Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24160 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1995-1996 | 24160 nr. 5 |
Ontvangen 8 november 1995
De algemene Commissie voor de Rijksuitgaven is verheugd over de reactie van de Commissie voor de Werkwijze op haar voorstellen en heeft ook met belangstelling kennis genomen van het advies van het Presidium en van de notitie van de Griffier. (Waar in dit stuk sprake is van de Griffier met een hoofdletter, is steeds bedoeld de griffier van de Kamer, tevens griffier van de Commissie voor de Werkwijze).
De Commissie voor de Werkwijze vraagt een reactie op het Presidiumadvies van 29 juni. Die reactie geeft de algemene Commissie voor de Rijksuitgaven gaarne, ook omdat daarmee reeds goeddeels gevolg gegeven kan worden aan de vraag van de CDA-fractie om een reactie op de notitie van de Griffier. Het kunnen reageren op deze beide stukken is des te meer welkom voor de algemene Commissie voor de Rijksuitgaven omdat dit meteen de gelegenheid biedt voor het wegnemen van een aantal misverstanden.
Er is geen aanleiding voor de vrees dat met het onderhavige voorstel gepoogd zou worden een verandering te brengen in de status of positie van (enig deel van) het ambtelijk apparaat. De commissie wenst zo'n verandering niet. De Griffier heeft het recht, de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid het ambtelijk apparaat te besturen binnen de grenzen die de Kamer (het Presidium) stelt.
De opmerking van het Presidium dat het misverstand kan wekken als het Reglement aan commissies taken toedeelt die door ambtenaren plegen te worden vervuld, geeft de algemene Commissie voor de Rijksuitgaven aanleiding aandacht te vragen voor de geschiedenis van de recente algehele wijziging van het Reglement van Orde. In het oorspronkelijke voorstel van de Commissie voor de Werkwijze (Tweede Kamer, vergaderjaar 1991–1992, 22 590, nr. 2, blz. 7) bleef de algemene Commissie voor de Rijksuitgaven voortbestaan. De tekst van het betrokken artikel is weergegeven in bijlage 1. De gelijkenis van het
voorliggende voorstel (24 160, nr. 2) met bedoelde tekst is bewust gekozen. Tegen de tekst van dat toen voorgestelde artikel is geen enkel bezwaar gemaakt; thans is bij het onderhavige voorstel dus aansluiting gezocht bij het toenmalige voorstel van de Commissie voor de Werkwijze zelf, omdat dat niet controversieel was. Dat uiteindelijk de algemene Commissie voor de Rijksuitgaven niet in het Reglement werd opgenomen had zijn oorzaak niet in bezwaar tegen de tekst maar kwam door een bepaalde systematiek-opvatting, die thans te rigoureus wordt bevonden.
De algemene Commissie voor de Rijksuitgaven hecht – naast haar vermelding als permanente commissie in het Reglement van Orde – zeer aan een aanduiding van haar taken daarbij, om misverstanden terzake zo veel mogelijk te voorkomen. Daarom zou zij ook niet willen volstaan met een reglementsbepaling die beperkt is tot de mededeling «er is een commissie voor de rijksuitgaven.». Anders dan de leden van de fracties van PvdA, VVD, D66, Groenlinks, AOV, RPF, SGP, GPV en SP, die dit algemene uitgangspunt ondersteunden, meent de commissie niet dat zij «een overkoepelend karakter» heeft ten opzichte van andere Kamercommissies. De voorgestelde taakbeschrijving geeft juist door de gekozen bewoording weer dat daar geen sprake van is.
Kort ingaande op de eerste twee punten uit de notitie van de Griffier waar de leden van de CDA-fractie een reactie op vroegen, over de plaats en taakbeschrijving van de commissie in het Reglement van Orde, constateert de commissie dat in Hoofdstuk VII, paragraaf 3, Overige Commissies, alle commissies een plaats krijgen waarvan het permanente bestaan nuttig wordt geoordeeld. De commissie wil zich in die categorie scharen en heeft derhalve voorgesteld haar een plaats te geven bij deze andere permanente commissies. Daar is temeer reden voor waar tevens behoefte is aan een vermelding van specifieke taken van de commissie en enkele andere regelingen (de leden 2 en 3 van het voorgestelde artikel), waarvoor geen plaats is in de systematiek van paragraaf 2 van dat hoofdstuk. De algemene Commissie voor de Rijksuitgaven acht het overigens niet haar plaats zich uit te laten over regelingen voor andere door de Griffier ter sprake gebrachte Kamercommissies.
De algemene Commissie voor de Rijksuitgaven meent niet dat de woorden «voorlichting, advisering en ondersteuning» alleen zouden kunnen duiden op werk van ambtenaren. Uiteraard zal de commissie bij het vervullen van deze taken dankbaar gebruik maken van ambtelijke voorbereiding zonder daarmee een taak uit handen te geven en zonder het gevaar te lopen dat de commissie de indruk zou wekken niet meer herkenbaar tot een eigen oordeel te kunnen komen. Hiermee wordt nauw aangesloten bij de praktijk zoals die zich ontwikkeld had in de laatste jaren onder het oude Reglement, die geen problemen gaf en die reeds verwoord was door de Commissie voor de Werkwijze zelf in het voorstel voor de grote herziening van het Reglement van Orde.
Het Presidium stelt geen behoefte te hebben aan een voorschrift voor inhandenstelling en deelt mee zijn beleid terzake te zullen voortzetten zoals dat in het verleden was. De Griffier wijst er op dat ook andere automatische inhandenstellingen verdwenen zijn. Hij en de gezamenlijke fracties van PvdA, VVD, D66, GroenLinks, AOV, RPF, SGP, GPV en SP vragen naar de verhouding tussen het voorgestelde en de artikelen 90 en 119, en vragen een definitie van het begrip «comptabele stukken». Deze gezamenlijke fracties zeggen er aan te hechten dat begrotingen c.a. niet in handen van de algemene Commissie voor de Rijksuitgaven worden gesteld.
Terecht gaan die gezamenlijke fracties er vanuit dat ook in dit opzicht de werkwijze niet zal veranderen ten opzichte van de nu geldende praktijk en van die onder het oude Reglement van Orde. De algemene Commissie voor de Rijksuitgaven hecht er aan te benadrukken dat zij niet heeft voorgesteld meer stukken te behandelen dan tot nu toe gebruikelijk, laat staan alle begrotingen. Zij acht het juist een groot goed dat in ons commissiestelsel elke vaste commissie (dus een commissie voor een departement) integraal verantwoordelijk is voor behandeling van de zaken van dat departement en dus niet alleen van «het beleid» maar ook van «het financiële beheer». Daarom juist ook heeft zij er zelf een gewoonte van gemaakt om Rekenkamerrapporten die betrekking hebben op het terrein van één departement, te behandelen in samenwerking met de betrokken vaste commissie.
De commissie is verheugd dat het Presidium geen aanleiding ziet tot verandering van het soort stukken dat in handen zal komen van de algemene Commissie voor de Rijksuitgaven. Er is dus geen verschil van inzicht over de vraag om welke stukken het gaat hetgeen codificatie vergemakkelijkt. In het verleden heeft dit ook nooit problemen gegeven. Toen bevatte het Reglement van Orde de volgende bepaling:
«... Het verslag van de Algemene Rekenkamer van haar werkzaamheden in het afgelopen jaar wordt in handen van de commissie (voor de Rijksuitgaven) gesteld. Ook andere door de Algemene Rekenkamer of van Regeringswege bij de Kamer ingezonden stukken, die met de taak van de commissie verband houden, worden, tenzij de Kamer anders besluit, in haar handen gesteld. Voor zover de commissie dit nodig acht, brengt zij verslag uit van haar bevindingen.»
Met de tekst van het voorgestelde tweede lid is niet beoogd iets anders te bewerkstelligen dan vroeger reeds gewoonte was, behoudens een zekere uitbreiding van de Presidiumbevoegdheid in deze. De commissie acht het van belang dat voorkomen wordt dat twee commissies los van elkaar een stuk in procedure zouden nemen. Normaal doet dit risico zich niet voor maar het kan zich wel voordoen met bijvoorbeeld een Rekenkamerbrief over een zaak van specifiek één departement. Met de oude en met de nu voorgestelde regeling is het bedoelde type stukken altijd al «in handen» (namelijk van Rijksuitgaven). De praktijk hoeft dus niet te veranderen, maar wel is voorgesteld de Presidiumbevoegdheid te verruimen: als het bijvoorbeeld wenselijk wordt geacht een bepaald Rekenkamerrapport formeel in handen te stellen van een tweede Kamercommissie naast de algemene Commissie voor de Rijksuitgaven, kan in het voorstel het Presidium dat doen terwijl het vroeger een Kamerbesluit vergde. Voor andere Kamercommissies is dus de weg geëffend om een bepaald stuk mede in handen gesteld te krijgen, waar dat vroeger zelden of nooit geprobeerd werd.
