nr. 39
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 9 juli 1997
Hierbij informeer ik u, zoals toegezegd, (Kamerstukken II, 1995/96, 24 140,
nr. 23) over de invulling van een stelsel van preventieve toetsing van huisvestingssystemen.
Het belang van preventieve toetsing is vooral gelegen in die gevallen,
waarin onderzoek en huisvestingsvoorschriften (nog) niet hebben geleid tot
concrete normen voor huisvesting. Een preventieve toetsing kan dan voorkomen
dat ontwikkelingen leiden tot aantasting van het welzijn van dieren door huisvestingssystemen,
onderdelen daarvan of voorzieningen binnen die huisvestingssystemen.
Het nadeel van preventieve toetsing is de aanzienlijke overheidslast en
de vergaande regulering van de landbouwsector. Derhalve heb ik onderzocht
of er alternatieven mogelijk zijn die deze bezwaren wegnemen. Ik ben tot de
conclusie gekomen – mede op basis van het debat met u op 12 december
1995 – dat een andere invulling dan in de Gezondheids- en welzijnswet
voor dieren (GWW) neergelegde vorm van preventieve toetsing, zonder dat in
enige mate afbreuk wordt gedaan aan het doel van preventieve toetsing, niet
tot de mogelijkheden behoort.
Ik wil dan ook nog in deze kabinetsperiode een aanvang maken met de uitwerking
van preventieve toetsing conform de artikelen 46 tot en met 54 van de GWW,
voor diersoorten waarbij thans geen ernstige welzijnsproblemen optreden en
die met het oog op de productie worden gehouden.
Voor diersoorten waarbij wel welzijnsproblemen optreden, wordt de lijn
voortgezet om in algemene maatregelen van bestuur algemeen geldende huisvestingsvoorschriften
op te stellen.
Zowel bij de uitwerking van deze huisvestingsAMvB's als bij de invoering
van de preventieve toetsing, streef ik naar een maximale flexibiliteit en
minimale uitvoeringslast voor het bedrijfsleven.
Twaalf diersoorten worden gereguleerd via een huisvestingsAMvB of een
preventieve toets. Dit betreft vleeskuikenouderdieren, vleesstieren, melkvee,
konijnen, vleeskuikens, struisvogelachtigen, patrijzen, kalkoenen, eenden,
parelhoenders, paarden, geiten. Voor drie soorten wil ik, alvorens te beslissen
over regulering, eerst een nadere analyse vragen van de Raad voor dierenaangelegenheden.
Dit betreft wilde zwijnen, schapen en fazanten.
Deze regulering neemt, gelet op het aantal betrokken diersoorten en het
opzetten van een Commissie toelating huisvestingssystemen, meerdere jaren
in beslag. In die tijd vraag ik het agrarisch bedrijfsleven hierop te anticiperen
door geen nieuwe huisvestingssystemen op de markt te brengen die het welzijn
van dieren schaden.
Indien toch zulke systemen worden geïntroduceerd, zal ik mij beraden
op een kortere overgangstermijn dan gebruikelijk wordt gehanteerd voor de
aanpassing van bestaande systemen aan nieuwe wettelijke eisen. Dit geldt met
name in situaties waarbij een welzijnsverslechtering bij de introductie van
die systemen evident is bijvoorbeeld het weglaten van strooisel in de pluimveehouderij
daar waar dat nu nog gangbaar is.
De gevolgen van het stellen van huisvestingsvoorschriften voor het agrarisch
bedrijfsleven zijn groter als niet tevens sprake is van harmonisatie van die
voorschriften binnen de Europese Unie. Ik zet mij dan ook in om in de Europese
Unie draagvlak te verkrijgen voor het opstellen van richtlijnen voor meerdere
diersoorten. Ter compensatie zet ik tevens het financiële instrumentarium,
met name het Stimuleringskader, nadrukkelijker in voor een beter dierenwelzijn.
Voor drie diersoorten heb ik mijn beleidsvoornemens reeds nader ingevuld:
– Voor vleeskuikenouderdieren wordt een huisvestingsAMvB
voorbereid waarin onder andere batterijhuisvesting en draadroosters verboden
worden. Verder wordt een minimum leef- en strooiseloppervlakte opgenomen.
Ik streef ernaar deze AMvB in het voorjaar van 1998 aan de Raad van State
voor te leggen.
– Voor vleesstieren wordt een huisvestingsAMvB opgesteld
met eisen aan de leefoppervlakte per dier en de ligbeduitvoering. Voor de
invulling van deze normen wordt gewacht op de resultaten van lopend onderzoek.
– Bij melkvee wordt in ieder geval een preventieve toets
toegepast op vloeren en melkrobots.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen