24 151
Wijziging van artikel 6 van het Buitegenwoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 in verband met het verlengen van de delegatiebevoegdheid

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING1

Bij Wet van 28 juni 1990, houdende invoeringswet Arbeids-voorzieningswet werd onder andere het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 gewijzigd. Hierbij werd onder meer de bevoegdheid van de directeur van het toenmalige Gewestelijk Arbeidsbureau, om toestemming te verlenen tot het beëindigen van een arbeidsverhouding, toegekend aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tevens werd bepaald, dat de minister deze bevoegdheid tot en met twee jaar na het tijdstip waarop de Arbeidsvoorzieningswet in werking zou treden (t.w. 1 januari 1991), zou kunnen overdragen aan door hem aan te wijzen Regionaal Directeuren voor de Arbeidsvoorziening. Genoemde termijn werd tweemaal verlengd, laatstelijk bij Wet van 14 oktober 1993 (Stb. 1993, 538) tot en met 31 december 1995.

Bij Besluit van 20 december 1990 (Stcrt. 1990, 252) (herzien bij Besluit van 14 januari 1993 (Stcrt.1993,11)) werd de bevoegdheid inzake het verlenen van toestemming tot beëindiging van de arbeidsverhouding door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gedelegeerd aan de Regionaal Directeuren voor de Arbeidsvoorziening, behoudens voor zover het betreft de beëindiging van arbeidsverhoudingen in het grafisch bedrijf.

Verlenging van vorenbedoelde ministeriële delegatie-bevoegdheid werd eerder noodzakelijk geacht als interim-voorziening in verband met de door het vorige Kabinet voorgenomen besluitvorming om tot afschaffing van de bestuurlijke preventieve toetsing van ontslag over te gaan.

In afwijking hiervan zijn in de Sociale Nota 1995 (kamerstukken II 1994/95, 23 902, nrs. 1–2) en nader in de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 november 1994 (kamerstukken II 1994/95, 22 977, nrs. 3–4) nieuwe beleidsvoornemens kenbaar gemaakt tot handhaving van de bestuurlijke preventieve toetsing van ontslag in aangepaste vorm. Over deze beleidsvoornemens heeft op 31 januari 1995 algemeen overleg plaatsgevonden tussen de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie en de vaste commissies van de Tweede Kamer voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Justitie. Uit dit overleg is gebleken dat er bij de fracties in de Tweede Kamer politiek draagvlak bestaat voor verdere voorbereiding van de voorgenomen wettelijke aanpassingen van de bestuurlijke preventieve ontslagtoets.

Ten behoeve van een aantal uitvoeringsaspecten van de preventieve ontslagtoets werd op 2 december 1994 door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Stichting van de Arbeid om advies gevraagd. Een belangrijke vraag in dat verband is waar en door welke bestuurlijke of andere organisatie de bestuurlijke preventieve ontslagtoets in de toekomst uitgevoerd dient te worden.

Voorts is de Sociaal-Economische Raad bij brief van 1 februari 1995 van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzocht om advies uit te brengen over een onderdeel van de beleidsvoornemens, t.w. beperking van de mogelijkheid voor de werkgever om de kantonrechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden.

Een zorgvuldige voorbereiding en de totstandkoming van de voorgenomen wettelijke aanpassingen van de bestuurlijke preventieve toetsing van ontslag zullen noodzakelijkerwijs de nodige tijd vergen. Dit geldt eveneens voor de nadere besluitvorming over en realisering van de definitieve uitvoering en positionering van deze toetsing. In verband hiermede is verlenging van de bevoegdheid tot delegatie van de preventieve ontslagtoets aan de Regionaal Directeuren voor de Arbeidsvoorziening, met een termijn van ten hoogste twee jaren noodzakelijk. Hiertoe strekt het wetsvoorstel.

In dit verband is van belang, dat de huidige positionering van de ontslag-taak bij de Regionaal Directeuren voor de Arbeidsvoorziening tot dusver geen wezenlijke uitvoeringsproblemen heeft opgeleverd.

Voor de voorgestelde verlenging behoeven geen nieuwe organen of instrumenten in het leven te worden geroepen. Evenmin zal de verlenging leiden tot extra lasten voor burger, bedrijfsleven of overheid.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert


XNoot
1

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Naar boven