24 163
Wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, de Mediawet, de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en het Wetboek van Strafvordering in verband met de liberalisering van kabelgebonden telecommunicatie-inrichtingen (kabelgebonden telecommunicatie)

nr. 10
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 29 november 1995

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

A

In de considerans wordt de overweging: «dat de Wet op de telecommunicatievoorzieningen ook wijziging behoeft in verband met de wijziging met betrekking tot satellietcommunicatie die in richtlijn 90/388 is gebracht door richtlijn nr. 94/46/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 oktober 1994 tot wijziging van Richtlijn 88/301/EEG en Richtlijn 90/388/EEG met name met betrekking tot satellietcommunicatie (PbEG L 268);» vervangen door: dat de Wet op de telecommunicatievoorzieningen ook wijziging behoeft in verband met de wijziging met betrekking tot satellietcommunicatie en kabeltelevisienetten die in richtlijn nr. 90/388/EEG is gebracht door richtlijn nr. 94/46/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 oktober 1994 tot wijziging van Richtlijn 88/301/EEG en Richtlijn 90/388/EEG met name met betrekking tot satellietcommunicatie (PbEG L 268) onderscheidenlijk door richtlijn nr. 95/51/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 18 oktober 1995 tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG van de Commissie inzake de opheffing van de beperkingen op het gebruik van kabeltelevisienetten voor het verrichten van reeds geliberaliseerde telecommunicatiediensten (PbEG L 256);

B

In artikel I, onderdeel A, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de aanhef wordt na «Artikel 1» ingevoegd: , eerste lid,.

2. In het tweede lid wordt «Onderdeel r wordt verletterd tot dd» vervangen door: Onderdeel r vervalt, de onderdelen s tot en met w worden verletterd tot onderscheidenlijk ee tot en met ii.

3. In het achtste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1°. In de aanhef wordt «de onderdelen ij tot en met cc» vervangen door: de onderdelen ij tot en met dd.

2°. In onderdeel z wordt «van een openbaar telecommunicatienet» vervangen door: van een openbaar geschakeld telecommunicatienet.

3°. Onderdeel cc wordt vervangen door:

cc. nummer: cijfers, letters of andere symbolen, al dan niet in combinatie, die dienen voor toegang tot of identificatie van gebruikers, netwerkexploitanten, diensten, netwerkaansluitpunten of andere netwerkelementen;

dd. nummerplan: een plan houdende de bestemming van nummers, daaronder mede begrepen gegevens over lengte en samenstelling van de in het plan opgenomen nummers;

4. Het negende lid vervalt.

C

In artikel I, onderdeel E, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. De leden 2, 3 en 4 worden vernummerd tot onderscheidenlijk 4, 5 en 6.

2. Ingevoegd worden twee nieuwe leden, luidende:

2. De leden 3, 4 en 5 worden vernummerd tot onderscheidenlijk 4, 5 en 6.

3. Ingevoegd wordt een nieuw derde lid, luidende:

3. Onze Minister kent aan de houder van de concessie de nummers toe of kan voor hem de nummers reserveren welke nodig zijn voor de uitvoering van de opgedragen diensten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, waarbij voorschriften en beperkingen kunnen worden gesteld.

4. In het vierde lid wordt «het derde lid» vervangen door: het vierde lid.

5. In het vijfde lid wordt «het vierde lid» vervangen door: het vijfde lid.

6. In het zesde lid wordt «het vijfde lid» vervangen door: het zesde lid.

D

In artikel I, onderdeel L, wordt aan artikel 4c een vierde lid toegevoegd, luidende:

4. De termijn, bedoeld in het derde lid, kan door Onze Minister met ten hoogste 12 weken worden verlengd. Degene die een verzoek heeft gedaan alsmede de andere betrokkene, bedoeld in het eerste lid, worden van een verlenging uiterlijk een week voor afloop van de termijn in kennis gesteld.

E

In artikel I, onderdeel P, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1°. In het tweede lid wordt «eveneens van toepassing op» vervangen door: van overeenkomstige toepassing op.

2°. Een nieuw vijfde lid wordt toegevoegd, luidende:

5. Onze Minister kan aan degene die de beschikking heeft over een vaste verbinding nummers toekennen of voor hem nummers reserveren ten behoeve van het verzorgen van telecommunicatiediensten aan derden over zijn vaste verbinding door hemzelf of door derden, waarbij voorschriften en beperkingen kunnen worden gesteld.

3. Artikel 7a komt te luiden:

Artikel 7a

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor het verzorgen van telecommunicatiediensten voor derden waarbij vaste verbindingen worden gebruikt, regels worden gesteld in het belang van een doelmatige verzorging van de telecommunicatie, de veiligheid van de Staat of de handhaving van de rechtsorde. Daarbij kan worden onderscheiden naar categorieën van telecommunicatiediensten.

2. Indien een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid verband houdt met de veiligheid van de Staat of de handhaving van de rechtsorde wordt de voordracht ervan gedaan door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie.

3. Tot de regels, bedoeld in het eerste lid, kan behoren het vereiste van registratie van degene die telecommunicatiediensten voor derden verzorgt.

4. Het in het eerste lid bepaalde is mede van toepassing op het verzorgen van diensten, niet zijnde de krachtens artikel 4, eerste lid, opgedragen diensten, door de houder van de concessie met gebruikmaking van zijn infrastructuur en het verzorgen van diensten door de houder van een infrastructuurvergunning met gebruikmaking van zijn infrastructuur.

5. Onze Minister kan desgevraagd een bewijs afgeven dat in overeenstemming met de Nederlandse regelgeving telecommunicatiediensten voor derden worden verzorgd.

4. Artikel 7b komt te luiden:

Artikel 7b

Het is verboden vaste verbindingen te gebruiken of te doen gebruiken voor het voor derden verrichten van telecommunicatiediensten zonder te voldoen aan de krachtens artikel 7a, eerste lid, gestelde regels.

5. De artikelen 7c, 7d en 7e vervallen.

F

In artikel I, onderdeel AA, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het vierde lid komt te luiden:

4. In onderdeel d wordt «met toepassing van artikel 14, vijfde lid, dan wel artikel 22, tweede lid,» vervangen door: met toepassing van artikel 22, tweede lid, onder a, dan wel artikel 23a,.

2. Toegevoegd worden de leden 5 en 6, luidende:

5. Onderdeel e wordt verletterd tot f.

6. Ingevoegd wordt een nieuw onderdeel e, luidende:

e. hem door de huurder van een vaste verbinding, die de vaste verbinding met toepassing van artikel 22, tweede lid, onder a, of artikel 23a heeft gehuurd van een geregistreerde houder van een machtiging voor een draadomroepinrichting als bedoeld in artikel 22a onderscheidenlijk de geregistreerde houder van een machtiging voor een kabelinrichting als bedoeld in artikel 23a.

G

Artikel I, onderdeel BB, komt te luiden:

Artikel 13p wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:

1°. De aanduiding van de onderdelen b, c en d worden gewijzigd in onderscheidenlijk c, d, en e.

2°. De onderdelen b en c komen te luiden:

b. hem door de houder van een infrastructuurvergunning met toepassing van artikel 4b, eerste lid, ter beschikking zijn gesteld,

c. hem door de huurder van een vaste verbinding, die de vaste verbinding met toepassing van artikel 4, tweede lid, of artikel 4b, eerste lid, heeft gehuurd van de houder van de concessie onderscheidenlijk de houder van een infrastructuurvergunning, ter beschikking zijn gesteld,

3°. In onderdeel d wordt «met toepassing van artikel 14, vijfde lid, dan wel artikel 22, tweede lid, ter beschikking zijn gesteld, of» vervangen door: met toepassing van artikel 23a, dan wel artikel 22, tweede lid, onder a, ter beschikking zijn gesteld,.

4°. Onderdeel e wordt verletterd tot f.

5°. Ingevoegd wordt een nieuw onderdeel e, luidende:

e. hem door de huurder van een vaste verbinding, die de vaste verbinding met toepassing van artikel 22, tweede lid, onder a, of artikel 23a heeft gehuurd van een geregistreerde houder van een machtiging voor een kabelinrichting als bedoeld in artikel 23a, of

6°. In het derde lid wordt «als bedoeld in hoofdstuk III» vervangen door: als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk III.

H

In artikel I wordt na onderdeel BB een onderdeel ingevoegd, luidende:

BBa

Aan artikel 13q wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

4. De termijn, bedoeld in het derde lid, kan door Onze Minister met ten hoogste 12 weken worden verlengd. Degene die een verzoek heeft gedaan alsmede de andere betrokkene, bedoeld in het eerste lid, worden van een verlenging uiterlijk een week voor afloop van de termijn in kennis gesteld.

I

Artikel I, onderdeel DD, komt te luiden:

In artikel 13t wordt «De artikelen 7, 10» vervangen door: De artikelen 6, eerste lid, 10.

J

In artikel I wordt na onderdeel DD een onderdeel ingevoegd, luidende:

DDa

Artikel 13w komt te luiden:

Artikel 13w

1. Onze Minister kent aan de houders van een vergunning nummers toe of kan voor hem nummers reserveren, waarbij voorschriften en beperkingen kunnen worden gesteld.

2. Bij de verdeling van deze nummers maakt Onze Minister, behoudens het bepaalde in artikel 13x, geen onderscheid tussen de houders van een vergunning voor hetzelfde technische systeem.

K

Artikel I, onderdeel EE, wordt gewijzigd als volgt:

De leden 2, 3 en 4 worden vervangen door:

2. Het tweede en derde lid vervallen en het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

3. Een nieuw tweede lid wordt ingevoegd, luidende:

2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet indien de desbetreffende handelingen worden verricht in het kader van een toegevoegde waardedienst.

4. In het derde lid wordt «de paragrafen 2 of 4 van dit hoofdstuk gerechtigd is een telecommunicatie-inrichting» vervangen door: paragraaf 2 van dit hoofdstuk gerechtigd is een telecommunicatie-inrichting, niet zijnde een inrichting voor satellietverbindingen,.

5. Een nieuw vierde lid wordt ingevoegd, luidende:

4. Met betrekking tot het gebruik van een telecommunicatie-inrichting als bedoeld in paragraaf 4 van dit hoofdstuk is het bepaalde in de artikelen 7, 7a en 7b van overeenkomstige toepassing.

6. Het vijfde lid vervalt en de leden zes, zeven en acht worden vernummerd tot onderscheidenlijk vijf, zes en zeven.

7. In het zevende lid wordt «het zesde lid» vervangen door: het vijfde lid.

L

Artikel I, onderdeel GG, komt te luiden:

In artikel 15, eerste lid, wordt «22, derde lid, 23, eerste lid, en van een ontheffing als bedoeld in de artikelen 14, vijfde en zesde lid, 22, tweede lid» vervangen door: 22, tweede lid, 23, eerste lid, en van een ontheffing als bedoeld in artikel 14, vijfde lid.

M

In artikel I, onderdeel HH, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Voorafgaand aan het artikel wordt de volgende zinsnede geplaatst: Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:.

2. Voor «Artikel 17, eerste lid, komt te luiden:» wordt een 1. geplaatst.

3. Een tweede lid wordt toegevoegd, luidende:

2. Aan artikel 17 wordt een nieuw elfde lid toegevoegd, luidende:

11. Onze Minister kan aan de houder van een machtiging nummers toekennen of voor hem nummers reserveren ten behoeve van het verzorgen van telecommunicatiediensten over zijn radio-elektrische zendinrichtingen door hemzelf of door derden, waarbij voorschriften en beperkingen kunnen worden gesteld.

N

In artikel I, onderdeel JJ, vervallen de leden vier, vijf en zes.

O

In artikel I, onderdeel KK, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Artikel 22, tweede lid, komt te luiden:

2. De houder van een machtiging voor een draadomroepinrichting is met inachtneming van het hierna bepaalde tevens bevoegd om:

a. aan derden het gebruik van vaste verbindingen ter beschikking te stellen;

b. telecommunicatiediensten voor derden over zijn draadomroepinrichting te verzorgen of te doen verzorgen. De artikelen 7, 7a en 7b zijn van overeenkomstige toepassing.

2. Aan artikel 22 wordt een nieuw derde lid toegevoegd, luidende:

3. Onze Minister kan aan de houder van een machtiging nummers toekennen of voor hem nummers reserveren ten behoeve van het verzorgen van telecommunicatiediensten over zijn draadomroepinrichting door hemzelf of door derden, waarbij voorschriften en beperkingen kunnen worden gesteld.

P

In artikel I, onderdeel LL, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In artikel 22a, zesde lid, onderdeel a, wordt na «draadomroepinrichting» ingevoegd: of met diens instemming aan de exploitant van de draadomroepinrichting.

2. Artikel 22b wordt gewijzigd als volgt:

1°. Voor de punt aan het einde van de eerste volzin in de aanhef wordt ingevoegd: alsmede met betrekking tot het gebruiken of doen gebruiken van capaciteit van een draadomroepinrichting voor het voor derden verzorgen of doen verzorgen van telecommunicatiediensten.

2°. In onderdeel d wordt «maatstaven voor wijze» vervangen door: maatstaven voor de wijzen.

3°. Onderdeel e komt te luiden:

e. het opstellen van een financiële verantwoording van activiteiten bedoeld in artikel 22, tweede lid, onder a, en van het gebruik of doen gebruiken van capaciteit van een draadomroepinrichting voor activiteiten bedoeld in artikel 22, tweede lid, onder b, gescheiden van andere activiteiten die worden verricht krachtens deze wet;

3. In artikel 22c wordt «handelen in strijd met artikel 22, tweede lid, onder a en b» vervangen door: handelen in strijd met de artikelen 22a en 22b.

4. In artikel 22d wordt «het bepaalde in de artikelen 7, 7a, 7b, 7c, 7d en 7e» vervangen door: het bepaalde in de artikelen 7, 7a en 7b.

Q

In artikel I, onderdeel MM, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Een machtiging voor zodanige inrichting zal worden geweigerd indien niet voldaan wordt aan de krachtens artikel 30b, eerste lid, onder a, gestelde regels.

2. De leden drie, vier en vijf komen te luiden:

3. In het vierde lid vervallen de onderdelen c en d.

4. In het vijfde lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1°. Onderdeel a vervalt.

2°. De onderdelen b en c worden verletterd tot onderscheidenlijk a en b.

5. Een nieuw zesde lid wordt toegevoegd, luidende:

6. Onze Minister kan aan de houder van een machtiging nummers toekennen of voor hem nummers reserveren ten behoeve van het verzorgen van telecommunicatiediensten over zijn telecommunicatie-inrichting door hemzelf of door derden, waarbij voorschriften en beperkingen kunnen worden gesteld.

R

In artikel I wordt na onderdeel MM een onderdeel ingevoegd, luidende:

MMa

Na artikel 23 worden drie nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 23a

1. Het is de houder van een machtiging voor een telecommunicatie-inrichting met gebruik van kabels en kabelwerken als bedoeld in artikel 23 slechts toegestaan vaste verbindingen aan derden ter beschikking te stellen nadat hij zich daartoe door Onze Minister heeft laten registreren.

2. Met betrekking tot de registratie, bedoeld in het eerste lid, is het bepaalde in artikel 22a, tweede tot en met zevende lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23b

Met betrekking tot het aan derden aanbieden van vaste verbindingen door de houder van een machtiging van een telecommunicatie-inrichting met gebruik van kabels en kabelwerken als bedoeld in artikel 23, is het bepaalde in artikel 22b, aanhef en de onderdelen b tot en met g van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23c

Het is de houder van een machtiging voor een telecommunicatie-inrichting met gebruik van kabels en kabelwerken als bedoeld in artikel 23, verboden te handelen in strijd met de artikelen 23a en 23b.

S

In artikel I, onderdeel NN, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid, onderdeel 1, wordt «de paragrafen 2 en 4» vervangen door: paragraaf 2.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:

1°. «als bedoeld in artikel 17, 19, en 23» wordt vervangen door: als bedoeld in artikel 17 en 19.

2°. Na «de houder van de concessie» wordt ingevoegd: onderscheidenlijk de houder van een infrastructuurvergunning.

T

In artikel I, onderdeel PP, wordt in artikel 29a «de artikelen 8, 9 en 13h» vervangen door: de artikelen 8, 9 en 13g.

U

In artikel I, onderdeel RR, wordt het tweede lid vervangen door:

2. In de onderdelen b en c wordt «aansluitpunten» vervangen door: netwerkaansluitpunten.

V

Artikel I, onderdeel SS, komt te luiden:

In artikel 36, eerste en tweede lid, wordt «aansluitpunten» vervangen door: netwerkaansluitpunten.

W

In artikel I, onderdeel VV, vervalt in artikel 40a, onderdeel b, het woord «liberalisering».

X

Artikel I, onderdeel WW, komt te luiden:

Na artikel 40a wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK VIA. NUMMERBELEID EN NUMMERBEHEER

Artikel 40b

1. Onze Minister heeft de zorg voor het nummerbeleid en nummerbeheer. In dit kader is hij in elk geval belast met:

a. het vaststellen van nummerplannen;

b. het op basis van nummerplannen als bedoeld onder a, toekennen of reserveren van nummers alsmede de wijziging, verlenging of intrekking van een toekenning of reservering;

c. het bijhouden van een overzicht van de toegekende of gereserveerde nummers op naam en voor de duur van de toekenning of reservering, voor een ieder kosteloos ter inzage op een door Onze Minister bekend te maken plaats.

2. Een nummerplan kan betrekking hebben op nummers die bestemd zijn voor een of meer in artikel 1, onder cc, bedoelde doeleinden.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de aanvraagprocedure tot het toekennen of reserveren van nummers alsmede de wijziging, verlenging of intrekking van een toekenning of reservering.

4. Onze Minister kan bij ministeriële regeling regels stellen op het gebied van nummerbeleid en nummerbeheer, anders dan genoemd in het eerste lid, onder a tot en met c.

Artikel 40c

Vooruitlopend op de vaststelling van een nummerplan als bedoeld in artikel 40b, eerste lid, onder a, kan Onze Minister reeds tijdens het voorbereidingsproces van een nummerplan, nummers toekennen voor de bij ministeriële regeling bepaalde bestemmingen. Deze bevoegdheid duurt tot een bij de ministeriële regeling vastgestelde termijn.

Artikel 40d

Onze Minister kan, indien nodig, aan anderen dan degenen bedoeld in artikel 3, derde lid, 7, vijfde lid, 13w, eerste lid, 17, elfde lid, 22, derde lid, 23, zevende lid, van deze wet, of artikel 2, derde lid, van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur, nummers toekennen of voor hen nummers reserveren.

Artikel 40e

Het is een ieder verboden:

a. om nummers voorkomend in een krachtens artikel 40b vastgesteld nummerplan of vallend onder het toepassingsgebied van een krachtens artikel 40c vastgestelde ministeriële regeling voor doeleinden waarvoor ze door het nummerplan of door de ministeriële regeling zijn bestemd, te gebruiken anders dan op grond van een toekenning krachtens artikel 3, derde lid, 7, vijfde lid, 13w, eerste lid, 17, elfde lid, 22, derde lid, 23, zevende lid, 40d, van deze wet, of artikel 2, derde lid, van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur;

b. in strijd met het krachtens in artikel 40b, vierde lid, bepaalde, te handelen.

Y

In artikel I, onderdeel XX, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de aanhef wordt na «Artikel 41» ingevoegd:, eerste lid,.

2. In het eerste lid wordt «een registratie als bedoeld in artikel 7a of 22a, eerste lid, een vergunning als bedoeld in artikel 13a, een ontheffing als bedoeld in artikel 13p, vierde lid, of 14, vijfde lid, een toestemming als bedoeld in artikel 13r, eerste lid, een oordeel als bedoeld in artikel 13q, dan wel een machtiging als bedoeld in de artikelen 7a, 17, eerste lid, 19, derde lid, onder a, 21, eerste lid en derde lid, 23, eerste lid en 30, vierde lid onder f,» vervangen door: een registratie als bedoeld in artikel 7a, 22a, eerste lid, of 23a, eerste lid, een vergunning als bedoeld in artikel 13a, een ontheffing als bedoeld in artikel 13p, vierde lid, een toestemming als bedoeld in artikel 13r, eerste lid, een oordeel als bedoeld in de artikelen 4c of 13q, dan wel een machtiging als bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, 19, derde lid, onder a, 21, eerste lid en derde lid, 23, eerste lid, en 30b, tweede lid, onder c,.

3. Na lid 3 worden de volgende leden toegevoegd:

4. In onderdeel g wordt «de artikelen 14, tweede lid,» vervangen door: de artikelen 14, vijfde lid,.

5. Onder vervanging van het leesteken punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel h, wordt een nieuw onderdeel i toegevoegd, luidende:

i. het toekennen of reserveren van nummers, bedoeld in artikel 3, derde lid, 7, vijfde lid, 13w, eerste lid, 17, elfde lid, 22, derde lid, 23, zevende lid, of 40d, welke vergoeding verschuldigd is voor de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de toekenning of reservering van nummers of het wijzigen, verlengen of intrekken daarvan en het toezicht op de naleving door de houder van nummers, toegekend krachtens een van de genoemde artikelen of krachtens artikel 2, derde lid, van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur, toegekende nummers van de bij of krachtens deze wet of de Vergunningenwet gegeven regels, voorschriften en beperkingen.

Z

Artikel I, onderdeel AAA, komt te luiden:

De titel van § 2. van Hoofdstuk IX komt te luiden: § 2. Verplichtingen, vastgesteld bij of krachtens het bepaalde in § 2c. van hoofdstuk II en in de hoofdstukken IIA, III, IV, IVA, V en VIA

AA

Artikel I, onderdeel BBB, eerste lid, komt te luiden:

1. «hoofdstukken IIA, III, IV en V» wordt vervangen door: § 2c. van hoofdstuk II en de hoofdstukken IIA, III, IV, IVA, V en VIA.

BB

In artikel I wordt na onderdeel DDD een onderdeel ingevoegd, luidende:

DDDa

In artikel 48a, tweede lid, tweede volzin, wordt «De artikelen 137, tweede lid, eerste, tweede en derde volzin, en derde lid, 138 en 139» vervangen door: De artikelen 136, tweede lid, eerste, tweede en derde volzin, en derde lid, 137 en 138.

CC

In artikel I, onderdeel EEE, wordt «de artikelen 4c, 5, 7, 7e, 13f, 14, of 22c» vervangen door: de artikelen 4c, 5, 7, eerste, tweede, derde en vierde lid, 7b, 13f, 14, 22c, 23c of 40e.

DD

In artikel I, onderdeel FFF, eerste lid, wordt «7, 14, eerste, tweede en vierde lid» vervangen door: 7, eerste, tweede, derde en vierde lid, 14, eerste lid.

EE

In artikel I, onderdeel LLL, wordt «als bedoeld in artikel 22a» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 22a en 23a.

FF

In artikel V, onderdeel A, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Na «op grond van artikel 22, tweede lid,» wordt ingevoegd: of artikel 14, vijfde lid,.

2. Na «op grond van artikel 22a, eerste lid,» wordt ingevoegd: of artikel 23a, eerste lid,.

3. «Wet op telecommunicatievoorzieningen» wordt vervangen door: Wet op de telecommunicatievoorzieningen.

GG

In artikel V worden na onderdeel B de nieuwe onderdelen C, D, E, F, G en H ingevoegd, luidende:

C

Met betrekking tot de nummers die voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet in gebruik waren bij de houder van de concessie en de houder van de concessie deze nummers wenst te behouden, dient deze binnen drie maanden na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet een aanvraag in op grond van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels, bedoeld in artikel 40b, derde lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, voor de nummers bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen. De nummers blijven bij de houder van de concessie in gebruik totdat op de aanvraag door Onze Minister is beslist of – indien een aanvraag als bedoeld in de vorige volzin met betrekking tot in gebruik zijnde nummers niet tijdig is ingediend – tot zes maanden na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet.

D

Met betrekking tot de nummers ten behoeve van het verzorgen van diensten betrekking hebbend op het directe transport van spraak en andere gegevens met en tussen mobiele gebruikers welke worden aangeboden onder de naam ATF 2 of ATF 3 en het verzorgen van diensten betrekking hebbend op het directe transport van data met mobiele gebruikers welke wordt aangeboden onder de naam SMF 3, die voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet in gebruik waren bij Koninklijke PTT Nederland N.V. (KPN) of een door haar aan te wijzen dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 24a, eerste en tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en KPN of vorengenoemde dochter deze nummers wenst te behouden, dient deze binnen drie maanden na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet een aanvraag in op grond van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels, bedoeld in artikel 40b, derde lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen. De nummers blijven bij Koninklijke PTT Nederland N.V. of een door haar aan te wijzen dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 24a, eerste en tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in gebruik totdat op de aanvraag door Onze Minister is beslist of – indien een aanvraag als bedoeld in de vorige volzin met betrekking tot in gebruik zijnde nummers niet tijdig is ingediend – tot zes maanden na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet.

E

Met betrekking tot nummers ten behoeve van het verzorgen van semafoniediensten aan derden die voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet in gebruik waren bij anderen dan Koninklijke PTT Nederland N.V. (KPN) of een door haar aan te wijzen dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 24a, eerste en tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en KPN of vorengenoemde dochter deze nummers wenst te behouden, dient deze binnen drie maanden na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet een aanvraag in op grond van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels, bedoeld in artikel 40b, derde lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen. De nummers blijven bij deze anderen in gebruik totdat op de aanvraag door Onze Minister is beslist of – indien een aanvraag als bedoeld in de vorige volzin met betrekking tot in gebruik zijnde nummers niet tijdig is ingediend – tot zes maanden na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet.

F

Met betrekking tot nummers ten behoeve van het verzorgen van pakket- en circuitgeschakelde datadiensten aan derden die voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet in gebruik waren bij PTT Telecom B.V. en PTT Telecom B.V. deze nummers wenst te behouden, dient deze binnen drie maanden na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet een aanvraag in op grond van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels, bedoeld in artikel 40b, derde lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen. De nummers blijven bij PTT Telecom B.V. in gebruik totdat op de aanvraag door Onze Minister is beslist of – indien een aanvraag als bedoeld in de vorige volzin met betrekking tot in gebruik zijnde nummers niet tijdig is ingediend – tot zes maanden na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet.

G

De nummers ten behoeve van het verzorgen van pakket- en circuitgeschakelde datadiensten aan derden die voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet door Onze Minister zijn toegekend met inachtneming van de Bekendmaking toewijzing datanummerblokken (DNIC's)(Stcrt. 1994, 152), worden geacht te zijn toegekend krachtens artikel 7, vijfde lid, 17, elfde lid, 22, derde lid, of 23, zevende lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen.

H

Indien op het tijdstip van de inwerkingtreding van een nummerplan krachtens artikel 40b of van een ministeriële regeling krachtens artikel 40c nummers, voorkomend in dat plan of die regeling reeds in gebruik zijn voor een bestemming van het desbetreffende plan of de desbetreffende regeling, en de desbetreffende netwerkexploitant of dienstaanbieder wenst deze nummers voor dat doel te behouden, dan dient deze binnen drie maanden na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan of de regeling een aanvraag daartoe in op grond van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels, bedoeld in artikel 40b, derde lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen.

De nummers blijven bij de desbetreffende netwerkexploitant of dienstaanbieder in gebruik totdat op de aanvraag door Onze Minister is beslist of – indien een aanvraag als bedoeld in de vorige volzin met betrekking tot in gebruik zijnde nummers niet tijdig is ingediend – tot zes maanden na het tijdstip van de inwerkingtreding van het desbetreffende plan of de desbetreffende regeling.

Toelichting

Onderdeel A

Het wetsvoorstel houdt onder meer de liberalisering van het gebruik van draadomroepinrichtingen (kabeltelevisienetten) in (dienstenliberalisering). Tot deze liberalisering werd eind 1994 besloten naar aanleiding van een door de Europese Commissie in december van dat jaar bekendgemaakte ontwerp richtlijn met betrekking tot de liberalisering van het gebruik van kabeltelevisienetten. De richtlijn kon nog niet in de considerans worden vermeld, omdat deze ten tijde van de indiening van het wetsvoorstel nog niet was totstandgekomen. Op 18 oktober 1995 heeft de Europese Commissie richtlijn 95/51/EG tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG inzake de opheffing van de beperkingen op het gebruik van kabeltelevisienetten voor het verrichten van reeds geliberaliseerde telecommunicatiediensten vastgesteld (PbEG L 256/49). In de considerans kan thans de implementatie van de richtlijn worden vermeld. Daartoe is de considerans gewijzigd. Deze liberalisering dient met ingang van 1 januari 1996 geëffectueerd te zijn. Aangezien het onderhavige wetsvoorstel op 1 januari 1996 nog geen kracht van wet zal hebben verkregen, zal ondergetekende binnenkort bij bekendmaking in de Staatscourant aangeven dat de gebruiksbeperkingen die in strijd met de richtlijn nog voorkomen in artikel 22 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen (WTV) vanaf die datum niet meer zullen worden toegepast.

Onderdeel B

In het tweede lid van dit onderdeel wordt in de definitie van het begrip spraaktelefoondienst aan «een openbaar telecommunicatienet» toegevoegd het woord «geschakeld». Dit is in overeenstemming met de definitie van de spraaktelefoondienst in de dienstenrichtlijn. In het wetsvoorstel was het begrip «geschakeld» niet opgenomen omdat de betekenis van dit begrip in de richtlijn niet formeel was omschreven en de functie er van moeilijk viel in te zien. In de opvatting van de Europese Commissie zoals verwoord in de Mededeling van de Commissie aan het Europese Parlement en de Raad over de stand van zaken en de tenuitvoerlegging van richtlijn 90/388/EEG (PbEG C 275/6) betreffende de mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten van 4 april 1995 dient dit begrip in de gewone betekenis te worden opgevat, dat wil zeggen het geschakelde openbaar telefoonnet, het geheel van schakel- en transmissiefaciliteiten die door de telecommunicatiedienst worden gebruikt om de gewone telefoondienst aan te bieden. Om deze reden is het woord geschakeld thans opgenomen in de betreffende definitie. De in de toelichting op het oorspronkelijke wetsvoorstel gegeven interpretatie van de definitie van de voorbehouden spraaktelefoondienst en de daarmee gegeven mogelijkheden voor derden om spraakdiensten te verzorgen blijven door deze invoeging ongewijzigd.

In het derde lid van dit onderdeel zijn de definities met betrekking tot nummers gewijzigd.

Van het wetsvoorstel maakt artikel 40b deel uit. Het artikel legt vast dat de Minister van Verkeer en Waterstaat belast is met het beleid, het beheer en de uitvoering op het gebied van nummers, benodigd voor telecommunicatiedoeleinden. Sinds de indiening van het wetsvoorstel is gebleken dat de betreffende bepalingen een zekere uitwerking behoeven en dat in elk geval een aantal overgangsbepalingen niet kan worden gemist om de activiteiten van partijen op de ten dele al geliberaliseerde en nog verder te liberaliseren markt te kunnen faciliteren. In dit kader past het in de nota van wijziging een uitgebreide basis op te nemen voor de uitoefening van de nummertaken die reeds geruime tijd vóór de liberalisering van de «vaste» telefonie door de minister dienen te worden opgepakt.

Indien de betreffende bepalingen zouden ontbreken, zou de minister in te beperkte mate over de middelen beschikken om belemmeringen op nummergebied weg te nemen ten behoeve van de ontwikkeling van concurrentie. Op grond van de ontwerp-richtlijn van de Europese Commissie van 19 juli 1995 tot liberalisering van de alternatieve infrastructuur (PbEG C 236) moeten de Lid-staten er voor zorgen dat voor 1 juli 1997 passende nummers aanwezig zijn voor alle telecommunicatiediensten. Met name de thans voorgestelde overgangsbepalingen voor de interimwetgeving beogen dit doel te bereiken.

Met de komst van concurrentie in de telecommunicatiemarkt ontstaat de noodzaak om het vaststellen van nummerplannen en het toekennen van nummers aan netwerkexploitanten cq dienstaanbieders bij een onafhankelijke partij te leggen. De concessiehouder heeft deze nummertaken tot nu toe als onderdeel van de concessie uitgevoerd. De concessiehouder kan echter niet langer de rol van de nu gewenste onafhankelijke partij vervullen. Voor zover de komst van concurrentie daartoe aanleiding gaf, heeft de overheid – de Minister van Verkeer en Waterstaat – reeds verantwoordelijkheid op nummergebied op zich genomen. Zo heeft ondergetekende sedert de liberalisering van de mobiele telecommunicatie per 1 september 1994 nummers toegekend naar aanleiding van desbetreffende aanvragen.

Nummerbeleid en -beheer vraagt om een aanpak waarbij ontwikkelingen op een zeer lange termijn voor ogen worden gehouden. Daarom is het van belang dat de ondergetekende nu reeds, vóórdat de liberalisering van de openbare spraaktelefonie een feit is, de volledige verantwoordelijkheid voor het vaststellen van nummerplannen en het toekennen van nummers overneemt van de concessiehouder. Hiermee wordt het de ondergetekende mogelijk gemaakt om het beschikbaar stellen van nummers voor openbare spraaktelefoniediensten aan anderen dan de houder van de concessie tijdig voor te bereiden. Bovendien zullen toekomstige netwerkexploitanten cq dienstaanbieders ruim vóór de introductie van diensten op de hoogte willen zijn van hun mogelijkheden met betrekking tot nummers om technische en commerciële voorbereidingen te kunnen treffen.

Bij nota van wijziging zijn gezien het vorenstaande de nummerbepalingen uit het wetsvoorstel verder uitgewerkt en op een enkel punt aangepast.

De uitwerkingen houden met name in dat telkenmale waar in de wet een basisbepaling aanwezig is voor het toekennen van machtigingen voor infrastructuur of voor het gebruik van infrastructuur een bepaling is toegevoegd waarin de toekenning van nummers aan betrokkenen is geregeld. Tevens is voorzien in een overgangsregeling waarin de positie is geregeld van degenen die voor de datum van inwerkingtreding van deze wet nummers in gebruik hadden bijvoorbeeld de houder van de concessie. Voorts is ook de omschrijving van het begrip nummer opgenomen. Hierna wordt dat verder toegelicht.

De definitie van het begrip nummer is voorafgaande aan de definitie van het begrip nummerplan ingevoegd (Artikel 1, eerste lid, onderdeel cc, WTV). Deze definitie is opgenomen omdat het begrip in het spraakgebruik een engere betekenis heeft dan in het wetsvoorstel noodzakelijk is.

Het begrip nummer, zoals gedefinieerd, omvat cijfers, letters of andere symbolen. Met deze definitie wordt aangesloten bij de ITU-aanbeveling E-161 «Arrangements of digits, letters and symbols on telephones and other devices that can be used for gaining access tot a telephone network» (Helsinki, maart 1993) waarin eveneens wordt gesproken over cijfers, letters en symbolen.

Met het begrip symbolen wordt bedoeld: symbolen die speciaal in het telecommunicatieverkeer worden gebruikt, bijvoorbeeld * en #.

Met de woordkeuze «in combinatie» wordt de mogelijkheid geschapen om cijfers, letters en symbolen onderling of met elkaar te combineren tot een nummer. De definitie van nummerblokken is komen te vervallen. Met het meervoud van het begrip nummer is het begrip nummerblok gedekt.

Verder moet het begrip nummer in samenhang worden gezien met een bepaald doel binnen de telecommunicatie. Door deze doelen ruim te omschrijven wordt nu ook een juridisch kader geschapen voor het in hoofdstuk VIA berustende nummerbeleid en nummerbeheer. Mede er onder vallen activeringscodes voor faciliteiten (aanvullende diensten zoals bijvoorbeeld *21 voor de dienst doorschakelen), het gebruik van namen voor bepaalde diensten (bijvoorbeeld namen en adressen voor elektronische postdiensten op basis van Internetprotocollen of volgens ITU-T-aanbeveling X.400, en dergelijke), zonder overigens daarmee te zeggen dat er op al deze gebieden concrete beleidsvoornemens zijn. Pas als een bepaalde beleidsbehoefte blijkt, betreedt de overheid het te reguleren gebied. Daartoe biedt de wettelijke definitie dan de ruimte.

Nummers dienen voor toegang tot of identificatie van gebruikers, netwerkexploitanten, diensten, netwerkaansluitpunten of andere netwerkelementen. Een nummer kan worden gebruikt voor meer van deze objecten. Delen van een nummer kunnen informatie bevatten, zoals geografische informatie (landcode, netnummer), tariefinformatie (dienstcode voor gratis nummers) en dienstinformatie (dienstcode voor GSM).

Hierna wordt stilgestaan bij de verschillende elementen van deze definitie:

a. gebruikers

Voor toegang tot een gebruiker van telecommunicatiediensten heeft een andere gebruiker het nummer nodig waarmee verbinding met de eerste gebruiker tot stand kan worden gebracht. Het nummer kan door de dienstaanbieder worden gebruikt voor identificatie van de gebruiker aan wie kosten in rekening worden gebracht.

Er is hier gekozen voor «gebruikers» in plaats van «abonnees». Er worden namelijk niet alleen nummers aan abonnees toegekend, maar ook aan andere gebruikers. Een abonnee is gebonden op grond van een contract met bijvoorbeeld een dienstaanbieder. Onder het ruimere begrip gebruiker wordt behalve een abonnee verstaan een derde die een netwerkaansluiting heeft zonder abonnee te zijn. Een voorbeeld is de gebruiker van een buzzer, een semafonietoepassing, waarvoor geen abonnement vereist is. Het gebruikersnummer is gekoppeld aan de buzzer. De gebruiker betaalt eenmalig voor de buzzer. Degene die «oppiept», moet het verkeerstarief betalen.

b. netwerkexploitanten

Voor de situatie waarin meer netwerkexploitanten spraaktelefonieverkeer mogen verzorgen, voorziet de overheid in de behoefte aan de mogelijkheid voor gebruikers om, onafhankelijk van de aanbieder bij wie de gebruiker een netwerkaansluiting heeft, te bepalen door wie zij hun nationale en internationale lange-afstandsverkeer laten verzorgen. Daartoe zou de keus van de gebruiker voor het lange-afstandsverkeer kunnen worden voorgeprogrammeerd in de lokale telefooncentrales. Een andere mogelijkheid zou zijn dat de eindgebruiker per oproep zijn keus aangeeft. Het laatste geval is een voorbeeld van een nummer voor toegang tot en identificatie van een netwerkexploitant. De keus kan door de eindgebruiker worden gedaan door, voorafgaand aan het nummer van de te bereiken dienst of eindgebruiker, een code in te toetsen waarmee de gewenste netwerkexploitant wordt geselecteerd.

c. diensten

Met diensten worden niet alleen telecommunicatiediensten bedoeld, zoals omschreven in artikel 1, onder w, van deze wet, maar ook bijvoorbeeld informatiediensten zoals de alarmcentrale (06–11), OV-informatie (06–9292) en inlichtingen over telefoonnummers (06–8008). Een voorbeeld van een geval waarbij een nummer een telecommunicatiedienst identificeert is de doorschakeldienst (*21).

d. netwerkaansluitpunten

Voor het tot stand brengen van een verbinding met een netwerkaansluitpunt heeft de netwerkexploitant een nummer nodig waarmee het netwerkaansluitpunt wordt geïdentificeerd.

e. andere netwerkelementen

Bij andere netwerkelementen kan worden gedacht aan netwerkknooppunten zoals telecommunicatiecentrales waarvoor netwerk-interne nummers kunnen worden gebruikt.

De definitie van het begrip nummerplan (Artikel 1, eerste lid, onderdeel dd, WTV) is verduidelijkt. In de toelichting op het begrip nummerplannen in het oorspronkelijke wetsvoorstel onder «Artikel I, onderdeel WW» staat dat in een nummerplan nummerformaten (lengte en samenstelling) zijn vastgesteld alsmede bestemmingen. Deze informatie is nu terug te vinden in de definitie zelf.

Onder het begrip bestemmingen wordt begrepen: geografische gebieden zoals netnummergebieden, diensten zoals mobiele telefonie en speciale korte nummers die een algemeen belang dienen zoals het Europese alarmnummer 112.

Het begrip verzameling is vervangen door het begrip plan. Het begrip verzameling is te ruim. Gekozen is voor het begrip plan omdat dit een ontwerp inhoudt waarmee de manier is aangegeven waarop iets moet worden ingericht en ten uitvoer gebracht.

Onderdeel C

De houder van de concessie zal niet meer zelf kunnen beschikken over nummerplannen en de verdeling van nummers binnen deze nummerplannen. Ten behoeve van het aanbieden van opgedragen telecommunicatiediensten in het kader van de concessie zullen door de Minister van Verkeer en Waterstaat aan de concessiehouder nummers worden toegekend welke nodig zijn voor de uitvoering van die diensten. Deze bepaling komt overeen met het in het tweede lid van artikel 3 bepaalde op grond waarvan de minister radiofrequenties toekent aan de houder van de concessie. Aan de toekenning van nummers kunnen voorschriften en beperkingen worden gesteld. In het «Besluit aanvraagprocedure nummers» bedoeld in artikel 40b, derde lid, wordt de aard van deze voorschriften en beperkingen nader uitgewerkt. Op de voet van het in dit onderdeel bepaalde zijn bij de onderdelen E, M, O, Q en X ook in de artikelen 7, vijfde lid, 17, elfde lid, 22, derde lid, 23, zevende lid, en 40d WTV alsmede in artikel 2, derde lid, Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur bepalingen ingevoegd betreffende het toekennen van nummers aan de daar genoemde betrokkenen. Ook voor hen zal het bovengenoemde besluit gelden. Voor de houders van een vergunning voor mobiele telecommunicatie (hoofdstuk IIA) was de toekenning van nummers al geregeld in artikel 13w.

De concessiehouder evenals de houders van vergunningen voor mobiele telecommunicatie krachtens hoofdstuk IIA hebben aanspraak op nummers, gezien het feit dat zij wettelijk verplicht zijn diensten te leveren. In andere gevallen zal aan de hand van vastgestelde criteria moeten worden beslist of en zo ja (hoeveel) nummers worden toegewezen.

Onderdelen D en H

Voor de behandeling van interconnectiegeschillen bedoeld in artikel 4c, tweede lid, wordt in het derde lid een termijn gegeven van acht weken. Met deze termijn is aangesloten bij de termijn genoemd in artikel 13q, derde lid, die geldt voor de behandeling van interconnectiegeschillen tussen de houder van de concessie en de mobiele telecommunicatie- vergunninghouders. Deze termijn is met opzet kort gehouden om partijen zo snel mogelijk het gevraagde oordeel te geven. Als gevolg van de complexiteit van de materie lijkt deze termijn toch bij nadere overweging ook gezien de buitenlandse ervaringen in de praktijk moeilijk haalbaar. Ook moet worden bedacht dat de onlangs ingestelde Tijdelijke Adviescommissie Toezicht Telecommunicatie en Post waarover ondergetekende u berichtte bij brief van 9 november 1995 (Kamerstukken II 1995/96 21 693 nr. 32) voor de uitvoering van haar taak ook enige tijd zal behoeven die binnen de in de wet gegeven termijn zal moeten worden ingepast. Teneinde te voorkomen dat de wettelijke termijn in de praktijk regelmatig moet worden overschreden, wordt aan de artikelen 4c en 13q een nieuw vierde lid toegevoegd, dat een verlenging van de termijn met maximaal twaalf weken toestaat.

