24 149
Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met het opnemen van een document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies in het onderwijs

nr. 13
AMENDEMENTEN VAN DE LEDEN VAN DER HOEVEN EN VAN DER VLIES

Ontvangen 19 maart 1996

De ondergetekenden stellen de volgende amendementen voor:

I

In artikel I, onderdeel A, wordt in artikel 15 na het tweede lid een nieuw derde lid ingevoegd, dat luidt:

3. Indien het bevoegd gezag van oordeel is dat op gronden die verband houden met de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging die aan het onderwijs ten grondslag ligt, toepassing van het tweede lid onverenigbaar is met die overtuiging, geeft het bevoegd gezag dit in het document aan en vindt het tweede lid geen toepassing.

II

In artikel II, onderdeel A, wordt in artikel 23 na het tweede lid een nieuw derde lid ingevoegd, dat luidt:

3. Indien het bevoegd gezag van oordeel is dat op gronden die verband houden met de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging die aan het onderwijs ten grondslag ligt, toepassing van het tweede lid onverenigbaar is met die overtuiging, geeft het bevoegd gezag dit in het document aan en vindt het tweede lid geen toepassing.

III

In artikel III, onderdeel A, wordt in artikel 32c na het tweede lid een nieuw derde lid ingevoegd, dat luidt:

3. Indien het bevoegd gezag van oordeel is dat op gronden die verband houden met de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging die aan het onderwijs ten grondslag ligt, toepassing van het tweede lid onverenigbaar is met die overtuiging, geeft het bevoegd gezag dit in het document aan en vindt het tweede lid geen toepassing.

IV

In artikel IV wordt in artikel 4.1.1a na het tweede lid een nieuw derde lid ingevoegd, dat luidt:

3. Indien het bevoegd gezag van oordeel is dat op gronden die verband houden met de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging die aan het onderwijs ten grondslag ligt, toepassing van het tweede lid onverenigbaar is met die overtuiging, geeft het bevoegd gezag dit in het document aan en vindt het tweede lid geen toepassing.

V

In artikel VI, onderdeel A, wordt «derde tot en met vijfde lid» vervangen door: derde tot en met zesde lid.

VI

In artikel VI, onderdeel B, aanhef, wordt «derde tot en met vijfde lid» vervangen door «derde tot en met zesde lid» en wordt in artikel 4.2 na het vierde lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt:

5. Indien het instellingsbestuur van oordeel is dat op gronden die verband houden met de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging die aan het onderwijs ten grondslag ligt, toepassing van het vierde lid onverenigbaar is met die overtuiging, geeft het instellingsbestuur dit in het document aan en vindt het vierde lid geen toepassing.

Toelichting

Deze amendementen strekken tot het invoegen van de zg. nul-optie in het wetsvoorstel. Het bevoegd gezag resp. het instellingsbestuur kan in het vast te stellen document betreffende de evenredige vertegenwoordiging opnemen dat het geen toepassing aan het desbetreffende artikellid geeft op grond van de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging van de school of instelling.

Van der Hoeven

Van der Vlies

Naar boven