechtsgrond voor verplichte ziekenfondsverzekering wordt vervangen door een uitkering ingevolge de Anw. Voor alle duidelijkheid moet daarbij worden opgemerkt, dat een overlijdensuitkering het uitbetalen van een nabestaandenuitkering aan een derde is en niet het ontvangen van een uitkering op grond van deze wet.

In artikel 64 van de Anw is bepaald dat de persoon die op de dag van inwerkingtreding van de Anw recht had op een tijdelijke weduwenuitkering ingevolge de AWW deze uitkering behoudt na inwerkingtreding van de Anw en wel voor de resterende periode die ingevolge de AWW is vastgesteld. Met de gekozen formulering van artikel 3, eerste lid, onder d, van de Ziekenfondswet wordt buiten twijfel gesteld dat ook aan het ontvangen van een uitkering ingevolge artikel 64 van de Anw ziekenfonds-verzekering is verbonden. Wel wordt een overgangsbepaling aan het voorstel van wet toegevoegd die ertoe leidt dat degene die voor de inwerkingtreding van de Anw een tijdelijke weduwenuitkering of een weduwen- of wezenpensioen ingevolge de AWW ontvangt en ingevolge artikel 16, tweede lid, onderdelen b of c, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen van de ziekenfondsverzekering is uitgezonderd, ook uitgezonderd blijft na de inwerkingtreding van de Anw (onderdeel B).

Thans bestaat ten aanzien van bepaalde categorieën van AWW-gerechtigden een uitzonderingsregeling, die degenen die tot die categorieën behoren, uitzonderen van de verplichte verzekering ingevolge de Ziekenfondswet. De uitzondering van die verplichte verzekering bestaat wegens het deelnemen aan een publiekrechtelijke ziektekostenverzekering voor ambtenaren door de overledene of nabestaande. Met de Ziekenfondsraad ben ik van mening dat er geen redenen zijn om die uitzonderingsregeling niet ook van toepassing te doen zijn op de uitkeringen op grond van de Anw. Die uitkeringen komen immers in de plaats van de huidige AWW-pensioenen en uitkeringen. In onderdeel C wordt daaraan uitvoering gegeven.

Er zijn ten opzichte van de situatie zoals die bestaat met betrekking tot de AWW wel essentiële verschillen met betrekking tot de beoordeling van de wettelijke uitzonderingen van de verplichte verzekering ingevolge de Ziekenfondswet.

Op grond van de AWW wordt een tijdelijke weduwenuitkering of weduwen- en wezenpensioen onmiddellijk na het overlijden van degene op grond van wiens overlijden het recht op de uitkering bestaat, verstrekt. In dat geval vindt de beoordeling van de uitzondering van de verzekeringsplicht ingevolge de Ziekenfondswet plaats aan de hand van de verzekeringssituatie van de overledene of van de nabestaande zoals die is op de dag voorafgaand aan de dag waarop het recht op de uitkering ingaat. De uitzondering blijft van kracht voor de duur van de wettelijke termijn. Er vindt geen tussentijdse wijziging of onderbreking plaats omdat de uitkering ingevolge de AWW niet wijzigt of wordt onderbroken.

De Anw kent daarentegen de volgende drie situaties. De eerste situatie is de situatie waarbij een uitkering wordt ontvangen, onmiddellijk na het overlijden van degene op grond van wiens overlijden het recht op een uitkering ingevolge de Anw is ontstaan. De tweede situatie is de situatie waarbij als gevolg van toepassing van artikel 17, van de Anw een nabestaande in eerste instantie geen nabestaandenuitkering ontvangt vanwege de korting ten gevolge van zijn inkomen, maar dat de nabestaande op een later tijdstip, in verband met het wegvallen van zijn inkomen, wel in aanmerking komt voor het ontvangen van een nabestaandenuitkering. En tenslotte de situatie dat ten gevolge van het feit dat de nabestaande inkomen is gaan verwerven de nabestaandenuitkering is komen te vervallen en op een later tijdstip in verband met het wegvallen van het inkomen de uitkering weer herleeft (en weer wordt ontvangen).

In het eerste geval, een uitkering volgt onmiddellijk na het overlijden, vindt de toetsing aan de criteria voor uitzondering van verzekeringsplicht ingevolge de Ziekenfondswet plaats aan de hand van de verzekeringssituatie van de overledene of van de nabestaande zoals die is op de dag voorafgaand aan de maand waarin het overlijden heeft plaats gevonden. Zie daarvoor ook de artikelen 13, tweede lid, en 21, tweede lid, van de Anw, die het tijdstip van ingang van het recht op uitkeringen ingevolge de Anw bepalen. Was de overledene op het moment van overlijden deelnemer aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren, dan wordt de nabestaande bij het verkrijgen van een uitkering ingevolge de Anw van rechtswege uitgezonderd van de verplichte ziekenfondsverzekering. Komt de uitkering ingevolge de Anw te vervallen dan vervalt ook de uitzondering van de verplichting tot ziekenfondsverzekering. Indien de ontvangende nabestaande zelf deelnemer is, dan wordt deze ook op die grond van rechtswege uitgezonderd van de verplichte verzekering ingevolge de Ziekenfondswet.

In het tweede geval, een uitkering op een later tijdstip, wordt bezien aan de hand van de verzekeringssituatie van de nabestaande op de dag voorafgaande aan de eerste dag van de maand waarover de uitkering ingevolge de Anw wordt uitgekeerd. Zolang er geen uitkering ingevolge de Anw wordt ontvangen is er geen uitzondering van toepassing.

De derde situatie is te vergelijken met de tweede. Ook daar wordt getoetst aan de hand van de verzekeringssituatie van degene die de uitkering ingevolge de Anw ontvangt.

Gelet op de diversiteit aan situaties die bij herleving kunnen ontstaan door wijzigingen in feitelijke omstandigheden van de nabestaande is er voor gekozen bij de herleving niet, zoals de Ziekenfondsraad adviseerde, terug te gaan naar de situatie zoals die bestond op het moment waarop voor de eerste maal een uitkering is toegekend.

Behalve uitvoeringstechnische problemen, er zou een registratie moeten worden opgezet, zou dat ook leiden tot discrepanties en onverklaarbare onrechtvaardigheden in vergelijking tot de (tweede) situatie waarin een uitkering ingevolge de Anw eerst later wordt uitgekeerd.

In onderdeel D wordt de wet aangepast aan de voorgenomen wijziging met betrekking tot afschaffing van de nominale premie voor de AWBZ (wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en enige andere wetten in verband met afschaffing van verzekeraarsbudgettering ten aanzien van de kosten van AWBZ-verstrekkingen).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten

Naar boven