Wat betreft de verhouding tussen het voorgestelde tweede lid en de bepalingen van de artikelen 90 en 119 gaat de commissie er van uit dat de – in de regelgeving gebruikelijke – regel geldt dat de bijzondere bepaling gaat boven de algemene bepaling.
Onder «regeringsstukken van comptabele aard» (vroeger «van Regeringswege bij de Kamer ingezonden stukken die met de taak van de commissie verband houden») kunnen in hoofdzaak de comptabiliteits-regelgeving begrepen worden en brieven en nota's van de Minister van Financiën, afkomstig uit de sfeer van het Directoraat-Generaal van de Rijksbegroting. Deze afbakening heeft nooit controverses opgeleverd en was hanteerbaar voor griffie en griffiers.
De leden van de CDA-fractie en de overige fracties die een bijdrage geleverd hadden aan het Verslag, kan geantwoord worden dat het de commissie bekend is dat verslag moet worden uitgebracht over in handen gestelde stukken. Waar de commissie denkt te kunnen volstaan met kennisneming van een stuk, zal een blanco verslag uitgebracht worden. In andere gevallen kan na een daartoe passende procedure een verslag van schriftelijk of van mondeling (algemeen) overleg dienen als formeel verslag. Bij de procedure-vaststelling voor stukken waarmee haast geboden is bij plenaire afdoening, zal slagvaardig opgetreden worden. Hoewel zij onderkent dat dit reglementstechnisch mogelijk is, zou de commissie niet de oplossing van het door de Griffier opgeworpen probleem willen zoeken in terugkeer van de oude bepaling dat de commissie slechts verslag uitbrengt voor zover zij dit nodig acht. Zij ziet nl. geen probleem. Hiermee is ook antwoord gegeven op een vraag van de gezamenlijke fracties van PvdA, VVD, D66, GroenLinks, AOV, RPF, SGP, GPV en SP.
Ook kan de leden van de CDA-fractie het volgende geantwoord worden betreffende het rapport van de Griffier waar zij commentaar op vroegen. Met het woord «direct» in het tweede lid is bedoeld tot uitdrukking te brengen dat geen apart besluit nodig is. Met het woord «nader» wordt bedoeld dat, na de automatische in handen stelling van de Commissie voor de Rijksuitgaven, het Presidium bij kennisneming van het stuk of op later gedaan verzoek, bevoegd is te besluiten een tweede commissie formeel te betrekken bij de behandeling van het stuk (informeel doet de commissie voor de Rijksuitgaven dit zelf reeds).
Advies bij onderzoeksverzoek aan de Algemene Rekenkamer
De algemene Commissie voor de Rijksuitgaven meent dat het voorgestelde derde lid, geen aanleiding hoeft te zijn voor misverstanden waar het Presidium voor vreest. Het is nl. materieel gelijkluidend met de bepaling uit het vorige Reglement van Orde (art. 46, tweede lid) en met het eerste voorstel voor het nieuwe Reglement van Orde. Deze bepaling heeft nooit verschil van interpretatie of inzicht opgeleverd. Niet duidelijk is hoe dan de voorgestelde tekst aanleiding kan zijn voor twijfel of andere commissies nog wel gerechtigd zouden zijn contact te hebben met de Algemene Rekenkamer.
De algemene Commissie voor de Rijksuitgaven wil de relatie met de Algemene Rekenkamer niet monopoliseren, zij juicht in tegendeel zulke contacten toe van andere Kamercommissies. Slechts stelt zij op prijs wel steeds op de hoogte gesteld te worden van zulke contacten.
De bepaling dat de commissie vooraf moet adviseren bij verzoeken aan de Algemene Rekenkamer kan node gemist worden, zo is in het verleden gebleken. Van deze adviesplicht wordt gebruik gemaakt om met de Rekenkamer te bezien of die instelling wel bevoegd is, welke vraagstelling met welk tijdsbeslag beantwoordbaar is, etc. Bedacht moet worden dat de Kamers der Staten-Generaal geen opdracht aan de Algemene Rekenkamer geven maar een verzoek kunnen doen. Voorkomen moet worden dat de Rekenkamer negatief zou moeten beslissen op een onvoldoende doordacht of uitgewerkt verzoek.
In haar voorstel had de commissie reeds aangegeven dat zij zelf geen behoefte had aan een apart reglement voor haar werkwijze. Nu dit onderdeel van het voorstel alleen vragen oproept en ook binnen de commissie voor de werkwijze geen behoefte blijkt te bestaan aan een dergelijke bepaling, kan het voorgestelde vierde lid vervallen.
Een daartoe strekkende Nota van Wijziging is bijgevoegd.
De commissie kan zich verenigen met de opvatting van het Presidium over de status van het personeel dat de Griffier toewees aan de commissie voor de Rijksuitgaven. In antwoord op de vraag van de CDA-fractie om een reactie op het rapport van de Griffier moge het volgende dienen. In de politieke verhoudingen gaat het om de relatie tussen Kamercommissies onderling en niet om het ambtelijk apparaat. Kamercommissies nemen hun eigen besluiten, bijvoorbeeld over hun advisering aan andere commissies, en mogen er op vertrouwen dat die besluiten uitgevoerd worden. Voor de voorbereiding en uitvoering hebben zij een griffier toegewezen gekregen, die voor hen de verbinding is met o.a. het ambtelijk Kamerapparaat.
De constructie in de Reglement van Orde (nu voorgesteld, maar gelijk aan die in het oude Reglement) is dat de Commissie voor de Rijksuitgaven zelf voorlicht, adviseert en ondersteunt en dat andere commissies die voorlichting etc. kunnen vragen. Deze taak staat in beginsel los van enige vorm van ambtelijke ondersteuning. Voor de inhoud van deze voorlichting etc. is de commissie zelf verantwoordelijk. In de praktijk zal het verkeer tussen de commissies veelal door haar griffier ambtelijk onderhouden worden en zullen de adviezen geformuleerd worden door de daartoe aangestelde ambtenaren, in casu de stafmedewerkers Rijksuitgaven. De functionele verantwoordelijkheid blijft bij de commissies.
Naast de politieke inhoudelijk/functionele verantwoordelijkheid in deze zin bestaat een ambtelijke hiërarchische/leidinggevende verantwoordelijkheid. Ziet de commissie het goed, dan is de Griffier jegens het Presidium (de Kamer) uiteindelijk in deze lijn verantwoordelijk ook voor het inhoudelijk functioneren van het ambtelijk apparaat – en staat geen ambtenaar afzonderlijk onder leiding van enige Kamercommissie.
De griffier van de commissie heeft verantwoordelijkheid naar twee zijden: ambtelijk/hiërarchisch naar de Griffier, inhoudelijk/functioneel naar de commissie. Het is in het bijzonder de taak van de Griffier er tegen te waken dat zich hier onoplosbare tegenstrijdigheden voordoen. De vragen die de Griffier opwerpt in zijn rapport zal hij moeten beantwoorden in het licht van het voorgaande. De algemene Commissie voor de Rijksuitgaven vertrouwt er op dat de Griffier daarbij rekening zal willen houden met hetgeen leeft in de commissie en het oordeel in zal winnen van de door hem aangewezen commissiegriffier.
De ambtelijke verhoudingen zijn via de bepalingen van artikel 14 en 15 Reglement van Orde en het delegatiebesluit duidelijk: de Griffier heeft alle mogelijkheden en bevoegdheden die hij behoeft en kan het ambtelijk apparaat organiseren zoals hem het beste voorkomt. Een Kamercommissie kan niet in deze bevoegdheden treden.
Nadat het bovenstaande op 20 september door de Commissie was vastgesteld, heeft op verzoek van de Kamervoorzitter een gesprek plaatsgevonden tussen een delegatie van het Presidium/Commissie voor de werkwijze en een delegatie uit de commissie voor de Rijksuitgaven. Het verslag van dit gesprek en de daaropvolgende briefwisseling is als bijlage 2 toegevoegd aan deze Nota.
De algemene Commissie voor de Rijksuitgaven dringt thans aan op spoedige plenaire behandeling alsmede besluitvorming over het onderhavige voorstel.
Schutte (GPV)
Van Rey (VVD)
Terpstra (CDA)
Smits (CDA)
Reitsma (CDA)
Ter Veer (D66)
De Jong (CDA)
Ybema (D66)
Witteveen-Hevinga (PvdA)
Hillen (CDA)
Van Heemst (PvdA)
Leerkes (U55+)
Van Wingerden (AOV)
Rabbae (GroenLinks)
Noorman-den Uyl (PvdA)
Vreeman (PvdA)
Liemburg (PvdA)
H. G. J. Kamp (VVD)
Zonneveld (CD)
Hoogervorst (VVD)
Van der Ploeg (PvdA)
Bakker (D66)
Van Walsem (D66)
Hofstra (VVD)
Passtoors (VVD)
Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie voor de Werkwijze voor regeling van de positie van de commissie voor de Rijksuitgaven
Paragraaf 3. Overige commissies
Artikel 19. De commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven
.
.
Artikel 20. De commissie voor de verzoekschriften
.
.
Artikel 21. De commissie voor de Rijksuitgaven
1. Er is een commissie voor de Rijksuitgaven. Zij is belast met de voorlichting, advisering en ondersteuning van de Kamer en de commissies bij uitoefening van het budgetrecht en de financiële controle. Deze voorlichting, advisering en ondersteuning strekken zich behalve tot de begrotingsstukken uit tot de door de Kamer aangewezen beleidsvoornemens en -beslissingen van de regering.
2. Rapporten van de Algemene Rekenkamer en regeringsstukken van comptabele aard worden in handen van de commissie gesteld.
3. Over een voorstel aan de Kamer, de Algemene Rekenkamer te verzoeken een doelmatigheidsonderzoek in te stellen, wordt niet beslist dan na advies van de commissie.
Artikel 22. De commissie voor de Werkwijze
.
.
Notitie n.a.v. gesprek 3 oktober met Kamervoorzitter c.s. en werkgroep RU
1. Geconstateerd kon worden dat het concept voor de Nota n.a.v. het Verslag inzake het voorstel voor wijziging van het Reglement van Orde (24 160), alle overgebleven misverstanden weg had genomen. Genoemd werden
– zeggenschap Griffier over het personeel;
– geen competentie-uitbreiding tot andere categorieën Kamerstukken dan voorheen;
– geen exclusieve rechten op contact met de Algemene Rekenkamer.
2. De Kamervoorzitter benadrukte nog eens het belang van begrotingsonderzoek, zoals geëntameerd vanuit de commissie voor de Rijksuitgaven.
3. De Kamervoorzitter benadrukte het belang van behandeling van de rapporten van de Europese Rekenkamer in ons parlement en in coördinatie met de Nederlandse leden van het Europese Parlement. Afgesproken is dat ter uitwerking van de passages terzake in de Nota over Taak en positie van de Commissie voor de Rijksuitgaven, begin volgend jaar een notitie wordt voorbereid en besproken over de hiervoor te hanteren procedures (commissies RU, EU en Werkwijze).
4. De Kamervoorzitter meende dat de Kamer gevoegelijk kan terugkomen op het besluit de algemene Commissie voor de Rijksuitgaven slechts tijdelijk in te stellen. Het voorliggende voorstel achtte hij echter strijdig met het RvO. De Kamer kan wel besluiten op grond van artikel 17 RvO (Algemene Commissies) een commissie voor de Rijksuitgaven in te stellen met taken en bevoegdheden zoals vervat in het voorstel van de Commissie op stuk 24 160 nr. 4 (m.u.v. het vierde lid), nadat de algemene Commissie voor de Rijksuitgaven is terug gekomen op haar voorstel het Reglement van Orde te wijzigen. Deze weg heeft de voorkeur van de Kamervoorzitter om moeizame discussies met onvoorspelbare uitkomst te voorkomen.
De commissiedelegatie zei toe een en ander voor te zullen leggen aan de gehele Commissie.
's-Gravenhage, 13 oktober 1995
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
i.a.a. de leden Zijlstra en Van Erp
De werkgroep uit de algemene commissie voor de Rijksuitgaven, die op 3 oktober met u heeft gesproken, moet nog een advies uitbrengen aan de commissie als geheel inzake uw voorstel als vervat in punt 4 van het gespreksverslag (voor de goede orde nog eens bijgaand). Zij begrijpt dat u er de voorkeur aan geeft niet af en toe incidenteel het Reglement van Orde te wijzigen maar wijzigingen te verzamelen voor een meer substantiële aanpassing.
Zij neigt ertoe de commissie voor te stellen in te gaan op uw voorstel om de commissie thans voor de duur van deze zitting te laten voortbestaan ex artikel 17 RvO, dus als algemene commissie, waarbij u in dat besluit de taken en bevoegdheden wil opnemen die de commissie voorstelde in de eerste drie leden van haar voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde. Op de langere duur echter stelt zij regeling in het Reglement van Orde toch op prijs. Daarom vraagt zij u of u bereid bent in uw voorstel voor het bedoelde Kamerbesluit tevens op te nemen dat die regeling niet nu zal geschieden maar gestalte zal krijgen bij de eerste meer algemene herziening van het Reglement van Orde. Alsdan kan de werkgroep de commissie voorstellen in de Nota n.a.v. het Verslag van de commissie voor de Werkwijze aan het slot te vermelden dat zij afziet van een spoedige behandeling van het wijzigingsvoorstel.
Deze kwestie wordt op a.s. woensdagmiddag 18 oktober in een extra vergadering van de commissie besproken. Graag ontvangt de werkgoep daarom uw antwoordbrief uiterlijk woensdagochtend.
Vertrouwend dat wij op deze wijze er met elkaar goed uit kunnen komen, en met vriendelijke groeten,
Jos van Rey
's-Gravenhage, 17 oktober 1995
voorzitter van de werkgroep uit de algemene commissie voor de Rijksuitgaven
Hartelijk dank voor uw brief van 13 oktober jl. Uw voorstel geeft m.i. een redelijke weg om op korte termijn (nog deze maand) de commissie voor de Rijksuitgaven een permanente status te geven voor de duur van de zittingsperiode. De commissie voor de Werkwijze heeft aan drie leden uit haar midden mandaat gegeven om hierover met u overleg te voeren en nu dit overleg tot een goede oplossing lijkt te komen, zal ik op mijn beurt het Presidium en vervolgens de Kamer voorstellen om overeenkomstig die oplossing te besluiten.
Dit betekent dat ik, zodra ik definitief van uw commissie heb gehoord, een besluit zal voorbereiden om de commissie Rijksuitgaven op grond van art. 17 Reglement van Orde voor de duur van deze zitting als algemene commissie te laten voortbestaan met de taken zoals in ons overleg besproken. In de toelichting bij dat besluit zal ik de voorgeschiedenis kort vermelden en aankondigen dat bij de eerste meer algemene herziening van het Reglement van Orde deze kwestie in beschouwing zal worden genomen.
In afwachting van uw bericht en met vriendelijke groeten,
W. J. Deetman
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 19 oktober 1995
De algemene commissie voor de Rijksuitgaven heeft zich beraden op de situatie die is ontstaan na uw gesprek met de werkgroep op 3 oktober en de briefwisseling met u.
Tot haar spijt moet de commissie constateren dat wat haar betreft de beoogde oplossing door de werkgroep uit haar midden nog niet bereikt is. Het resterende verschil betreft niet het voorlopig voortbestaan bij Kamerbesluit als algemene commissie ex artikel 17 RvO met taken en bevoegdheden conform het voorliggende commissievoorstel, zoals u bereid bent voor te stellen. De commissie is – vooruitlopend op een duurzame regeling – bereid het uitstel te aanvaarden dat gepaard gaat met deze interim-oplossing.
De commissie meent echter dat het slot van uw brief van 17 oktober haar onvoldoende garantie biedt voor het bereiken van een meer duurzame oplossing, zoals wel bereikt zal worden door het voorliggende commissievoorstel binnenkort te doen behandelen. Voor die duurzame oplossing-op-termijn is nodig dat nu met het door u voorgestane Kamerbesluit komt vast te staan dat in elk geval vóór de komende verkiezingen, dus in deze zittingsperiode, taak en positie van de commissie voor de Rijksuitgaven geregeld zullen worden in het Reglement van Orde conform haar voorstel, en dat niet noodzakelijkerwijs gewacht hoeft te worden op het «in beschouwing nemen bij de eerste meer algemene herziening van het RvO».
Gaarne ontvangt de commissie uw instemming ruim voor haar volgende vergadering, d.w.z. rond 27 oktober.
De voorzitter van de commissie voornoemd,
J. F. B. van Rey
's-Gravenhage, 24 oktober 1995
voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven
Hartelijk dank voor uw nadere brief van 19 oktober jl. Ter precisering deel ik u en uw commissie mee, dat ik met alle kracht zal bevorderen dat ruimschoots voor de (periodieke of vervroegde) verkiezingen een evaluatie van het nieuwe Reglement plaatsvindt. Voor die evaluatie zal ik punten inventariseren waarbij ik zelf zal inbrengen het punt «Regeling algemene commissie». De commissie voor de Werkwijze brengt dan van de evaluatie verslag aan de Kamer uit, die daarover debatteert.
Op dat moment zal ook uw eigen voorstel tot wijziging van het Reglement nog aanhangig zijn. De Kamer zal ook daarover bij die gelegenheid kunnen beslissen.
Met vriendelijke groeten,
W. J. Deetman
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24160-5-h1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.