24 151
Wijziging van artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 in verband met het verlengen van de delegatiebevoegdheid

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 12 juni 1995

Het doet mij genoegen uit het Verslag van 2 juni 1995 met betrekking tot bovenvermeld wetsvoorstel te kunnen constateren dat bijna alle fracties zich met het wetsvoorstel kunnen verenigen. Alleen de leden van de fractie van het CDA spreken hun voorkeur uit voor een verlenging van de delegatie-bevoegdheid met maximaal één jaar, teneinde aldus de druk op de ketel te houden om snel tot uitwerking van de voorstellen tot aanpassing van de preventieve ontslagtoets te komen. Zoals eerder gezegd en genoemde leden wijzen terecht daarop, ligt het in de bedoeling om op korte termijn met een nadere uit-werking te komen van de beleidsvoornemens inzake aanpassing van de preventieve ontslagtoets in de vorm van een daartoe strekkend wetsvoorstel. Juist vanwege de gesignaleerde knelpunten in de praktijk en de consequenties daarvan voor de werkgelegenheidsontwikkeling is snelheid geboden. In die zin zie ik de voorkeur van de leden van de CDA-fractie als een ondersteuning. Aan de voorbereiding van bedoeld wetsvoorstel wordt thans gewerkt. Daarnaast zal overleg en besluitvorming moeten plaatsvinden met sociale partners over de toekomstige positionering van de uitvoering van de preventieve ontslagtoets. De Stichting van de Arbeid heeft hierover op 29 mei 1995 advies uitgebracht. Dat advies wordt thans bestudeerd en zal uitgangspunt vormen voor bedoeld overleg en besluitvorming. Naar mijn verwachting zal e.e.a. in het komende jaar ook zeker zijn beslag kunnen krijgen. De voorgestelde verlenging van twee jaar biedt voldoende ruimte om de onverhoopte eventualiteit van een hernieuwde verlenging te voorkomen. Echter zoveel eerder als het mogelijk is zal er uiteraard voor worden gekozen de huidige voorlopige uitvoeringsconstructie te beëindigen en daarvoor een definitieve vorm te kiezen. Ik meen echter dat de voorgestelde termijn van ten hoogste twee jaar in dit verband zekerheidshalve gehandhaafd dient te blijven en vraag hiervoor bij genoemde leden het nodige begrip.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Naar boven