24 163
Wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, de Mediawet, de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en het Wetboek van Strafvordering in verband met de liberalisering van kabelgebonden telecommunicatie-inrichtingen (kabelgebonden telecommunicatie)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, de Mediawet, de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en het Wetboek van Strafvordering in verband met de liberalisering van kabelgebonden telecommunicatie-inrichtingen (kabelgebonden telecommunicatie).

De toelichtende memorie en bijlagen, die het Wetsvoorstel vergezellen, bevatten de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

22 mei 1995

Beatrix


nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de exploitatiemogelijkheden van kabelgebonden telecommunicatie-inrichtingen als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen te verruimen;

dat het, in het belang van hoogwaardige telecommunicatievoorzieningen, mede ter bevordering van de totstandkoming van een tweede aanbieder van een landelijke kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur naast de houder van de concessie wenselijk is een wettelijke regeling te treffen voor het verlenen van vergunningen voor de exploitatie van deze inrichtingen en van kabelgebonden telecommunicatie-inrichtingen als bedoeld in artikel 23 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen als openbare infrastructuur door het aan derden aanbieden van vaste verbindingen en voor de aanleg en instandhouding van nieuwe kabelgebonden infrastructuur;

dat voorts nog enkele onderdelen van richtlijn nr. 90/388/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 28 juni 1990 betreffende de mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten (PbEG L 192) in regelgeving hun neerslag moeten vinden;

dat de Wet op de telecommunicatievoorzieningen ook wijziging behoeft in verband met de wijziging met betrekking tot satellietcommunicatie die in richtlijn 90/388 is gebracht door richtlijn nr. 94/46/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 oktober 1994 tot wijziging van Richtlijn 88/301/EEG en Richtlijn 90/388/EEG met name met betrekking tot satellietcommunicatie (PbEG L 268);

dat het tenslotte wenselijk is wettelijke regels te stellen met betrekking tot het beheer van nummerplannen; dat het vorenstaande leidt tot wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, terwijl de Mediawet, de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en het Wetboek van Strafvordering daaraan moeten worden aangepast;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de telecommunicatievoorzieningen wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. telecommunicatie: iedere overdracht, uitzending of ontvangst van signalen door middel van telecommunicatie-infrastructuur;

2. Onderdeel r wordt verletterd tot dd, de onderdelen o, p en q worden verletterd tot respectievelijk v, w en x, de onderdelen j tot en met n worden verletterd tot respectievelijk o tot en met s, de onderdelen g, h en i worden verletterd tot respectievelijk k, l en m en onderdeel c wordt verletterd tot g.

3. Onderdeel c komt te luiden:

c. telecommunicatienet of telecommunicatie-infrastructuur: de infrastructuur die het transport mogelijk maakt van signalen tussen gedefinieerde netwerkaansluitpunten via kabelverbindingen, microgolfsystemen, optische middelen of andere elektromagnetische middelen;

4. Onderdeel f komt te luiden:

f. kabelverbindingen: kabels en kabelwerken;

5. Ingevoegd worden de onderdelen h tot en met j, luidende:

h. geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur: de telecommunicatie-infrastructuur, bedoeld in artikel 3, eerste lid;

i. kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur: de infrastructuur die het transport mogelijk maakt van signalen tussen gedefinieerde netwerkaansluitpunten via kabelverbindingen;

j. openbaar telecommunicatienet: telecommunicatie-infrastructuur, bedoeld in artikel 3, 3a of 13a, alsmede voor wat betreft de artikelen 29 en 29a, de telecommunicatie-infrastructuur die door Onze Minister voor de toepassing van de desbetreffende artikelen als openbaar telecommunicatienet is aangewezen;

6. De onderdelen m tot en met p komen te luiden:

m. vaste verbinding: een mogelijkheid voor het directe transport van signalen tussen twee netwerkaansluitpunten, waarvan de totstandkoming niet door de gebruiker via een netwerkaansluitpunt kan worden beïnvloed;

n. satellietverbinding: een vaste verbinding die tot stand komt met behulp van een satelliet;

o. netwerkaansluitpunt: het geheel van fysieke verbindingen, met hun technische toegangsspecificaties, die deel uitmaken van een telecommunicatienet en nodig zijn om toegang te verkrijgen tot dit net en om efficiënt via dit net te kunnen communiceren;

p. randapparatuur: een inrichting die of een samenstel van inrichtingen, dat is bestemd voor rechtstreekse aansluiting op een openbaar telecommunicatienet door middel van een netwerkaansluitpunt;

7. Ingevoegd worden de onderdelen t en u, luidende:

t. infrastructuurvergunning: een vergunning, verleend krachtens de Vergunningenwet liberalisering kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur;

u. landelijke infrastructuurvergunning: de infrastructuurvergunning zonder gebiedsbeperking;

8. Ingevoegd worden de onderdelen ij tot en met cc, luidende:

ij. openbare telecommunicatiedienst: de bij of krachtens de wet opgedragen telecommunicatiediensten bedoeld in artikel 4, eerste lid, of artikel 13c, tweede lid, alsmede voor wat betreft artikel 29a, de telecommunicatiedienst die door Onze Minister voor de toepassing van genoemd artikel als openbare telecommunicatiedienst is aangewezen;

z. spraaktelefoondienst: de commerciële exploitatie ten behoeve van het publiek van direct transport en onmiddellijke schakeling van spraak van en naar netwerkaansluitpunten van een openbaar telecommunicatienet, waarvan iedere gebruiker van op een dergelijk netwerkaansluitpunt aangesloten apparatuur gebruik kan maken om met een ander netwerkaansluitpunt te communiceren;

aa. pakket- en circuitgeschakelde datadienst: de commerciële exploitatie ten behoeve van het publiek van direct datatransport van en naar netwerkaansluitpunten van een openbaar telecommunicatienet, waarvan iedere gebruiker van op een dergelijk netwerkaansluitpunt aangesloten apparatuur gebruik kan maken om met een ander netwerkaansluitpunt te communiceren;

bb. telexdienst: de commerciële exploitatie ten behoeve van het publiek van direct transport van telexberichten overeenkomstig de te Melbourne op 25 november 1988 tot stand gekomen aanbeveling I 240 van de Internationale Raadgevende Commissie inzake telegrafie en telefonie (CCITT), zoals deze thans luidt of nadien is gewijzigd, van en naar netwerkaansluitpunten van een openbaar telecommunicatienet, waarvan iedere gebruiker van op een dergelijk netwerkaansluitpunt aangesloten apparatuur gebruik kan maken om met een ander netwerkaansluitpunt te communiceren;

cc. nummerplannen: verzamelingen van nummers die nodig zijn voor het aanbieden van telecommunicatie-infrastructuur of telecommunicatiediensten;

9. Onderdeel dd komt te luiden:

dd. nummerblok: het blok abonneenummers dat aan de houder van de concessie, een houder van een vergunning of aan een andere gerechtigde bij of krachtens deze wet is toegekend of kan worden toegekend.

B

Na artikel 1 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

1. Onze Minister kan tot een aanwijzing als openbaar telecommunicatienet of als openbare telecommunicatiedienst slechts besluiten

a. in het belang van het publiek als gebruiker van telecommunicatie-infrastructuur, telecommunicatie-inrichtingen, telecommunicatiediensten of apparaten;

b. in het belang van andere aanbieders van telecommunicatie-infrastructuur, telecommunicatie-inrichtingen, telecommunicatiediensten of apparaten;

c. indien de uitvoering van een bindend besluit van een instelling van de Europese Unie of de nakoming van Nederland bindende verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties dit vordert.

2. Onze Minister kan tot een aanwijzing als openbaar telecommunicatienet of als openbare telecommunicatiedienst, met betrekking tot artikel 29a, slechts besluiten indien de aan te wijzen telecommunicatienetten of telecommunicatiediensten een dominante marktpositie hebben.

3. Van de beschikkingen, houdende een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, wordt zo spoedig mogelijk mededeling gedaan in de Staatscourant onder vermelding van het tijdstip waarop de beschikkingen van kracht worden.

C

De titel van Hoofdstuk II komt te luiden:

OPENBARE TELECOMMUNICATIENETTEN EN OPENBARE TELECOMMUNICATIEDIENSTEN

D

De titel van paragraaf 1 van Hoofdstuk II komt te luiden:

§ 1. De geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur

E

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Ter bevordering van een doelmatige verzorging van telecommunicatie in het algemeen maatschappelijk en economisch belang wordt aan een bij wet aan te wijzen rechtspersoon, behoudens het bepaalde in artikel 3a, met uitsluiting van anderen, concessie verleend voor de aanleg, de instandhouding en de exploitatie van de telecommunicatie-infrastructuur, die

a. bestemd is voor telecommunicatie die, geheel of gedeeltelijk, openbare gronden overschrijdt, en

b. dient ter uitvoering van de bij of krachtens artikel 4, eerste tot en met vierde lid, aan de houder van de concessie opgedragen diensten.

Onder de concessie, bedoeld in de vorige volzin, zijn mede begrepen de aansluitingen op telecommunicatie-inrichtingen buitenslands.

2. In het derde lid wordt «de telecommunicatie-infrastructuur» vervangen door: de geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur.

3. In het vierde lid wordt «kabels, kabelwerken of satellietverbindingen» gewijzigd in: kabelverbindingen.

4. In het vijfde lid wordt «als bedoeld in hoofdstuk III» vervangen door: als bedoeld in artikel 21, 23 of 24.

F

Na artikel 3 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 1a. Kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur met vergunning

Artikel 3a

1. Ter bevordering van een doelmatige verzorging van telecommunicatie in het algemeen maatschappelijk en economisch belang zijn degenen die daartoe krachtens de Vergunningenwet liberalisering kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur een infrastructuurvergunning hebben verkregen gerechtigd tot de aanleg, de instandhouding en de exploitatie van kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur met of zonder gebiedsbeperking die

a. bestemd is voor telecommunicatie die, geheel of gedeeltelijk, openbare gronden overschrijdt, en

b. dient ter uitvoering van de bij artikel 4b opgedragen diensten of binnen de in artikel 4b bedoelde periode dient voor het tegen vergoeding ter beschikking stellen van het gebruik van vaste verbindingen.

2. Onder de infrastructuurvergunning zijn mede begrepen de aansluitingen op telecommunicatie-inrichtingen buitenslands.

3. De houder van een infrastructuurvergunning zonder gebiedsbeperking is, indien aan hem radiofrequenties zijn toegekend, tevens gerechtigd tot de aanleg, de instandhouding en de exploitatie van radio-elektrische zendinrichtingen die bestemd zijn voor de doeleinden bedoeld, in het eerste lid, onder a en b.

G

De titel van paragraaf 2 van Hoofdstuk II komt te luiden:

§ 2. Opdrachten aan de houder van de concessie

H

Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «aansluitpunten» vervangen door: netwerkaansluitpunten.

2. In het vijfde lid, eerste volzin, wordt «bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

I

Na artikel 4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

Artikel 4, vierde, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing op het totstandbrengen van koppelingen tussen de telecommunicatie-infrastructuur van de houder van de concessie en de telecommunicatie-infrastructuur van de houder van een infrastructuurvergunning.

J

Na artikel 4a wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2a. Opdrachten aan de houder van een infrastructuurvergunning

Artikel 4b

1. De houder van een infrastructuurvergunning is in het belang van het algemeen maatschappelijk en economisch verkeer verplicht binnen een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn na het afgeven van een infrastructuurvergunning een ieder in het gebied waarop de infrastructuurvergunning betrekking heeft tegen vergoeding het gebruik van vaste verbindingen ter beschikking te stellen.

2. De houder van een infrastructuurvergunning is verplicht aan de houder van de concessie onderscheidenlijk een andere houder van een infrastructuurvergunning behalve de in het eerste lid bedoelde dienst, voorzieningen ter beschikking te stellen ten behoeve van of direct verband houdende met koppelingen van de geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur onderscheidenlijk de kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur van een andere houder van een infrastructuurvergunning aan de kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur van de houder van de infrastructuurvergunning. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de in dit lid bedoelde voorzieningen.

3. De houder van een infrastructuurvergunning stelt de in het tweede lid bedoelde voorzieningen ter beschikking op door hem daarvoor te bepalen voorwaarden betreffende tarieven en technische specificaties binnen een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn. De houder van de infrastructuurvergunning gaat bij zijn aanbod uit van de door de houder van de concessie onderscheidenlijk een andere houder van een infrastructuurvergunning gevraagde voorzieningen, tenzij deze technisch niet mogelijk zijn of de integriteit van de telecommunicatie-infrastructuur van de houder van de infrastructuurvergunning in gevaar brengen, of redelijkerwijs niet noodzakelijk zijn voor een doelmatige verzorging van de diensten te verlenen door middel van de telecommunicatie-infrastructuur van de houder van de concessie onderscheidenlijk van een andere houder van een infrastructuurvergunning.

4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing indien door de houder van de concessie onderscheidenlijk een andere houder van een infrastructuurvergunning vaste verbindingen worden gevraagd ten behoeve van koppelingen als bedoeld in het tweede lid.

K

Na artikel 4b wordt de titel voor een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2b. Overige bepalingen in verband met de opdrachten, bedoeld in § 2 en § 2a

L

Ingevoegd wordt een nieuw artikel 4c, luidende:

Artikel 4c

1. Indien de houder van een infrastructuurvergunning en de houder van de concessie dan wel houders van een infrastructuurvergunning onderling geen overeenstemming bereiken over de voorwaarden waaronder de houder van de concessie met toepassing van artikel 4a dan wel de houder van een infrastructuurvergunning met toepassing van artikel 4b, voorzieningen of vaste verbindingen ter beschikking wil stellen ten behoeve van de koppeling tussen de kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur van de houder van een infrastructuurvergunning en de telecommunicatie-infrastructuur van de houder van de concessie dan wel ten behoeve van de koppeling tussen de kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur van infrastructuurvergunninghouders onderling, of weigert daartoe een aanbod te doen, kan de houder van een infrastructuurvergunning dan wel de houder van de concessie Onze Minister verzoeken hierover een oordeel te geven.

2. De houder van de concessie en de houder van een infrastructuurvergunning zijn verplicht aan Onze Minister binnen twee weken alle benodigde gegevens te verstrekken die nodig zijn om een oordeel als bedoeld in het eerste lid te geven.

3. Onze Minister geeft binnen acht weken na het in het eerste lid bedoelde verzoek, een oordeel. Indien het oordeel inhoudt dat de door de houder van de concessie dan wel de door de houder van een infrastructuurvergunning aangeboden voorwaarden onredelijk zijn, of dat de houder van de concessie dan wel de houder van een infrastructuurvergunning niet mocht weigeren een aanbod te doen, kan onze Minister een aanwijzing als bedoeld in artikel 43 geven. De houder van de concessie dan wel de houder van een infrastructuurvergunning is verplicht deze aanwijzing op te volgen.

M

Artikel 5 vervalt. De artikelen 6 en 7 worden vernummerd tot onderscheidenlijk 5 en 6.

N

In artikel 5 wordt «het directe transport van spraak over de telecommunicatie-infrastructuur» vervangen door: de spraaktelefoondienst.

O

Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de bestaande tekst wordt het cijfer 1 geplaatst.

2. Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de houder van een infrastructuurvergunning.

P

Na artikel 6 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2c. Gebruiksbepalingen vaste verbindingen

Artikel 7

1. Het is degene die de beschikking heeft over een vaste verbinding verboden de vaste verbinding te gebruiken of te doen gebruiken voor:

a. het verzorgen van de spraaktelefoondienst of de telexdienst;

b. het verspreiden van een programma tenzij het gebruik ervan plaatsvindt in het kader van een machtiging, verleend krachtens artikel 21, of in het kader van een landelijke infrastructuurvergunning.

2. Het eerste lid is eveneens van toepassing op de houder van een infrastructuurvergunning die zijn telecommunicatie-infrastructuur gebruikt of doet gebruiken.

3. Het bepaalde in het eerste lid, onder a, geldt niet indien het daar omschreven gebruik geschiedt in het kader van hoofdstuk IIA of in het kader van een machtiging als bedoeld in artikel 17 die aan de machtiginghouder de bevoegdheid verleent voor derden openbare mobiele telecommunicatiediensten te verzorgen.

4. Onder spraaktelefoondienst onderscheidenlijk telexdienst wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een met de omschrijving van die onderscheidene diensten in artikel 1, onder z, onderscheidenlijk onder bb, overeenkomende spraaktelefoondienst of telexdienst, die van en naar netwerkaansluitpunten van een niet openbaar telecommunicatienet wordt verzorgd.

Artikel 7a

1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt voor het verzorgen van daarbij aangewezen categorieën van telecommunicatiediensten voor derden over vaste verbindingen een machtiging onderscheidenlijk een registratie van Onze Minister geëist, indien dit uit een oogpunt van doelmatige verzorging daarvan, de veiligheid van de Staat of de handhaving van de rechtsorde noodzakelijk is. Indien de aanwijzing verband houdt met de veiligheid van de Staat of de handhaving van de rechtsorde wordt de voordracht voor de algemene maatregel van bestuur gedaan door Onze Minister in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor het voor derden over vaste verbindingen verzorgen van de krachtens het eerste lid aangewezen categorieën van telecommunicatiediensten alsmede voor andere telecommunicatiediensten regels worden gesteld.

3. Het in het eerste en tweede lid bepaalde is mede van toepassing op het verzorgen van diensten, niet zijnde de krachtens artikel 4, eerste lid, opgedragen diensten, door de houder van de concessie met gebruikmaking van zijn infrastructuur en het verzorgen van diensten door de houder van een infrastructuurvergunning met gebruikmaking van zijn infrastructuur.

Artikel 7b

1. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot:

a. de wijze waarop een aanvraag tot verlening, wijziging of intrekking van een machtiging wordt ingediend en behandeld;

b. de inhoud van aanvragen tot verlening, wijziging of intrekking van een machtiging en de daarbij over te leggen gegevens;

c. de termijn waarbinnen op de aanvraag wordt beslist.

2. Een machtiging wordt geweigerd indien:

a. de aanvraag betrekking heeft op een telecommunicatiedienst die krachtens artikel 7 is verboden;

b. de aanvrager niet is ingeschreven in het handelsregister van de Kamers van Koophandel;

c. de aanvraag niet aan de krachtens het eerste lid gestelde regels voldoet.

3. Een machtiging kan tevens worden geweigerd indien de aanvrager niet heeft voldaan aan nog op hem rustende verplichtingen welke voortvloeien uit een eerdere aan hem verleende machtiging.

4. Een machtiging kan onder beperkingen worden verleend. Aan een machtiging kunnen voorschriften worden verbonden die verschillend kunnen zijn naar de aard van de telecommunicatiedienst. Zij kunnen slechts betrekking hebben op:

a. de waarborgen ter voorkoming van inbreuk op de spraaktelefoondienst;

b. de duur van de machtiging;

c. de verplichting om binnen een bepaalde termijn de telecommunicatiedienst aan te bieden;

d. de essentiële eisen, genoemd in artikel 1 van richtlijn nr. 90/388/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 28 juni 1990 betreffende de mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten (PbEG L 192), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij richtlijn nr. 94/46/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 oktober 1994 tot wijziging van Richtlijn 88/301/EEG en Richtlijn 90/388/EEG met name met betrekking tot satellietcommunicatie (PbEG L 268);

e. indien het om pakket- en circuitgeschakelde datadiensten gaat, de bestendigheid, de beschikbaarheid en het niveau van dienstverlening van deze diensten;

f. het verstrekken van informatie met betrekking tot de aard, de omvang en de kwaliteit van de diensten;

g. de open en efficiënte toegang tot en het gebruik van de diensten;

h. het treffen van bijzondere voorzieningen met betrekking tot de voorbereiding van de door de machtiginghouder te verzorgen elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 55;

i. de veiligheid van de Staat en de handhaving van de rechtsorde.

5. De aan een machtiging verbonden voorschriften en de beperkingen waaronder een machtiging wordt verleend, kunnen worden gewijzigd, aan een machtiging kunnen beperkingen en voorschriften worden toegevoegd en een machtiging kan worden ingetrokken indien:

a. de houder bij de aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt;

b. de houder van de machtiging de bij of krachtens deze wet gestelde regels dan wel de aan de machtiging verbonden voorschriften en de beperkingen waaronder de machtiging is verleend niet nakomt;

c. een doelmatige verzorging van de telecommunicatie in het algemeen maatschappelijk en economisch belang dit in verband met gewijzigde omstandigheden vordert;

d. een verzoek is ingediend tot verlening van surséance van betaling aan de machtiginghouder, of surséance van betaling aan de machtiginghouder is verleend;

e. een verzoek tot faillietverklaring van de machtiginghouder is ingediend, of de machtiginghouder failliet is verklaard, of

f. de machtiginghouder zijn onderneming staakt.

Artikel 7c

1. Degene die telecommunicatiediensten aan derden over vaste verbindingen aanbiedt waarvoor krachtens een aanwijzing als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, het vereiste van registratie geldt, wordt op zijn aanvraag door Onze Minister geregistreerd.

2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot:

a. de wijze waarop een aanvraag tot registratie wordt ingediend en behandeld;

b. de inhoud van aanvragen tot registratie en de daarbij over te leggen gegevens.

3. De registratie kan worden beëindigd indien de geregistreerde:

a. de bij of krachtens deze wet gestelde regels niet nakomt;

b. zijn onderneming staakt.

Artikel 7d

1. Onze Minister houdt een overzicht bij van:

a. degenen die krachtens een machtiging diensten voor derden over vaste verbindingen mogen verzorgen alsmede de beperkingen waaronder de machtiging is verleend en de voorschriften die aan de machtiging zijn verbonden, en

b. degenen die krachtens een registratie diensten voor derden over vaste verbindingen mogen verzorgen.

2. Wijzigingen in het overzicht worden binnen twee weken na de dag, waarop zij hebben plaatsgehad door Onze Minister bekendgemaakt in de Staatscourant.

3. In de maand januari van elk jaar wordt het overzicht, bedoeld in het eerste lid, naar de stand per 31 december van het voorafgaande jaar in de Staatscourant geplaatst. Deze plaatsing zal de eerste keer plaatsvinden in de maand januari van het jaar 1997.

4. Onze Minister houdt een afschrift van het overzicht voor ieder kosteloos ter inzage op een door Onze Minister bekend te maken plaats.

Artikel 7e

1. Het is anders dan krachtens een machtiging of een registratie als bedoeld in artikel 7a verboden vaste verbindingen te gebruiken of te doen gebruiken voor het voor derden verrichten van telecommunicatiediensten waarvoor krachtens artikel 7a, eerste lid, een machtiging onderscheidenlijk een registratie is vereist.

2. Het is verboden vaste verbindingen te gebruiken of te doen gebruiken voor het voor derden verrichten van telecommunicatiediensten zonder te voldoen aan de krachtens artikel 7a, tweede lid, gestelde regels.

Q

De titel van paragraaf 3 van Hoofdstuk II komt te luiden:

§ 3. Algemene richtlijnen voor de houder van de concessie

R

Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid, onder a, komt te luiden:

a. de capaciteit, kwaliteit en eigenschappen, waaronder de technische aftapbaarheid, van de geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur;

2. In het tweede lid, onder f, wordt na «artikel 4» ingevoegd: , en op de uitvoering van het overige bij of krachtens deze wet bepaalde.

3. In het derde lid, onder c, wordt «de telecommunicatie-infrastructuur» vervangen door: de geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur.

4. In het vierde lid wordt na «tarieven voor het aan» ingevoegd: de houder van een infrastructuurvergunning onderscheidenlijk.

S

Na artikel 8 wordt de titel voor een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3a. Bepalingen houdende algemene verplichtingen voor de houder van een infrastructuurvergunning

T

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot verplichtingen van de houder van een infrastructuurvergunning. Deze regels hebben slechts betrekking op:

a. de capaciteit, kwaliteit en eigenschappen, waaronder de technische aftapbaarheid, van de vergunde telecommunicatie-infrastructuur;

b. de wijze en mate van dienstverlening;

c. het opstellen van een financiële verantwoording van activiteiten, bedoeld in artikel 4b, eerste lid, welke gescheiden is van die voor andere activiteiten;

d. het instellen van een geschillencommissie voor bepaalde groepen van gebruikers met betrekking tot de toepassing van door de houder van een vergunning vast te stellen algemene voorwaarden;

e. het verstrekken van informatie aan Onze Minister ten dienste van het toezicht op de uitvoering van de infrastructuurvergunning en de daaraan verbonden voorschriften en op de uitvoering van het bepaalde bij of krachtens de Vergunningenwet liberalisering kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur en deze wet.

2. De regels, bedoeld in het eerste lid, onder b, betreffen in elk geval:

a. de tariefstructuur en de aanpassing van de tarieven;

b. de beveiliging van de telecommunicatie-infrastructuur;

c. de geheimhouding met betrekking tot de in artikel 4b, tweede lid, bedoelde dienst en de vaste verbindingen;

d. de bescherming van de persoonlijke levenssfeer met betrekking tot de in artikel 4b, tweede lid, bedoelde dienst en de vaste verbindingen.

3. De inwerkingtreding van de krachtens het eerste lid aan de houder van een infrastructuurvergunning te stellen regels kan voor de onderscheidene regels of onderdelen daarvan verschillend zijn;

4. De regels kunnen ten aanzien van de tarieven voor het aan de houder van de concessie, de houder van een vergunning onderscheidenlijk de houder van een infrastructuurvergunning ter beschikking stellen van vaste verbindingen als bedoeld in artikel 4b, eerste lid, afwijkende bepalingen bevatten.

5. De bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels bevatten alleen verplichtingen ten aanzien van het door de houder van een infrastructuurvergunning te bereiken resultaat en niet ten aanzien van de wijze van bedrijfsvoering om dit resultaat te bereiken.

6. De bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels worden gegeven met inachtneming van een bedrijfsmatige en op continuïteit gerichte exploitatie door de houder van een infrastructuurvergunning.

7. Een beroep door de houder van een infrastructuurvergunning, gedaan krachtens artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur, op de vertrouwelijkheid van aan Onze Minister verstrekte informatie als bedoeld in het eerste lid, onder e, is alleen toegestaan, indien die informatie redelijkerwijs als vertrouwelijk moet worden aangemerkt.

8. In onvoorziene omstandigheden kan de houder van een infrastructuurvergunning met machtiging van Onze Minister tijdelijk afwijken van het ingevolge het tweede lid, onder a, ter zake van de aanpassing van de tarieven bepaalde.

U

In artikel 10, eerste en tweede lid, wordt na «de houder van de concessie» telkens ingevoegd: onderscheidenlijk de houder van een infrastructuurvergunning.

V

In artikel 11, vierde lid, wordt «de artikelen 3, vijfde lid, 6» vervangen door: de artikelen 3, vijfde lid, 5

W

Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:

1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

1. De houder van de concessie onderscheidenlijk de houder van een infrastructuurvergunning is voor de schade als gevolg van het niet goed functioneren van de geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur onderscheidenlijk de telecommunicatie-infrastructuur waarvoor een infrastructuurvergunning is verleend en van tekortkomingen bij de uitvoering van de krachtens artikel 4, eerste en vierde lid, onderscheidenlijk artikel 4b, eerste en tweede lid, aan hem opgedragen diensten en van de zorg voor vaste verbindingen slechts aansprakelijk indien het schade betreft als gevolg van:

2. In het tweede lid wordt «de houder van de concessie krachtens artikel 4, eerste en vierde lid,» vervangen door: de houder van de concessie onderscheidenlijk de houder van een infrastructuurvergunning krachtens artikel 4, eerste en vierde lid, onderscheidenlijk artikel 4b, tweede lid,.

3. In het derde lid wordt na «De houder van de concessie» ingevoegd: onderscheidenlijk de houder van een infrastructuurvergunning.

X

In artikel 13 wordt na «de houder van de concessie» ingevoegd: onderscheidenlijk de houder van een infrastructuurvergunning.

Y

In het derde lid van artikel 13a wordt «kabels, kabelwerken en satellietverbindingen» vervangen door: kabelverbindingen.

Z

In artikel 13i, derde lid, wordt «13o, onder a, b en d, 13p, behoudens het bepaalde in het tweede lid, onder c» vervangen door: 13o, onder a, c en e, 13p, behoudens het bepaalde in het tweede lid, onder d

AA

Artikel 13o wordt gewijzigd als volgt:

1. De aanduiding van de onderdelen b, c en d wordt gewijzigd in onderscheidenlijk c, d en e.

2. Ingevoegd wordt een nieuw onderdeel b, luidende:

b. hem door de houder van een infrastructuurvergunning met toepassing van artikel 4b, eerste lid, ter beschikking zijn gesteld,

3. Onderdeel c komt te luiden:

c. hem door de huurder van een vaste verbinding, die de vaste verbinding met toepassing van artikel 4, tweede lid, of artikel 4b, eerste lid, heeft gehuurd van de houder van de concessie onderscheidenlijk de houder van een infrastructuurvergunning, ter beschikking zijn gesteld,

4. In onderdeel d wordt «artikel 22, tweede lid,» vervangen door: artikel 22, tweede lid, onder a,.

BB

Artikel 13p, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. De aanduiding van de onderdelen b, c en d wordt gewijzigd in onderscheidenlijk c, d en e.

2. Ingevoegd wordt een nieuw onderdeel b, luidende:

b. hem door de houder van een infrastructuurvergunning met toepassing van artikel 4b, eerste lid, ter beschikking zijn gesteld,

3. Onderdeel c komt te luiden:

c. hem door de huurder van een vaste verbinding, die de vaste verbinding met toepassing van artikel 4, tweede lid, of artikel 4b, eerste lid, heeft gehuurd van de houder van de concessie onderscheidenlijk de houder van een infrastructuurvergunning, ter beschikking zijn gesteld,

4. In onderdeel d wordt «artikel 22, tweede lid,» vervangen door: artikel 22, tweede lid, onder a,.

CC

In het eerste lid van artikel 13r wordt «kabels, kabelwerken of satellietverbindingen» telkens vervangen door: kabelverbindingen.

DD

In artikel 13t wordt «De artikelen 7, 10» vervangen door: De artikelen 6, 10

EE

Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Het is degene die krachtens paragraaf 2 van dit hoofdstuk is gerechtigd een telecommunicatie-inrichting aan te leggen, in stand te houden of te gebruiken verboden die inrichting te gebruiken of te doen gebruiken voor het voor derden verzorgen van:

a. diensten omschreven krachtens artikel 4, eerste lid, of

b. het directe transport van gegevens met uitzondering van:

1°. die mobiele diensten waartoe de inrichting mag worden gebruikt krachtens een machtiging als bedoeld in artikel 17, eerste lid, of een aanwijzing als bedoeld in artikel 17, tweede lid, en

2°. niet mobiele diensten, met uitzondering van de spraaktelefoondienst en de telexdienst, waartoe de inrichting mag worden gebruikt krachtens een machtiging als bedoeld in artikel 17, eerste lid. Artikel 7, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing

2. In het derde lid vervalt «,mits het gegevenstransport wordt verzorgd door middel van de geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur».

3. In het vierde lid wordt na «een telecommunicatie-inrichting» ingevoegd: ,niet zijnde een inrichting voor satellietverbindingen,.

4. Aan het einde van het vijfde lid wordt toegevoegd:

De ontheffing wordt ingetrokken indien aan de houder van de ontheffing een infrastructuurvergunning op grond van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur is verleend.

FF

Na artikel 14 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14a

Het bepaalde in artikel 7a, 7b, 7c, 7d en 7e is van overeenkomstige toepassing op het voor derden verzorgen van telecommunicatiediensten over satellietverbindingen.

GG

In artikel 15 wordt «22, derde lid, 23, eerste lid, en van een ontheffing als bedoeld in de artikelen 14, vijfde en zesde lid, 22, tweede lid,» vervangen door: 22, tweede lid, 23, eerste lid, en van een ontheffing als bedoeld in de artikelen 14, vijfde en zesde lid,.

HH

Artikel 17, eerste lid, komt te luiden:

1. Het is anders dan krachtens de concessie, krachtens een landelijke infrastructuurvergunning of krachtens een vergunning verboden radio-elektrische zendinrichtingen aan te leggen, aanwezig te hebben of te gebruiken, tenzij met machtiging van Onze Minister.

II

In de aanhef van artikel 18 wordt na «een of meer verbindingen» ingevoegd: ,niet zijnde satellietverbindingen,

JJ

Artikel 21 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, wordt na «concessie» ingevoegd: of krachtens een landelijke infrastructuurvergunning.

2. In het tweede lid, tweede volzin, wordt «Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur» vervangen door: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

3. Het vierde lid, onder c, komt te luiden:

c. het voorkomen dat de opbrengst van het verspreiden van programma's wordt aangewend ten behoeve van andere krachtens deze wet verrichte activiteiten;

4. De leden 5 en 6 worden vernummerd tot respectievelijk 6 en 7.

5. Een nieuw vijfde lid wordt ingevoegd, luidende:

5. Een machtiging wordt geweigerd indien voor het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft reeds een machtiging is verleend.

6. Het zesde lid wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef wordt na «Een machtiging kan» ingevoegd: voorts.

2. Onderdeel c vervalt.

KK

Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22

1. De houder van een machtiging voor een draadomroepinrichting als bedoeld in artikel 21 is gerechtigd deze te exploiteren of te doen exploiteren voor het verspreiden van programma's, daaronder begrepen toetsbeelden, zoals is geregeld in het bepaalde bij of krachtens de Mediawet.

2. De houder van een machtiging voor een draadomroepinrichting is tevens bevoegd om:

a. met inachtneming van de artikelen 22a en 22b aan derden het gebruik van vaste verbindingen ter beschikking te stellen;

b. met inachtneming van de artikelen 7a, 7b, en 7c telecommunicatiediensten te verzorgen met uitzondering van de spraaktelefoondienst en de telexdienst. Artikel 7, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

LL

Na artikel 22 worden vier nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 22a

1. Het is de houder van een machtiging voor een draadomroepinrichting slechts toegestaan vaste verbindingen aan derden ter beschikking stellen indien hij zich daartoe door Onze Minister heeft laten registreren.

2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot:

a. de wijze waarop een aanvraag tot registratie wordt ingediend en behandeld;

b. de inhoud van aanvragen tot registratie en de daarbij over te leggen gegevens.

3. Onze Minister houdt een register waarin zijn ingeschreven de houders van een machtiging voor een draadomroepinrichting die ingevolge een registratie vaste verbindingen aan derden ter beschikking mogen stellen.

4. In de maand januari van elk jaar wordt een lijst van de in het register ingeschreven houders van een draadomroepinrichting naar de stand van 31 december van het voorafgaande jaar in de Staatscourant geplaatst. Deze plaatsing zal de eerste keer plaatsvinden in de maand januari van het jaar 1997.

5. Onze Minister houdt een afschrift van het register voor een ieder kosteloos ter inzage op een door Onze Minister bekend te maken plaats.

6. Een registratie wordt beëindigd indien:

a. aan de houder van een machtiging voor een draadomroepinrichting een infrastructuurvergunning is verleend als bedoeld in artikel 2 van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur;

b. naar het oordeel van Onze Minister afbreuk wordt gedaan aan de door deze wet beoogde doelmatige verzorging van de telecommunicatie en de daartoe tot stand te brengen mededinging op het terrein waarop de registratie betrekking heeft.

7. Een registratie kan voorts slechts worden beëindigd indien:

a. de krachtens artikel 21 verleende machtiging voor een draadomroepinrichting is ingetrokken;

b. de houder van een machtiging voor een draadomroepinrichting de krachtens artikel 22b gestelde regels niet nakomt;

c. de naleving van een bindend besluit van een instelling van de Europese Unie dit vordert;

d. de houder van een machtiging voor een draadomroepinrichting bij de aanvraag tot registratie onjuiste gegevens heeft verstrekt.

Artikel 22b

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het aan derden aanbieden van vaste verbindingen door de houder van een machtiging voor een draadomroepinrichting. Deze regels hebben betrekking op:

a. het aanbrengen van technische voorzieningen ter waarborging van het goed functioneren van de draadomroepinrichting voor het verspreiden van programma's;

b. de technische aftapbaarheid van de draadomroepinrichting;

c. de naleving van een bindend besluit van een instelling van de Europese Unie;

d. de uitgangspunten en maatstaven voor wijze van dienstverlening;

e. het opstellen van een financiële verantwoording van activiteiten, bedoeld in artikel 22, onder a, gescheiden van andere activiteiten die worden verricht krachtens deze wet;

f. in geval de houder van een machtiging voor een draadomroepinrichting een dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 24a, eerste en tweede lid, van Boek 2 Burgerlijk Wetboek is van de houder van de concessie onderscheidenlijk de houder van een landelijke infrastructuurvergunning: het opstellen van een gescheiden financiële verantwoording terzake van de exploitatie van de concessie onderscheidenlijk de landelijke infrastructuurvergunning en de activiteiten krachtens de artikel 22, tweede lid, onder a;

g. het verstrekken van informatie aan Onze Minister ten dienste van het toezicht op de uitvoering van het krachtens de onderdelen d, e en f bepaalde.

