24 159
Wijziging van de Natuurschoonwet 1928 en de Gemeentewet (verruiming fiscale faciliteiten ten behoeve van de aanleg van bossen)

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING, ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I. OPSCHRIFT

In het opschrift ontbraken oorspronkelijk de woorden: en de Gemeentewet.

II. VOORSTEL VAN WET

In artikel I, onderdeel A.3, luidde de zinsnede «In afwijking in zoverre van het derde lid worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld inzake de voorwaarden waaraan een onroerende zaak, die voldoet aan de in het derde lid,» oorspronkelijk: Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld inzake de voorwaarden waaraan een onroerende zaak die voldoet aan de in het derde lid,.

In artikel I, onderdeel B, luidde in het eerste lid van het voorgestelde artikel 3a de zinsnede «na verloop van drie jaren nadat zij als een landgoed is aangemerkt, niet voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b,» oorspronkelijk: niet na verloop van drie jaren nadat zij als een landgoed is aangemerkt, voldoet aan alle in artikel 1, derde lid,.

In artikel I, onderdeel B, luidde in het tweede lid van het voorgestelde artikel 3a de zinsnede «dat aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, bedoelde voorwaarden is voldaan» oorspronkelijk: dat aan alle in artikel 1, derde lid, bedoelde voorwaarden is voldaan.

In artikel I, onderdeel E.1, stond in plaats van «dan wel»: dan-wel.

III. MEMORIE VAN TOELICHTING

A. In de eerste zin van hoofdstuk I stond na «De Natuurschoonwet 1928»: (Stb. 1989, 252).

B. Aan het slot van paragraaf 2 van hoofdstuk 1 luidde de passage «blijk wordt gegeven door een begin van uitvoering nadat bij de aanvraag een beplantingsplan is overgelegd dat is goedgekeurd door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» oorspronkelijk: blijk wordt gegeven door een begin van uitvoering. Voorts dient bij de aanvraag een beplantingsplan te worden overgelegd dat is goedgekeurd door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

C. In hoofdstuk V zijn de volgende wijzigingen aangebracht.

C.1. De laatste alinea van artikel I, onderdeel B luidde oorspronkelijk: Voor de eigenaar kan het van belang zijn zekerheid te krijgen over de vraag of de onroerende zaak naar het oordeel van de Ministers op een bepaald moment aan alle vereisten voldoet. Ingevolge het tweede lid kan de eigenaar een daartoe strekkende verklaring vragen. Deze bepaling is te beschouwen als het spiegelbeeld van het bestaande artikel 3, vijfde lid.

C.2. In de toelichting op artikel II ontbrak aan het slot van de tweede zin: (zie bij voorbeeld Kamerstukken II 1989/90, 21 591, nr. 3, blz. 27).

C.3. De toelichting op artikel III ontbrak.

Naar boven