24 137
Wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake samenwerkingsscholen

nr. 12
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 3 april 1997

In het voorstel van wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

In artikel I wordt na onderdeel A een nieuw onderdeel A1 opgenomen, luidende:

A1

Na artikel 13a wordt een nieuw artikel 13b opgenomen, luidende:

Artikel 13b. Bestuurlijke fusie openbare en bijzondere scholen

Een stichting kan een openbare school en een bijzondere school in stand houden. In dat geval:

a. is artikel 29b van overeenkomstige toepassing op de openbare school met uitzondering van het vierde lid en het zesde lid,

b. is het doel van de stichting in elk geval het geven van openbaar onderwijs en onderwijs van een of meer richtingen,

c. is artikel 29c van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat het personeel dat werkzaam is aan de openbare school, van rechtswege wordt benoemd krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, en

d. voorzien de statuten in ieder geval in een regeling omtrent:

1. de samenstelling, werkwijze en inrichting van het bestuur van de stichting,

2. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden,

3. de termijn waarvoor de bestuursleden worden benoemd,

4. de vaststelling van de begroting en jaarrekening na overleg met de gemeenteraad van de gemeente waarin de openbare school is gelegen,

5. de wijze waarop de gemeenteraad van de gemeente waarin de openbare school is gelegen, toezicht op het bestuur van de openbare school uitoefent,

6. de gronden waarop het bestuur kan besluiten de vergaderingen besloten te houden,

7. de periode waarvoor de stichting in het leven wordt geroepen, met dien verstande dat deze periode ten minste 5 jaren bedraagt, en

8. de bevoegdheid de stichting te ontbinden,

met dien verstande dat in de regeling een overheersende invloed van de overheid in het bestuur is verzekerd voor zover het openbaar onderwijs betreft.

B

In artikel I, onderdeel B, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Artikel 45, eerste lid, komt te luiden:

1. Een gemeente, een openbare rechtspersoon of een stichting die een openbare school in stand houdt, en een rechtspersoon die een bijzondere school in stand houdt, kunnen de instandhouding van de school overdragen aan een stichting waarvan het statutaire doel in ieder geval is het instandhouden van een samenwerkingsschool voor openbaar onderwijs en onderwijs van een of meer richtingen. De rechtspersoon die de instandhouding van de bijzondere school heeft overgedragen, houdt toezicht op de identiteit, voor zover het betreft het bijzonder onderwijs in de samenwerkingsschool, overeenkomstig hetgeen is bepaald in de statuten van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt.

2. Artikel 45, derde lid, onderdeel c, onder 2, komt te luiden:

2°. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden, met dien verstande dat het bestuur van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, wordt benoemd door de rechtspersonen die de instandhouding van de school hebben overgedragen, en dat het bestuur van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, niet bestaat uit personen die deel uitmaken van het bestuur van de rechtspersonen die de instandhouding van de school hebben overgedragen,.

3. Artikel 45, vierde lid, eerste volzin, komt te luiden: Indien een samenwerkingsschool mede openbaar onderwijs omvat, kan de gemeenteraad indien het belang van de zorg voor voldoende openbaar onderwijs in de gemeente dat vordert:

a. het besluit als bedoeld in het eerste lid intrekken in het geval waarin de gemeente de instandhouding van de school heeft overgedragen aan de stichting, en

b. het besluit als bedoeld in het eerste lid vernietigen in het geval waarin een openbare rechtspersoon of een stichting die een openbare school in stand houdt, de instandhouding van de school heeft overgedragen aan de stichting.

4. In artikel 45, vierde lid, wordt de zinsnede «Indien een gemeente een besluit neemt» vervangen door: Indien de gemeenteraad een besluit neemt.

5. Na artikel 45, vierde lid, wordt een nieuw vijfde lid toegevoegd, luidende:

5. Een geschil tussen het gemeentebestuur en de rechtspersoon die toezicht houdt op de identiteit, wordt voorgelegd aan een geschillencommissie, bestaande uit een of meer door het gemeentebestuur en de rechtspersoon in onderling overleg aangewezen deskundigen, die een uitspraak doet in de vorm van een bindend advies. De kosten worden door het gemeentebestuur en de rechtspersoon gelijkelijk gedragen.

C

In artikel I wordt na onderdeel B een nieuw onderdeel B1 opgenomen, luidende:

B1

Aan artikel 114b, vierde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien het bevoegd gezag zich beroept op overwegingen van godsdienstige of levensbeschouwelijke aard, betrekt de rechtspersoon die overwegingen bij de beoordeling van een in de eerste volzin bedoeld verzoek.

D

Artikel I, onderdeel C, komt te luiden:

C

In de inhoudsopgave worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Na de omschrijving van artikel 13a wordt opgenomen:

Artikel 13b. Bestuurlijke fusie openbare en bijzondere scholen

2. De omschrijving van artikel 45 komt te luiden:

Artikel 45. Samenwerkingsschool

E

In artikel II wordt na onderdeel A een nieuw onderdeel A1 opgenomen, luidende:

A1

Na artikel 21a wordt een nieuw artikel 21b opgenomen, luidende:

Artikel 21b. Bestuurlijke fusie openbare en bijzondere scholen

Een stichting kan een openbare school en een bijzondere school in stand houden. In dat geval:

a. is artikel 39b van overeenkomstige toepassing op de openbare school met uitzondering van het vierde lid en het zesde lid,

b. is het doel van de stichting in elk geval het geven van openbaar onderwijs en onderwijs van een of meer richtingen,

c. is artikel 39c van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat het personeel dat werkzaam is aan de openbare school, van rechtswege wordt benoemd krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, en

d. voorzien de statuten in ieder geval in een regeling omtrent:

1. de samenstelling, werkwijze en inrichting van het bestuur van de stichting,

2. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden,

3. de termijn waarvoor de bestuursleden worden benoemd,

4. de vaststelling van de begroting en jaarrekening na overleg met de gemeenteraad van de gemeente waarin de openbare school is gelegen,

5. de wijze waarop de gemeenteraad van de gemeente waarin de openbare school is gelegen, toezicht op het bestuur van de openbare school uitoefent,

6. de gronden waarop het bestuur kan besluiten de vergaderingen besloten te houden,

7. de periode waarvoor de stichting in het leven wordt geroepen, met dien verstande dat deze periode ten minste 5 jaren bedraagt, en

8. de bevoegdheid de stichting te ontbinden,

met dien verstande dat in de regeling een overheersende invloed van de overheid in het bestuur is verzekerd voor zover het openbaar onderwijs betreft.

F

In artikel II, onderdeel B, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Artikel 54, eerste lid, komt te luiden:

1. Een gemeente, een openbare rechtspersoon of een stichting die een openbare school in stand houdt, en een rechtspersoon die een bijzondere school in stand houdt, kunnen de instandhouding van de school overdragen aan een stichting waarvan het statutaire doel in ieder geval is het instandhouden van een samenwerkingsschool voor openbaar onderwijs en onderwijs van een of meer richtingen. De rechtspersoon die de instandhouding van de bijzondere school heeft overgedragen, houdt toezicht op de identiteit, voor zover het betreft het bijzonder onderwijs in de samenwerkingsschool, overeenkomstig hetgeen is bepaald in de statuten van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt.

2. Artikel 54, derde lid, onderdeel c, onder 2, komt te luiden:

2°. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden, met dien verstande dat het bestuur van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, wordt benoemd door de rechtspersonen die de instandhouding van de school hebben overgedragen, en dat het bestuur van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, niet bestaat uit personen die deel uitmaken van het bestuur van de rechtspersonen die de instandhouding van de school hebben overgedragen.

3. Artikel 54, vierde lid, eerste volzin, komt te luiden: Indien een samenwerkingsschool mede openbaar onderwijs omvat, kan de gemeenteraad indien het belang van de zorg voor voldoende openbaar onderwijs in de gemeente dat vordert:

a. het besluit als bedoeld in het eerste lid intrekken in het geval waarin de gemeente de instandhouding van de school heeft overgedragen aan de stichting, en

b. het besluit als bedoeld in het eerste lid vernietigen in het geval waarin een openbare rechtspersoon of een stichting die een openbare school in stand houdt, de instandhouding van de school heeft overgedragen aan de stichting.

4. In artikel 54, vierde lid, wordt de zinsnede «Indien een gemeente een besluit neemt» vervangen door: Indien de gemeenteraad een besluit neemt.

5. Na artikel 54, vierde lid, wordt een nieuw vijfde lid toegevoegd, luidende:

5. Een geschil tussen het gemeentebestuur en de rechtspersoon die toezicht houdt op de identiteit, wordt voorgelegd aan een geschillencommissie, bestaande uit een of meer door het gemeentebestuur en de rechtspersoon in onderling overleg aangewezen deskundigen, die een uitspraak doet in de vorm van een bindend advies. De kosten worden door het gemeentebestuur en de rechtspersoon gelijkelijk gedragen.

G

In artikel II wordt na onderdeel C een nieuw onderdeel C1 opgenomen, luidende:

C1

Aan artikel 110b, vierde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien het bevoegd gezag zich beroept op overwegingen van godsdienstige of levensbeschouwelijke aard, betrekt de rechtspersoon die overwegingen bij de beoordeling van een in de eerste volzin bedoeld verzoek.

H

Artikel II, onderdeel D, komt te luiden:

D

In de inhoudsopgave worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Na de omschrijving van artikel 21a wordt opgenomen:

Artikel 21b. Bestuurlijke fusie openbare en bijzondere scholen.

2. De omschrijving van artikel 54 komt te luiden:

Artikel 54. Samenwerkingsschool.

I

In artikel III, onderdeel B, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Artikel 6a, eerste lid, komt te luiden:

1. Een gemeente, een openbare rechtspersoon of een stichting die een openbare school in stand houdt, en een rechtspersoon die een bijzondere school in stand houdt, kunnen de instandhouding van de school overdragen aan een stichting waarvan het statutaire doel in ieder geval is het instandhouden van een samenwerkingsschool voor openbaar onderwijs en onderwijs van een of meer richtingen. De rechtspersoon die de instandhouding van de bijzondere school heeft overgedragen, houdt toezicht op de identiteit, voor zover het betreft het bijzonder onderwijs in de samenwerkingsschool, overeenkomstig hetgeen is bepaald in de statuten van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt.

2. Artikel 6a, derde lid, onderdeel c, onder 2, komt te luiden:

2°. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden, met dien verstande dat het bestuur van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, wordt benoemd door de rechtspersonen die de instandhouding van de school hebben overgedragen, en dat het bestuur van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, niet bestaat uit personen die deel uitmaken van het bestuur van de rechtspersonen die de instandhouding van de school hebben overgedragen,.

3. Artikel 6a, vierde lid, eerste volzin, komt te luiden: Indien een samenwerkingsschool mede openbaar onderwijs omvat, kan de gemeenteraad indien het belang van de zorg voor voldoende openbaar onderwijs in de gemeente dat vordert:

a. het besluit als bedoeld in het eerste lid intrekken in het geval waarin de gemeente de instandhouding van de school heeft overgedragen aan de stichting, en

b. het besluit als bedoeld in het eerste lid vernietigen in het geval waarin een openbare rechtspersoon of een stichting die een openbare school in stand houdt, de instandhouding van de school heeft overgedragen aan de stichting.

4. In artikel 6a, vierde lid, wordt de zinsnede «Indien een gemeente een besluit neemt» vervangen door: Indien de gemeenteraad een besluit neemt.

5. Na artikel 6a, vierde lid, wordt een nieuw vijfde lid toegevoegd, luidende:

5. Een geschil tussen het gemeentebestuur en de rechtspersoon die toezicht houdt op de identiteit, wordt voorgelegd aan een geschillencommissie, bestaande uit een of meer door het gemeentebestuur en de rechtspersoon in onderling overleg aangewezen deskundigen, die een uitspraak doet in de vorm van een bindend advies. De kosten worden door het gemeentebestuur en de rechtspersoon gelijkelijk gedragen.

J

In artikel III wordt na onderdeel B een nieuw onderdeel B1 opgenomen, luidende:

B1

Na artikel 53b wordt een nieuw artikel 53c opgenomen, luidende:

Artikel 53c. Bestuurlijke fusie openbare en bijzondere scholen

Een stichting kan een openbare school en een bijzondere school in stand houden. In dat geval:

a. is artikel 42b van overeenkomstige toepassing op de openbare school met uitzondering van het vierde en het zesde lid,

b. is het doel van de stichting in elk geval het geven van openbaar onderwijs en onderwijs van een of meer richtingen,

c. is artikel 42c van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat het personeel dat werkzaam is aan de openbare school, van rechtswege wordt benoemd krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, en

d. voorzien de statuten in ieder geval in een regeling omtrent:

1. de samenstelling, werkwijze en inrichting van het bestuur van de stichting,

2. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden,

3. de termijn waarvoor de bestuursleden worden benoemd,

4. de vaststelling van de begroting en jaarrekening na overleg met de gemeenteraad van de gemeente waarin de openbare school is gelegen,

5. de wijze waarop de gemeenteraad van de gemeente waarin de openbare school is gelegen, toezicht uitoefent op het bestuur van de openbare school,

6. de gronden waarop het bestuur kan besluiten vergaderingen besloten te houden,

7. de periode waarvoor de stichting in het leven wordt geroepen, met dien verstande dat deze periode ten minste vijf jaren bedraagt, en

8. de bevoegdheid de stichting te ontbinden,

met dien verstande dat in de regeling een overheersende invloed van de overheid in het bestuur is verzekerd voor zover het openbaar onderwijs betreft.

K

In artikel III wordt na onderdeel D een nieuw onderdeel E opgenomen, luidende:

E

Aan artikel 98b, vierde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien het bevoegd gezag zich beroept op overwegingen van godsdienstige of levensbeschouwelijke aard, betrekt de rechtspersoon die overwegingen bij de beoordeling van een in de eerste volzin bedoeld verzoek.

L

Artikel IV komt te luiden:

ARTIKEL IV

Het bevoegd gezag dat een school in stand houdt waarin op het moment waarop deze wet in werking treedt, openbaar en bijzonder onderwijs samenwerken, en het gemeentebestuur van de gemeente waarin de school gelegen is, kunnen samen binnen een jaar na inwerkingtreding van de wet bij Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een aanvraag indienen om als samenwerkingsschool in de zin van deze wet geregistreerd te worden. In dat geval dienen de statuten en de organisatie van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, binnen 3 jaar na inwerkingtreding van deze wet te voldoen aan het bepaalde in deze wet.

Toelichting

1. Toezichthoudende rechtspersonen

Met deze nota van wijziging wordt een andere opzet voor de totstandkoming van de samenwerkingsschool in het wetsvoorstel vastgelegd. Bestaande rechtspersonen kunnen samen een nieuwe stichting oprichten waaraan zij het instandhouden van de openbare respectievelijk bijzondere school in één samenwerkingsschool overdragen. Voor het openbaar onderwijs kan zowel de gemeente(raad) als een stichting of openbare rechtspersoon voor openbaar onderwijs een dergelijke nieuwe stichting oprichten.

De samenwerkingsschool wordt in stand gehouden door de nieuw opgerichte stichting. Het belangrijkste verschil met het huidige wetsvoorstel is dat de «oprichtende» rechtspersonen blijven bestaan om toezicht op het behoud van het openbare karakter c.q. de identiteit te houden, overeenkomstig hetgeen is bepaald in de statuten van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt.

Wanneer de oprichting is geschied door een stichting of openbare rechtspersoon voor openbaar onderwijs, zal het toezicht door de gemeenteraad geschieden. De stichting of openbare rechtspersoon staat immers zelf ook onder toezicht van de gemeenteraad.

Het bestuur van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, wordt benoemd door (de besturen van) de bestaande rechtspersonen. Het bestuur van de nieuwe stichting mag niet bestaan uit de bestuurders van de bestaande rechtspersonen.

2. Bestuurlijke fusie

Met deze nota van wijziging wordt er tevens in voorzien dat een of meer openbare én bijzondere scholen samen onder het bestuur kunnen staan van één bevoegd gezag (bestuurlijke fusie). Omdat voor het personeel sprake is van een bestuursaanstelling, heeft het bestuur van een dergelijke stichting meer mogelijkheden op het gebied van het personeelsbeleid. Er wordt immers één personeelsbeleid gevoerd terwijl de afzonderlijke scholen kunnen voortbestaan. Bestuurlijke fusie kan bovendien nog andere mogelijkheden bieden tot vergroting van bestuurlijke slagkracht.

Voor zover het gaat om scholen voor openbaar onderwijs is het van belang dat de voorschriften die met de Wet van 14 november 1996 (Stb. 580; bestuursvorm openbaar onderwijs) zijn vastgelegd voor openbare scholen die door een stichting in stand worden gehouden, zoveel mogelijk van toepassing zijn. Het is mogelijk om de meeste voorschriften met betrekking tot de stichting voor openbaar onderwijs ook op de openbare school in dit bestuurlijk verband van toepassing te doen zijn. Voorschriften omtrent de bestuurssamenstelling en invloed van de overheid op het bestuur kunnen evenwel niet onverkort gelden. Immers, het bestuur houdt naast een of meer openbare scholen ook een of meer bijzondere scholen in stand.

Het personeel van de bijzondere school én van de openbare school is in dienst van het bevoegd gezag en is dus in beginsel benoembaar op alle scholen.

Wat betreft de reikwijdte van de eigen-wachtgeldersbepaling (artikelen 105, eerste lid, WBO, 102, eerste lid, ISOVSO en 96o, eerste lid, WVO), zij het volgende opgemerkt. In de genoemde Wet van 14 november 1996 (Stb. 580) is geregeld dat deze bepaling zich uitstrekt over ieder gewezen personeelslid van de binnen de gemeente gelegen scholen, ongeacht de bestuursvorm van het openbaar onderwijs. Dit voorschrift geldt ook wanneer sprake is van bestuurlijke fusie. Dit betekent dat het gewezen personeel van de openbare school van de stichting als «eigen wachtgelder» benoembaar is op vacatures zowel bij de andere scholen onder hetzelfde bevoegd gezag als binnen het openbaar onderwijs in de gemeente dat onder een ander bevoegd gezag staat. Omgekeerd geldt dezelfde systematiek: het gewezen personeel van een «gewone» openbare school wordt op grond van de tweede volzin van het eerste lid van de artikelen 105 WBO, 102 ISOVSO en 96o WVO aangemerkt als een eigen wachtgelder van de overige binnen de gemeente gelegen openbare scholen, ongeacht hoe het bevoegd gezag daarvan is vormgegeven.

Voor wat betreft eventuele denominatieve problemen bij de toepassing van de eigen-wachtgeldersbepaling (bijvoorbeeld als het bevoegd gezag een eerder ontslagen personeelslid van een openbare school als eigen wachtgelder heeft, en een vacature ontstaat bij een onder zijn bestuur staande bijzondere school) zij opgemerkt dat uiteraard het gebruikelijke ontheffingenbeleid op dit punt geldt.

Met betrekking tot de toetsing door het Participatiefonds zij opgemerkt dat het Participatiefonds bij de instroomtoets overwegingen van godsdienstige of levensbeschouwelijke aard bij de beoordeling moet betrekken.

Om te voorkomen dat een deel van het personeel van de stichting de ambtenarenstatus heeft en een ander deel de werknemerstatus, is bepaald dat ook het personeel dat verbonden is aan de openbare scholen, wordt benoemd krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Daarmee geldt dan automatisch ook de desbetreffende CAO (voor zover het voortgezet onderwijs betreft). De gevolgen voor het primair onderwijs zijn miniem omdat daarvoor het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel geldt.

2. Toelichting per onderdeel

Onderdelen A, E en J (wijziging artikelen 13b WBO, 21b ISOVSO en 53c WVO)

Voor de school voor openbaar onderwijs die – naast de school voor bijzonder onderwijs – in stand worden gehouden door een stichting, gelden in beginsel alle voorschriften die ook gelden voor een openbare school die in stand wordt gehouden door een stichting voor openbaar onderwijs. Enkele voorschriften kunnen niet onverkort gelden.

In de eerste plaats zijn dat de voorschriften omtrent de bestuurssamenstelling. Het voorschrift dat de leden worden benoemd door de gemeenteraad en de regeling omtrent het aantal op voordracht van de ouders te benoemen leden, kunnen uiteraard niet van overeenkomstige toepassing zijn. De statuten behoeven wat de bestuurssamenstelling betreft dan ook alleen te voorzien in een regeling omtrent de wijze van (her)benoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden.

Een tweede punt van verschil is dat niet wordt voorgeschreven dat de begroting en jaarrekening worden goedgekeurd door de gemeenteraad van de gemeente waarin de openbare school is gelegen. De begroting en de jaarrekening van de stichting hebben immers ook betrekking op de bijzondere school. Om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de regeling zoals opgenomen in de genoemde Wet van 14 november 1996 (bestuursvorm openbaar onderwijs), is bepaald dat de vaststelling van de begroting en jaarrekening geschiedt na overleg met de gemeenteraad van de gemeente waarin de openbare school is gelegen.

Een laatste verschil met de stichting voor openbaar onderwijs is dat de overheersende invloed van de overheid op het bestuur uiteraard alleen kan worden voorgeschreven voor zover het openbaar onderwijs betreft.

Onderdelen B, F en I (wijziging artikelen 45 WBO, 54 ISOVSO en 6a WVO)

Voor zover het betreft het openbaar onderwijs kunnen alleen de gemeente, een openbare rechtspersoon en een stichting voor openbaar onderwijs besluiten tot oprichting van een samenwerkingsschool. Een bij gemeenschappelijke regeling ingesteld openbaar lichaam komt in deze opsomming niet voor omdat onduidelijkheden zouden kunnen ontstaan over de vraag welke gemeente verantwoordelijk is voor het toezicht op de samenwerkingsschool. Een commissie op grond van artikel 82 Gemeentewet kan de instandhouding van de school niet overdragen omdat een dergelijke commissie daartoe geen bevoegdheid kan hebben.

De rechtspersoon die de instandhouding van de bijzondere school heeft overgedragen, houdt toezicht op de identiteit, voor zover het betreft het bijzonder onderwijs in de samenwerkingsschool. Een vergelijkbare bepaling is niet nodig voor het openbaar onderwijs omdat het wetsvoorstel reeds een aantal bepalingen bevat om er in te voorzien dat – door de gemeenteraad – toezicht wordt gehouden op het openbare karakter van de samenwerkingsschool voor zover het openbaar onderwijs betreft.

Onderdelen C, G en K (wijziging artikelen 114b WBO, 110b ISOVSO en 98b WVO)

Zoals in het algemeen deel van deze toelichting is aangegeven, worden de artikelen 114b, vierde lid, WBO, 110b, vierde lid, ISOVSO en 98b, vierde lid, WVO aangevuld met het voorschrift dat het Participatiefonds bij de instroomtoets overwegingen van godsdienstige of levensbeschouwelijke aard bij de beoordeling moet betrekken.

Onderdeel L (wijziging artikel IV)

Met deze wijziging wordt een voorziening getroffen voor de bestaande samenwerkingsscholen. Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven, is het voor de bestaande samenwerkingsscholen niet noodzakelijk om hun statuten aan te passen. Immers, de bestaande samenwerkingsscholen zijn geen samenwerkingsscholen in de zin van het wetsvoorstel, al kan er materieel sprake zijn van vergaande samenwerking. Het wetsvoorstel biedt slechts een passender instrumentarium dan thans voorhanden is, aan schoolbesturen om beter dan tot nu toe in samenwerking het onderwijs aan te bieden.

Wanneer geen wettelijke voorziening voor bestaande samenwerkingsscholen zou zijn opgenomen, zouden dergelijke scholen alleen als samenwerkingsschool in de zin van de wet kunnen worden aangemerkt, indien zij een verzoek zouden doen tot uitbreiding met een richting of met openbaar onderwijs. De bestaande samenwerkingsscholen zijn immers in juridische zin openbare of bijzondere scholen. Een dergelijke aanvraag zou moeten worden getoetst aan de planprocedurele criteria en aan de vraag of overigens is voldaan aan de voor een samenwerkingsschool geldende voorschriften.

Met de voorgestelde wijziging wordt er in voorzien dat de bestaande samenwerkingsscholen kunnen worden aangemerkt als samenwerkingsscholen in de zin van de wet zonder toetsing aan de criteria die de wet stelt voor het vormen van een samenwerkingsschool. De betrokken schoolbesturen kunnen daartoe samen met het gemeentebestuur van de gemeente waarin de school gelegen is, samen een aanvraag indienen om als samenwerkingsschool in de zin van deze wet geregistreerd te worden. In dat geval moeten wel de statuten en de organisatie binnen 3 jaar voldoen aan de nieuwe wettelijke bepalingen omtrent samenwerkingsscholen.

Omdat ook de school voor openbaar en protestant-christelijk onderwijs in Earnewald onder de voorgestelde bepaling valt, is een apart voorschrift daarvoor, zoals thans opgenomen in artikel IV niet meer noodzakelijk.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Naar boven