Artikel 22c

Het is de houder van een machtiging voor draadomroepinrichting verboden om te handelen in strijd met artikel 22, tweede lid, onder a en b.

Artikel 22d

Met betrekking tot het gebruik van vaste verbindingen die behoren tot de telecommunicatie-infrastructuur van een draadomroepinrichting, door anderen dan de houder van een machtiging voor een draadomroepinrichting, is het bepaalde in de artikelen 7, 7a, 7b, 7c, 7d en 7e van overeenkomstige toepassing.

MM

Artikel 23 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «concessie» ingevoegd: of krachtens een infrastructuurvergunning.

2. In het tweede lid, onder a, wordt na «concessie» ingevoegd: onderscheidenlijk de houder van een infrastructuurvergunning

3. De leden 3, 4 en 5 worden vernummerd tot onderscheidenlijk 4, 5 en 6.

4. Een nieuw derde lid wordt ingevoegd, luidende:

3. Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing op een inrichting als bedoeld in het eerste lid die van een door Onze Minister te bepalen omvang is.

5. In het vijfde lid, onder d en e, wordt «de telecommunicatie-infrastructuur» telkens vervangen door: de geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur onderscheidenlijk de telecommunicatie-infrastructuur van de houder van een infrastructuurvergunning.

NN

Artikel 25 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:

1. «de paragrafen 2 tot en met 4» wordt vervangen door: de paragrafen 2 en 4.

2. Na «de geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur» wordt ingevoegd: of de telecommunicatie-infrastructuur van de houder van een infrastructuurvergunning.

2. In het tweede lid wordt na «de houder van de concessie» ingevoegd: onderscheidenlijk de houder van een infrastructuurvergunning

3. Het vierde lid vervalt.

OO

In artikel 29, tweede lid, onder a en c, en in het derde lid wordt «de telecommunicatie-infrastructuur» telkens vervangen door: een openbaar telecommunicatienet.

PP

Na artikel 29 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IVA. OPEN NETWERK VOORZIENING

Artikel 29a

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 8, 9 en 13h kan Onze Minister bij ministeriële regeling voor openbare telecommunicatienetten en openbare telecommunicatiediensten regels stellen in het kader van de geharmoniseerde voorwaarden die betrekking hebben op open en efficiënte toegang tot en gebruik van openbare telecommunicatienetten en openbare telecommunicatiediensten overeenkomstig richtlijn nr. 90/387/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 juni 1990 betreffende de totstandbrenging van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision (ONP) (PbEG L 192), naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld, en de daarmee samenhangende richtlijnen en resoluties. Deze regels kunnen verschillen voor de onderscheiden bij of krachtens artikel 1, onder j of ij, aangewezen telecommunicatienetten of telecommunicatiediensten of voor categorieën daarvan.

QQ

In de titel van Hoofdstuk VI, en in de artikelen 32, eerste lid, 33, eerste en vijfde lid, wordt «de telecommunicatie-infrastructuur» telkens vervangen door: de geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur.

RR

Artikel 35, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef wordt «de telecommunicatie-infrastructuur» vervangen door: de geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur.

2. In de onderdelen b en c wordt «aansluitpunt» vervangen door: netwerkaansluitpunt.

SS

In artikel 36, eerste en tweede lid, wordt «aansluitpunt» telkens vervangen door: netwerkaansluitpunt.

TT

In de artikelen 37, eerste lid, en 38, eerste lid, wordt «de telecommunicatie-infrastructuur» telkens vervangen door: de geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur.

UU

In artikel 40, eerste lid, wordt «aansluitpunten ten dienste van de telecommunicatie-infrastructuur» vervangen door: netwerkaansluitpunten ten dienste van de geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur.

VV

Artikel 40a komt te luiden:

Artikel 40a

Dit hoofdstuk is van overeenkomstige toepassing op de aanleg, de instandhouding en de opruiming van kabelverbindingen, verricht door

a. de houder van een vergunning in het kader van een op grond van artikel 13r, eerste lid, verleende toestemming, of

b. de houder van een infrastructuurvergunning in het kader van de op grond van de Vergunningenwet liberalisering kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur verleende vergunning.

WW

Na artikel 40a wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK VIA. NUMMERPLANNEN EN NUMMERBLOKKEN

Artikel 40b

1. Onze Minister stelt nationale nummerplannen vast ter bevordering van een doelmatige verzorging van telecommunicatie.

2. Een nationaal nummerplan bevat gegevens over bestemming van nummerblokken en individuele nummers alsmede over de toewijzing ervan.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de procedure van toewijzing van nummerblokken en nummers alsmede met betrekking tot het gebruik ervan.

XX

Artikel 41 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel a, komt te luiden:

a. de concessie, bedoeld in artikel 3, een registratie als bedoeld in artikel 7a of 22a, eerste lid, een vergunning als bedoeld in artikel 13a, een ontheffing als bedoeld in artikel 13p, vierde lid, of 14, vijfde lid, een toestemming als bedoeld in artikel 13r, eerste lid, een oordeel als bedoeld in artikel 13q, dan wel een machtiging als bedoeld in de artikelen 7a, 17, eerste lid, 19, derde lid, onder a, 21, eerste en derde lid, 23, eerste lid en 30, vierde lid onder f, welke vergoeding verschuldigd is voor de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de concessie, een registratie, een vergunning onderscheidenlijk de machtiging en het toezicht op de naleving door de houder van de concessie, de houder van een registratie, de houder van een vergunning dan wel de houder van de machtiging van de bij of krachtens deze wet gegeven regels, voorschriften en beperkingen;

2. De onderdelen b tot en met g worden verletterd tot onderscheidenlijk c tot en met h.

3. Ingevoegd wordt een nieuw onderdeel b, luidende:

b. het toezicht op de naleving door de houder van een infrastructuurvergunning van de bij of krachtens deze wet of de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur gegeven regels, voorschriften en beperkingen;

YY

In de titel van § 1. van Hoofdstuk IX wordt na «concessietaken» toegevoegd: alsmede de taken van de houder van een infrastructuurvergunning.

ZZ

In artikel 43, 43a, eerste lid, eerste volzin, en artikel 43b wordt na «de houder van de concessie» telkens ingevoegd: of de houder van een infrastructuurvergunning.

AAA

De titel van 2. van Hoofdstuk IX komt te luiden:

§ 2. Verplichtingen, vastgesteld bij of krachtens het bepaalde in 2c van hoofdstuk II en in de hoofdstukken IIA, III, IV, IVA, en V

BBB

Artikel 44 wordt gewijzigd als volgt:

1. «hoofdstukken IIA, III, IV en V» wordt vervangen door: § 2c van hoofdstuk II en de hoofdstukken IIA, III, IV, IVA, en V.

2. Na «ten aanzien van de daarin bedoelde» wordt ingevoegd: vaste verbindingen en.

CCC

In artikel 47, eerste lid, aanhef, wordt na «verantwoordelijk zijn voor» ingevoegd: het gebruik van vaste verbindingen of.

DDD

Aan artikel 48 wordt een zesde en een zevende lid toegevoegd, luidende:

6. Indien de houder van een machtiging als bedoeld in artikel 7a de bij of krachtens deze wet gestelde regels dan wel de aan de machtiging verbonden voorschriften en beperkingen niet nakomt, kan hem een administratieve boete van ten hoogste een miljoen gulden worden opgelegd.

7. Indien de exploitant van een telecommunicatienet onderscheidenlijk de aanbieder van een telecomunicatiedienst wiens net onderscheidenlijk dienst krachtens artikel 1a is aangewezen, de bij of krachtens artikel 29a gestelde regels niet nakomt, kan de exploitant onderscheidenlijk de dienstaanbieder een administratieve boete van ten hoogste een miljoen gulden worden opgelegd.

EEE

In artikel 48b wordt «de artikelen 5, 13f, of 14» vervangen door: de artikelen 4c, 5, 7, 7e, 13f, 14, of 22c.

FFF

Artikel 50, vierde lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt «de artikelen 5, 14, eerste lid» vervangen door: 7, 14, eerste, tweede en vierde lid.

2. In onderdeel c wordt «de telecommunicatie-infrastructuur» vervangen door: een openbaar telecommunicatienet.

GGG

In artikel 54 wordt na «de houder van de concessie» ingevoegd:, aan de houder van een landelijke infrastructuurvergunning.

HHH

Artikel 57 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid aanhef en onder a en b komt te luiden:

1. Onze Minister is bevoegd aan de houder van de concessie onderscheidenlijk de houder van een infrastructuurvergunning alsmede voor zover van toepassing aan de houder van een vergunning aanwijzingen te geven met betrekking tot:

a. de instandhouding en exploitatie van hun openbare telecommunicatienetten,

b. het verzorgen en het gebruiken van hun openbare telecommunicatiediensten,

2. In het derde, vierde en vijfde lid wordt na «de houder van de concessie» telkens ingevoegd: onderscheidenlijk de houder van een infrastructuurvergunning.

III

In artikel 59, eerste en tweede lid, wordt na «onderscheidenlijk» ingevoegd: de houder van een infrastructuurvergunning en.

JJJ

Artikel 60 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt in de eerste en tweede volzin na «onderscheidenlijk» ingevoegd: de houder van een infrastructuurvergunning en.

2. In het tweede lid wordt in de onderdelen a en b «de telecommunicatie-infrastructuur» telkens vervangen door: een openbaar telecommunicatienet.

3. Het derde lid vervalt.

KKK

In artikel 62, derde lid, wordt na «Onze Minister hoort» ingevoegd: de houder van een landelijke infrastructuurvergunning onderscheidenlijk.

LLL

In artikel 64, eerste lid, wordt «de houder van een vergunning» vervangen door: de houder van een infrastructuurvergunning, de houder van een vergunning en de houder van een registratie als bedoeld in artikel 22a.

ARTIKEL II

De Mediawet wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel m, wordt «artikel 1, onder g» vervangen door: artikel 1, onder k.

2. In onderdeel n, wordt na «artikel 3, eerste lid» ingevoegd: of de houder van de infrastructuurvergunning zonder gebiedsbeperking, bedoeld in artikel 3a,.

ARTIKEL III

De Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 wordt gewijzigd als volgt: In artikel 2, achtste lid, wordt «de telecommunicatie-infrastructuur als bedoeld in artikel 1, onder f» vervangen door: de geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur, bedoeld in artikel 1, onder h,.

ARTIKEL IV

Het Wetboek van Strafvordering wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 125a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, worden de onderdelen b en c verletterd in respectievelijk c en d.

2. Ingevoegd wordt een nieuw onderdeel b, luidende:

b. een infrastructuurvergunning als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, van die wet,.

ARTIKEL V

A

De ontheffingen die voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet zijn verleend op grond van artikel 22, tweede lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, blijven van kracht tot zes maanden na dat tijdstip of – indien de houder van de ontheffing op een eerder tijdstip op grond van artikel 22a, eerste lid, van de Wet op telecommunicatievoorzieningen door Onze Minister is geregistreerd of op grond van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur een infrastructuurvergunning heeft verkregen – tot dat tijdstip.

B

1. Met betrekking tot de diensten die voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet op grond van een aanvullende machtiging, verleend krachtens artikel 22, derde lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen mochten worden verzorgd, wordt binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze wet bij ministeriële regeling bepaald of een machtiging of registratie als bedoeld in artikel 7a van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen vereist is.

2. De aanvullende machtigingen die voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet zijn verleend op grond van artikel 22, derde lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen blijven van kracht:

a. indien bij de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, is bepaald dat geen machtiging of registratie is vereist, tot het tijdstip van inwerkingtreding van die regeling,

b. indien bij de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, is bepaald dat een machtiging of registratie is vereist, tot het tijdstip waarop de houder van de aanvullende machtiging een machtiging of een registratie heeft verkregen, doch uiterlijk tot zes maanden na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL VI

De tekst van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen wordt in het Staatsblad geplaatst.

ARTIKEL VII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Naar boven