24 150
Wijziging van de bepalingen betreffende huur en verhuur van bedrijfsruimte en intrekking van de Huurwet

nr. 14
BRIEF HOUDENDE INTREKKING VAN HET WETSVOORSTEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 23 augustus 1999

Bij koninklijke boodschap van 28 april 1995 is bij uw Kamer ingediend het wetsvoorstel tot wijziging van de bepalingen betreffende huur en verhuur van bedrijfsruimte en intrekking van de Huurwet (kamerstukken II 1994/1995, 24 150, nrs. 1–13). Genoemd wetsvoorstel bevat ingrijpende wijzigingen met betrekking tot 1) het werkingsgebied van de regeling inzake de huur en verhuur van bedrijfsruimte, 2) termijn- en opzeggingsbescherming en 3) de regeling van de nadere huurprijsvaststelling. Tijdens de kamerbehandeling is gebleken dat voor dergelijke fundamentele veranderingen vooralsnog onvoldoende steun is te vinden.

Inmiddels is in overleg met de praktijk en rekening houdend met de kritiek van uw Kamer een nieuw wetsvoorstel voorbereid dat 23 juni 1999 door Hare Majesteit de Koningin ter advisering aan de Raad van State is voorgelegd. Dit nieuwe wetsvoorstel strekt in de eerste plaats tot aanpassing van de regels van de huur van bedrijfsruimte aan de nieuwe titel 7.4, die bij uw kamer aanhangig is (kamerstukken II 1997/1998, 26 089, nrs. 1–3).

Daartoe gemachtigd door de Koningin trek ik daarom mede namens mijn ambtgenoot van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer het bij koninklijke boodschap van 28 april 1995 ingediende voorstel van wet hierbij in.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven