24 159
Wijziging van de Natuurschoonwet 1928 en de Gemeentewet (verruiming fiscale faciliteiten ten behoeve van de aanleg van bossen)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 12 juni 1995

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

I. Inleiding

De leden van de CDA-fractie nemen met belangstelling kennis van het wetsvoorstel inzake de verruiming van fiscale faciliteiten ter bevordering van de aanleg van bossen. Zij vragen de regering om nader aan te geven waarom niet gekozen is voor een generieke vrijstelling voor de heffing overdrachtsbelasting. Wat zijn daarbij de uitvoeringstechnische problemen en wat zijn de budgettaire consequenties?

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel tot Wijziging van de Natuurschoonwet 1928 en de Gemeentewet, waarmee in de fiscale sfeer een aantal maatregelen wordt getroffen om de aanleg van bossen te bevorderen. Deze leden zijn geïnteresseerd in de overwegingen van uitvoeringstechnische en budgettaire aard, die ten grondslag liggen aan het oordeel van de regering dat met betrekking tot de heffing van overdrachtsbelasting het geen begaanbare weg is om de aankoop van grond ten behoeve van bosaanleg generiek vrij te stellen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit in hun ogen sympatieke wetsvoorstel.

De budgettaire consequenties van deze maatregelen bedragen volgens de minister f 1 miljoen. Kan de regering hierbij een schatting geven van het aantal personen dat van dit wetsvoorstel gebruik zal gaan maken?

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel en de daarbij behorende toelichting. Deze leden geven aan zich te kunnen vinden in de doelstelling van de voorgestelde maatregelen, die erop gericht is de aanleg van bossen in Nederland langs fiscaalrechtelijke weg te stimuleren. Zij constateren dat ter verwezenlijking van de doelstelling van het wetsvoorstel voorzien wordt in een uitbreiding van de werkingssfeer van de bepalingen van de Natuurschoonwet 1928. Hoezeer de leden van de SGP-fractie de inzet van de regering voor het stimuleren van de aanleg van bossen waarderen, merken zij toch op dat verbetering van de kwaliteit van de bestaande bossen van even groot belang is. In dit verband merken deze leden op dat zij in het voorliggende wetsvoorstel naast aandacht voor (uitsluitend) de kwantiteit van het Nederlandse bosareaal ook gaarne aandacht hadden gezien voor de stimulering van de kwaliteitsverbetering van de bestaande bossen. Is de regering met de leden van de SGP-fractie van mening dat voortdurende aandacht aanwezig dient te zijn voor het belang van kwaliteitsverbetering van bestaande bossen? Wordt aan dit belang in het voorliggende voorstel niet te veel voorbij gegaan doordat het accent vooral gelegd wordt op uitbreiding van het bosareaal? Behoort het niet tot de mogelijkheden om enige vorm van onderhoud aan bestaand bos fiscaal te faciliëren? Vindt er op enigerlei wijze controle plaats op de kwaliteit van nieuwe aanplant, waarop de vrijstelling van de Natuurschoonwet 1928 van toepassing is, zo vragen de leden van de SGP-fractie.

II. De voorgestelde maatregelen

De regering kiest nu voor maatregelen in de sfeer van de Natuurschoonwet 1928 die de heffing van overdrachtsbelasting betreffen. Er wordt uitbreiding ter zake van de rangschikking voor bos in aanleg voorgesteld. Nu is sprake van een voornemen dat binnen 3 jaar gerealiseerd moet zijn. De leden van de CDA-fractie vragen welke procedureregels dit met zich mee brengt, hoe controle plaatsvindt en welke administratieve lastendruk het gevolg zal zijn.

Ook vragen zij welke consequenties het laten vervallen heeft van de beperking dat de rechtspersoon in Nederland gevestigd moet zijn? Hoeveel extra areaal bos valt door deze maatregel onder de vrijstelling van de overdrachtsbelasting? Dezelfde vragen stellen zij ook met betrekking tot de uitbreiding tot natuurlijke personen.

Artikel 9a van de NSW geeft een vrijstelling van overdrachtsbelasting bij de aankoop van onroerend goed van landgoederen die gerangschikt zijn. De vrijstelling geldt zowel bij aankoop door natuurlijke personen als door rechtspersonen. Met betrekking tot rechtspersonen wordt voorgesteld de eis te laten vervallen dat zij in Nederland gevestigd moeten zijn. De leden van de fractie van D66 vragen wat hiervan de reden is. Kan de regering dit nader toelichten?

De leden van de SGP-fractie stellen vragen over de (verwachte) effecten van de voorliggende maatregelen. Zij vragen de regering allereerst aan te geven in welke mate er onder de huidige regelgeving gebruik wordt gemaakt van de faciliteiten van de Natuurschoonwet 1928. Zij zijn hierbij geïnteresseerd in de totale oppervlakte van de percelen waarop de vrijstelling van toepassing is, de oppervlakte van de daarop aanwezig zijnde bossen of houtopstanden alsmede het bedrag dat aan belastinginkomsten wordt gederfd ten gevolge van het van toepassing zijn van de vrijstelling ingevolge de Natuuschoonwet 1928. De aan het woord zijnde leden vragen welke effecten de voorgestelde maatregelen zullen hebben op de omvang van het areaal waarop de vrijstelling van toepassing is. Deze vraag wordt vooral ingegeven door de constatering dat de totale budgettaire consequentie van de voorgestelde maatregelen slechts 1 mln. bedraagt.

Artikel I, onderdeel B

De leden van de CDA-fractie wensen nadere informatie omtrent sancties indien niet voldaan wordt aan het voornemen om te komen tot bosaanplant. Tevens hebben zij behoefte aan een nadere uiteenzetting van wat wordt verstaan onder bijzondere omstandigheden indien 2 jaar uitstel wordt verleend. Betekent dit in feite dat een voornemen binnen 5 jaar uitgevoerd moet zijn? Wat te doen indien tussentijds van rechtspersoon c.q. natuurlijk persoon wordt gewisseld? Welke claims rusten dan op de vorige c.q. huidige eigenaar?

Artikel I, onderdeel G

De leden van de CDA-fractie vragen waarom niet wordt gekozen voor het recht hebben op vrijstelling van onroerende zaakbelastingen? Nu zijn eigenaren afhankelijk van eigen beleid van gemeenten.

De leden van de fractie van de VVD vernemen graag of er enig inzicht bestaat in de voortvarendheid waarmee de gemeentebesturen bereid zijn een vrijstelling te creëren voor de onroerende zaakbelasting op een landgoed, ten aanzien waarvan het voornemen bestaat om door middel van het aanplanten van bos binnen een periode van drie jaar te voldoen aan het minimale percentage van de oppervlakte dat bezet moet zijn met bossen of andere houtopstanden. Heeft hierover bijvoorbeeld overleg plaatsgehad met de VNG?

De voorzitter van de commissie,

Ybema

De griffier van de commissie,

Van Overbeeke


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), De Korte (VVD), ondervoorzitter, Van Rey (VVD), Terpstra (CDA), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Vlie- genthart (PvdA), Ybema (D66), voorzitter, De Jong (CDA), Schimmel (D66), Van Gijzel (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Hillen (CDA), Van Heemst (PvdA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Giskes (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Hoogervorst (VVD), Van der Ploeg (PvdA), B. M. de Vries (VVD), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Hofstra (VVD), Van Hoof (VVD), Hirsch Ballin (CDA), Van der Linden (CDA), Wolters (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Van de Camp (CDA), vacature (D66), Van Zijl (PvdA), Liemburg (PvdA), Boers-Wijnberg (CDA), Crone (PvdA), Verkerk (AOV), Rosenmöller (GroenLinks), Van Rooy (CDA), M. M. H. Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Leerkes (U55+), Voûte-Droste (VVD), Verspaget (PvdA), Hessing (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), vacature (D66).

Naar boven