Onderdeel E

Degene die de beschikking heeft over een vaste verbinding ten behoeve van het verzorgen van telecommunicatiediensten aan derden over zijn vaste verbinding door hemzelf of door derden (artikel 7, vijfde lid) kan van de minister nummers toegekend krijgen. De criteria volgens welke de toekenning verloopt zullen worden uitgewerkt in het «Besluit aanvraagprocedure nummers» bedoeld in artikel 40b, derde lid, van het wetsvoorstel zoals gewijzigd bij de nota van wijziging. Aan de toekenning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

In het tweede lid van dit onderdeel worden de oorspronkelijk in het wetsvoorstel opgenomen bepalingen met betrekking tot telecommunicatiediensten over vaste verbindingen gewijzigd tegen de achtergrond van hetgeen ondergetekende reeds in de brief van 11 september 1995 aan de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat heeft aangekondigd. Afgezien wordt van de mogelijkheid om voor het aan derden aanbieden van telecommunicatiediensten het vereiste van een machtiging te stellen. Een machtigingsvereiste houdt de mogelijkheid in om vooraf te toetsen of een aan te bieden dienst in strijd zou komen met de geldende telecommunicatieregels. Tevens kunnen, door middel van de aan een machtiging te verbinden voorschriften, op maat verplichtingen aan de dienstverlener worden opgelegd die verband houden met het kunnen aftappen door de bevoegde instanties. Ook zouden bijvoorbeeld voorschriften kunnen worden gegeven inhoudende handelsreglementeringen terzake van datadiensten waartoe de dienstenrichtlijn de mogelijkheid bood. Heroverweging leidde tot de conclusie dat de machtigingsfiguur kan worden gemist. De bevoegdheid om handelreglementeringseisen te stellen aan datadiensten wordt door een inmiddels voorgenomen wijziging van de dienstenrichtlijn in de nabije toekomst niet langer toegestaan. Ook voor het kunnen aftappen is een machtigingsvereiste geen harde noodzaak. Volstaan kan dan ook worden met de mogelijkheid om in het belang van doelmatige telecommunicatie, de veiligheid van de Staat of de handhaving van de rechtsorde algemene regels te stellen (artikelen 7a en 7b van het wetsvoorstel zoals gewijzigd bij nota van wijziging). Deze regels kunnen het vereiste van een registratie van telecommunicatiediensten inhouden. Met de aanwijzing van diensten waarvoor een registratieregime zal gelden, zal terughoudend worden omgegaan. In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat informatiediensten alsmede toegevoegde waardediensten niet zullen worden aangewezen. Een registratie kan uit een oogpunt van toezicht wel zijn nut hebben voor die diensten die de voorbehouden spraaktelefoondienst zeer nabij komen. Zo moet bijvoorbeeld in verband met het kunnen aftappen bekend zijn wie een telecommunicatiedienst voor derden verzorgt. Dit is beter mogelijk als de aanbieder van die dienst is geregistreerd.

Een registratie werpt voor het toetreden tot de markt geen drempel op voor aanbieders van telecommunicatiediensten. Er is immers geen toestemming van de overheid nodig om de beoogde activiteit te verrichten. Er bestaan voor het verrichten van de telecommunicatiedienst geen toelatingscriteria. Met een melding vooraf door betrokkenen kan worden volstaan. Het niet geregistreerd zijn in gevallen waarin die eis geldt, houdt uiteraard wel het verbod in om een dergelijke dienst aan derden te leveren.

Voor wat betreft het vijfde lid van het voorgestelde gewijzigde artikel 7a in het derde lid van onderdeel E wordt het volgende opgemerkt.

Nederlandse aanbieders van telecommunicatiediensten die hun diensten ook willen aanbieden in andere Lid-staten van de Europese Unie moeten kunnen aantonen dat zij in Nederland in overeenstemming met de Nederlandse regelgeving telecommunicatiediensten verzorgen. Nu het vereiste van het verkrijgen van een machtiging niet meer tot de mogelijkheden behoort en geen of slechts in zeer beperkte mate algemeen geldende regels cq een registratieplicht op hen van toepassing zijn, zullen de betreffende aanbieders daartoe een verklaring van de Nederlandse autoriteiten nodig hebben. Artikel 7a, vijfde lid, voorziet er in dat de minister een dergelijke verklaring kan afgeven.

Onderdelen F en G

Nu het ter beschikking stellen van vaste verbindingen door de machtiginghouders van kabeltelevisienetten en kabelinrichtingen is geliberaliseerd, moet het de mobiele vergunninghouders niet alleen zijn toegestaan om van de machtiginghouders vaste verbindingen te huren maar ook om de beschikbare (over)capaciteit van een huurder van een zodanige vaste verbinding voor de opbouw van zijn mobiele net te gebruiken. Voorheen was dit laatste niet toegestaan. Hiertoe zijn de artikelen 13o en 13p gewijzigd.

Onderdeel J

Het toekennen door de minister van nummerblokken voor mobiele telecommunicatie geschiedt reeds sinds de inwerkingtreding van de wet mobiele telecommunicatie (Stb. 1994, 628). In artikel 13w is het begrip nummerblokken vervangen door het begrip nummer. Een toekenning van nummers dekt zowel een toekenning van een nummerblok als een toekenning van afzonderlijke nummers. Tevens is toegevoegd dat aan de toekenning van nummers voorschriften en beperkingen kunnen worden gesteld. Hierdoor vervalt het derde lid. In het «Besluit aanvraagprocedure nummers» bedoeld in artikel 40b, derde lid, van het wetsvoorstel zoals gewijzigd bij de nota van wijziging, wordt de aard van deze voorschriften en beperkingen nader uitgewerkt.

Onderdeel K

Teneinde het gebruik van kabelinrichtingen als bedoeld in artikel 23 te liberaliseren dienen de huidige gebruiksbeperkingen – behalve die ten aanzien van het verzorgen van de openbare spraaktelefoondienst – te worden weggenomen. Deze beperkingen zijn neergelegd in artikel 14, tweede lid. Het wegnemen van de beperkingen op het gebruik van kabelinrichtingen door wijziging van artikel 14, tweede lid, houdt in dat de houder van een kabelinrichting voortaan alle geliberaliseerde diensten voor derden mag verzorgen, uiteraard met inachtneming van de «dienstenbepalingen» van de artikelen 7, 7a en 7b.

Door de voorgestelde wijzigingen wordt het vijfde lid overbodig en kan vervallen.

Onderdeel M

Voor de toelichting op dit onderdeel wordt verwezen naar de toelichting op onderdeel C.

Onderdeel N

In onderdeel JJ van het oorspronkelijke wetsvoorstel wordt in artikel 21 een nieuw vijfde lid ingevoegd, inhoudende de verplichting voor de minister een gevraagde machtiging voor een draadomroepinrichting te weigeren als voor het aangevraagde gebied reeds een machtiging is verleend.

Deze weigering werd nodig geacht teneinde te verzekeren dat per machtigingsgebied slechts één infrastructuurvergunning met gebiedsbeperking zou bestaan. Bij nader inzien blijkt deze wijziging niet noodzakelijk te zijn. De beoogde doelstelling van de voorgestelde wijziging wordt reeds op basis van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur gerealiseerd.

Met de thans voorgestelde wijziging wordt teruggekeerd naar de geldende tekst van artikel 21, vijfde lid.

Onderdelen O en P

Voor de toelichting op onderdeel O, eerste lid, en onderdeel P geldt het onderstaande.

In onderdeel O, eerste lid, is de tekst van artikel 22, tweede lid, slechts redactioneel aangepast.

In onderdeel P, eerste lid, wordt de intrekkingsgrond van een verleende registratie als bedoeld in artikel 22a, zesde lid, onder a, aangescherpt. Niet alleen als de houder van een machtiging voor een draadomroepinrichting een infrastructuurvergunning wordt verleend dient de registratie te worden beëindigd maar ook als een dergelijke vergunning met instemming van de machtiginghouder wordt verleend aan de exploitant van de draadomroepinrichting. Dienovereenkomstig is artikel 22a, zesde lid, onder a, gewijzigd.

In onderdeel P, tweede lid, wordt artikel 22b gewijzigd om discriminatoir gedrag en kruissubsidiëring door de beheerder van een draadomroepinrichting te kunnen voorkomen. De houder van een draadomroepinrichting mag in verband met de liberalisering van het gebruik van zijn inrichting vaste verbindingen aan derden leveren en alle geliberaliseerde diensten over zijn inrichting verzorgen. Voorkomen moet worden dat de houder van een draadomroepinrichting vaste verbindingen onder gunstiger voorwaarden levert aan zichzelf dan aan anderen die deze verbindingen voor zichzelf gebruiken of daarover diensten voor derden aanbieden. Daartoe kan de minister op grond van artikel 22b nadere voorschriften geven. Onder deze bepaling valt tevens de situatie dat de houder van een draadomroepinrichting voor zichzelf of voor anderen zijn draadomroepinrichting integraal aanwendt zonder strikt genomen zichzelf of anderen vaste verbindingen te leveren. In de bij nota van wijziging voorgestelde tekst van artikel 22b wordt deze situatie aangeduid als «gebruiken of doen gebruiken van capaciteit van een draadomroepinrichting». Deze teksten sporen met de desbetreffende bepalingen van de kabeltelevisierichtlijn.

In de leden 3 en 4 van onderdeel P worden de verwijzingen in overeenstemming gebracht met de in andere artikelen aangebrachte wijzigingen.

Voor de toelichting op onderdeel O, tweede lid, wordt verwezen naar de toelichting op onderdeel C.

Onderdeel Q

De beperkingen in artikel 23 voor de aanleg van kabelinrichtingen worden weggenomen. In het algemene deel van de nota naar aanleiding van het verslag onder punt 3 is een en ander uitvoerig uiteengezet. Met deze liberalisering loopt Nederland vooruit op hetgeen per 1 januari 1998 in Europa gaat gelden. Nadat de Lid-staten zich door middel van een resolutie van 22 december 1994 van de Europese Raad inzake het principe van en het tijdschema voor liberalisering van de telecommunicatie-infrastructuur (94/C 379/03) hebben uitgesproken voor de liberalisering van de infrastructuur per 1 januari 1998, heeft de Europese Commissie op 19 juli 1995 een ontwerp richtlijn tot liberalisering van de de alternatieve infrastructuur voor consultatie aan de Lid-staten rondgestuurd (PbEG C 236).

Een machtiging voor een kabelinrichting zal, nu het voorkeursrecht voor de houder van de concessie komt te vervallen, in principe steeds worden verleend. De enige overgebleven weigeringsgrond heeft betrekking op het voorkomen van elektromagnetische storingen in de werking van de telecommunicatie-infrastructuur. In de praktijk zal deze weigeringsgrond in de meeste gevallen de verlening van een machtiging niet in de weg staan. Als gevolg van de liberalisering van artikel 23 vervalt de intrekkingsgrond van het zesde lid, onder a.

De bovengenoemde ontwerp richtlijn bevat ook een bepaling met betrekking tot de opheffing van de bestaande beperkingen op het gebruik, die naar zich laat aanzien begin 1996 in werking zal treden. In onderdeel K is uiteengezet hoe deze liberalisering in het onderhavige wetsvoorstel zijn plaats heeft gevonden.

Door deze liberalisering van de kabelinrichtingen van artikel 23 vervaagt het onderscheid met de draadomroepinrichting ten dele. Beide inrichtingen mogen immers voor alle geliberaliseerde telecommunicatiediensten worden benut. De verspreiding van programma's voor het publiek vormt echter nog geen geliberaliseerde telecommunicatiedienst binnen de dienstenrichtlijn. Het verspreiden van programma's blijft ook in de WTV voorbehouden aan de houder van een draadomroepinrichting.

Dit betekent dat het de houders van een kabelinrichting niet is toegestaan programma's te verspreiden over hun inrichting. Aan de houders van een draadomroepinrichting worden in verband met het verzorgen van deze tot nutsdienst uitgegroeide taak bijzondere eisen gesteld met betrekking tot de continuïteit van de inrichting. Deze continuïteitseis geldt niet voor de kabelinrichtingen van artikel 23. Indien de houder van een kabelinrichting de bevoegdheid wenst om over zijn kabelinrichting programma's te verspreiden, dan dient hij daarvoor op grond van artikel 21 gemachtigd te worden. Voor zijn inrichting zullen dan aanvullende eisen gelden met betrekking tot continuïteit en techniek.

Het beleid tot verlening van machtigingen voor draadomroepinrichtingen is er tot op heden op gericht om per gemeente slechts één machtiging te verlenen. Het doel van deze beperking is geweest een voldoende draagvlak voor de exploitant van een dergelijke inrichting te creëren ten einde de continuïteit van de inrichting zoveel mogelijk te waarborgen. Dit beleid heeft een positief effect gehad op de prijs van het kabelabonnement. Met de liberalisering van de draadomroepinrichtingen en de kabelinrichtingen doet zich de vraag voor of dit beleid gecontinueerd dient te worden. Op voorhand ben ik van oordeel dat dit in zijn algemeenheid het geval is. Het is voor de bestaande houders van een draadomroepinrichting van belang dat zij in deze overgangssituatie naar een totale liberalisering van de telecommunicatiemarkt de gelegenheid krijgen om vanuit de bestaande gewaarborgde situatie een nieuwe positie te kunnen kiezen. Een uitzondering op dit beleid zou kunnen worden gemaakt voor situaties van voortdurende schaarste op een draadomroepinrichting. Hoewel er nu situaties van schaarste voorkomen, zal door toepassing van nieuwe technieken de capaciteit van die draadomroepinrichtingen kunnen worden vergroot, waardoor in de meeste gevallen die schaarste slechts van tijdelijke aard behoeft te zijn.

Toegevoegd wordt een nieuw zesde lid aan artikel 23. Voor een toelichting op dit lid moge worden verwezen naar de toelichting op onderdeel C.

Onderdeel R

Na artikel 23 worden ingevoegd de artikelen 23a tot en met 23c. Deze artikelen komen inhoudelijk overeen met de artikelen 22a tot en met 22c die betrekking hebben op de houder van een draadomroepinrichting. Aangezien de houder van een draadomroepinrichting en de houder van een kabelinrichting na de thans ingevoerde verdere liberalisering ter zake van het leveren van vaste verbindingen en het aanbieden van telecommunicatiediensten (niet zijnde het verspreiden van programma's) een overeenkomstige positie hebben, dienen voor beiden dezelfde regels te gelden. Voor een toelichting op de inhoud van de bepalingen verwijst ondergetekende naar de memorie van toelichting op het wetsvoorstel, onderdeel LL.

Onderdeel S

Met de liberalisering van de kabelinrichtingen van artikel 23 dienen ook de beperkingen ter zake van het koppelen van deze inrichtingen onderling en met andere alternatieve infrastructuren te worden weggenomen, evenals reeds in het wetsvoorstel het geval was voor draadomroepinrichtingen. De voorgestelde wijzigingen voorzien hierin.

Onderdeel T

De verwijzing naar artikel 13h in het voorgestelde artikel 29a moet zijn artikel 13g. Deze fout is hersteld.

Onderdeel X

De titel van Hoofdstuk VIA «Nummerplannen en nummerblokken» is gewijzigd in «Nummerbeleid en nummerbeheer». Deze titel dekt beter de inhoud van het gewijzigd artikel 40b.

De in artikel 40b, eerste lid, opgenomen wijzigingen beogen explicieter het kader voor het nummerbeleid en nummerbeheer van de minister van Verkeer en Waterstaat weer te geven. De minister voert nummerbeleid en nummerbeheer in het belang van de doelmatigheid van de telecommunicatie. Wat de minister onder doelmatig verstaat in de praktijk en bij het toepassen van dit artikel, kan hij vooraf aangeven in de toelichting op het nummerplan die zich bij uitstek tot het uitzetten van beleidslijnen leent.

Nummerbeleid is gericht op het vaststellen van de grondslagen voor de toekenning van nummers en houdt onder andere in: het vaststellen van nummerplannen, het stellen van regels voor het toekennen en reserveren van nummers en in het kader daarvan het voeren van overleg met marktpartijen, overheden en internationale organisaties.

Nummerbeheer is een uitvoeringstaak en houdt onder andere in het toekennen of reserveren van nummers, het wijzigen, verlengen of intrekken van een toekenning of reservering alsmede de administratie van nummertoekenningen of reserveringen.

Het gewijzigde derde lid is duidelijker geformuleerd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden niet alleen regels gesteld met betrekking tot toekenning of reservering van nummers, maar ook regels met betrekking tot de wijziging, verlenging of intrekking van de toekenning of reservering van nummers. Zo wordt onder andere gesteld dat de houder van nummers de toegekende nummers slechts mag gebruiken voor dat deel van de telecommunicatieverkeer waarvoor hij een aanvraag heeft ingediend, dat de toegekende nummers onder het beheer blijven van de houder van de nummers, en dat de houder van nummers ervoor moet zorgen dat de aan hem toegekende nummers op niet-discriminatoire en transparante wijze worden toegekend aan dienstaanbieders of gebruikers.

Het nieuw ingevoegde vierde lid bepaalt dat de minister bij ministeriële regeling regels kan stellen op het gebied van nummerbeleid en nummerbeheer, anders dan genoemd in het eerste lid, onder a tot en met c. Deze bepaling is noodzakelijk als een sluitstuk van het eerste lid, waar onder a tot en met c de verplichte onderdelen van het nummerbeleid en nummerbeheer zijn verankerd.

Het nieuw ingevoegde artikel 40c bepaalt dat de minister – vooruitlopend op de vaststelling van een nummerplan, bedoeld in artikel 40b, eerste lid, onder a, – de bevoegdheid heeft om bij ministeriële regeling reeds tijdens het voorbereidingsproces van een nummerplan, nummers voor de in de regeling bepaalde bestemmingen toe te kennen. Het betreft hier de zogenaamde «voorlopige nummerplannen» voor urgente nummeraanvragen. Deze bevoegdheid duurt tot een bij de regeling vastgestelde termijn. Hiermee kan de minister dringende nummerbehoeften honoreren op een gebied waar nog geen nummerplan is vastgesteld.

Het nieuw ingevoegde artikel 40d bepaalt dat de minister aan anderen dan degenen die genoemd zijn in de diverse bepalingen van deze wet en in de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur, zonodig nummers kan toekennen. Gedacht kan worden aan bepaalde dienstaanbieders. Bijvoorbeeld een dienstaanbieder die openbare telecommunicatiediensten aanbiedt met gebruikmaking van een telecommunicatienet waarvan de netwerkbeheerder of diens vertegenwoordiger geen nummers ten behoeve van de desbetreffende diensten krijgt toegekend. Men denke ook aan gebruikers bij bepaalde omstandigheden. Bijvoorbeeld de omstandigheid waarin gebruikers nummers voor een bepaalde dienst kunnen behouden wanneer zij van netwerkbeheerder wisselen. In dat geval vervalt de noodzaak om nummers te verdelen onder de netwerkbeheerders en kunnen zij rechtstreeks aan de gebruikers worden beschikbaar gesteld.

Het nieuw ingevoegde artikel 40e bevat onder a een bepaling waardoor het gebruik van nummers die anders dan op grond van de wet zijn verkregen, is verboden.

Onder b wordt bepaald dat het een ieder voorts verboden is in strijd met het krachtens artikel 40b, vierde lid, bepaalde te handelen.

De sanctie hierop in de vorm van een administratieve boete is door een aanpassing in onderdeel Z geregeld in artikel 48b.

Onderdeel Y

De in het eerste en tweede lid van onderdeel Y voorgestelde wijzigingen in verwijzingen zijn het gevolg van de implementatie van de EMC-richtlijn in de WTV (Stb. 1995, 386). Verder zijn noodzakelijke wijzigingen aangebracht in verband met vernummeringen, als gevolg van de onderhavige nota van wijziging, in andere artikelen dan het onderhavige artikel 41. Het vijfde lid houdt verband met het vragen van een vergoeding voor het toekennen of reserveren van nummers. In het toegevoegde onderdeel i van artikel 41 wordt tot uitdrukking gebracht dat ook voor de uitvoering van de daar genoemde overheidstaak met betrekking het toekennen of reserveren van nummers, bedoeld in artikel 3, derde lid, 7, vijfde lid, 13w, eerste lid, 17, elfde lid, 22, derde lid, 23, zevende lid, of 40d, vergoeding verschuldigd is voor de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de toekenning of reservering van nummers of het wijzigen, verlengen of intrekken daarvan en het toezicht op de naleving door de houder van krachtens een van de genoemde artikelen of krachtens artikel 2, derde lid, van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur, toegekende nummers van de bij of krachtens deze wet gegeven regels, voorschriften en beperkingen.

Onderdelen Z en AA

Het stellen van regels is pas zinvol als de naleving van die regels ook gewaarborgd kan worden.

Ook voor de verplichtingen, vastgesteld bij of krachtens het bepaalde in hoofdstuk VIA zal handhaving ervan langs administratiefrechtelijke weg geschieden, zoals dit al het geval was voor de verplichtingen, vastgesteld bij of krachtens het bepaalde in § 2c van hoofdstuk II en in de hoofdstukken III, IV, IVA en V. Daartoe is nodig dat de overheid over de noodzakelijke instrumenten van toezicht en handhaving beschikt. Teneinde hierin te voorzien zijn de bepalingen van paragraaf 2, hoofdstuk IX, betreffende het toezicht van toepassing op de verplichtingen die voortvloeien uit hoofdstuk VIA.

Onderdeel BB

Artikel 48a bevat een verwijzing naar de verkeerde bepalingen van de Gemeentewet. Met de voorgestelde wijziging wordt deze fout hersteld.

Onderdeel CC

Voor een wijziging van Artikel I, onderdeel EEE, is de opsomming van artikelen in artikel 48b uitgebreid met een verwijzing naar de artikelen 23c en 40e. Dit is nodig om de nakoming van de betreffende bepalingen te kunnen afdwingen.

Onderdeel EE

De verplichting om medewerking te verlenen aan de uitvoering van een bevoegd gegeven bijzondere last tot het afluisteren of opnemen van telecommunicatie die over de telecommunicatie-infrastructuur wordt afgewikkeld, dient ook te gelden voor de houder van een machtiging voor een kabelinrichting die op grond van artikel 23a bevoegd is vaste verbindingen aan derden te leveren.

Onderdeel FF

De in Artikel V, onderdeel A, opgenomen overgangsregeling voor ontheffingen die voor het tijdstip van inwerkingtreding van de wet op grond van artikel 22, tweede lid, zijn verleend aan de houders van een draadomroepinrichting, wordt uitgebreid tot de ontheffingen die op grond van artikel 14, vijfde lid, aan de houders van kabelinrichtingen van artikel 23 zijn verleend. Dit is een gevolg van de thans in het wetsvoorstel opgenomen liberalisering van artikel 23, op grond waarvan iedere houder van een dergelijke kabelinrichting die zich als zodanig heeft laten registreren, bevoegd is vaste verbindingen te leveren aan derden. Hiertoe is Artikel V, onderdeel A, gewijzigd.

Onderdeel GG

De overgangsbepalingen in Artikel V, onderdelen C tot en met H, zijn opgenomen om een eenduidige en expliciete overdracht van het nummerbeheer van de concessiehouder aan de overheid te waarborgen, het principe van non-dicriminatoire toegang tot nummers ook van toepassing te laten zijn op in gebruik zijnde nummers en continuïteit in bestaand nummergebruik door gebruikers van telecommunicatiediensten te garanderen.

Als uitgangspunt is gekozen dat er twee mogelijkheden zijn op grond waarvan op het moment van inwerkingtreding van deze wet nummers in gebruik zijn bij belanghebbenden: of wel – zoals in het geval van aan de houder van de concessie opgedragen diensten of voorheen opgedragen diensten – betrokkene gebruikt nummers die hij van oudsher de facto in bezit heeft, of wel betrokkene gebruikt nummers die hem eerder door de Minister van Verkeer en Waterstaat zijn toegekend.

Voor de eerste categorie van gevallen, bedoeld in de onderdelen C, D, E en F geldt dat de desbetreffende nummers bij de minister moeten worden aangevraagd. De aanvraag dient binnen drie maanden na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet op grond van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels, bedoeld in artikel 40b, derde lid, te worden ingediend. De nummers blijven bij de aanvragers in gebruik totdat op de aanvraag door de minister is beslist of – indien een aanvraag als bedoeld in de vorige volzin niet tijdig is ingediend – tot zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

Voor de tweede categorie van gevallen, bedoeld in onderdeel G, geldt dat de betreffende nummers met de inwerkingtreding van deze wet zonder nieuwe aanvraag geacht worden te zijn toegekend krachtens artikel 7, vijfde lid, 17, elfde lid, 22, derde lid, of 23, zevende lid.

Onderdeel H ziet op een geheel andere soort overgangssituatie dan de onderdelen C tot en met G.

Laatstgenoemde onderdelen zien op de overgang van de geldende wet naar de door de interimwetgeving aangepaste wet. Onderdeel H houdt rekening met het feit dat de minister na de inwerkingtreding van de interimwetgeving, bijvoorbeeld door het vaststellen van nummerplannen op onderdelen van het telecommunicatiegebied, telkenmale nummers die voor die tijd vrij mochten worden gebruikt voor de betreffende telecommunicatiediensten door opneming in het plan van rechtswege ter beschikking wil krijgen om het nummerbeheer op dat onderdeel van het terrein te kunnen uitvoeren. In onderdeel H is dan ook een overgangsbepaling opgenomen met betrekking tot nummers die worden opgenomen in een nummerplan als bedoeld in artikel 40b of in een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 40c, en die op het tijdstip van inwerkingtreding van dat plan krachtens artikel 40b of die regeling krachtens artikel 40c reeds in gebruik zijn voor een bestemming, voorkomende in het betreffende plan of de betreffende regeling. Omdat deze nummers nooit zijn toegekend door de minister, moeten zij alsdan worden aangevraagd.

De aanvraag dient binnen drie maanden na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan of de regeling te worden ingediend. De nummers blijven bij de aanvragers totdat op de aanvraag door de minister is beslist of – indien een aanvraag als bedoeld in de vorige volzin niet tijdig is ingediend – tot zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van het desbetreffende plan of de desbetreffende regeling.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven