24 130
Verslag van de Algemene Rekenkamer over 1994

nr. 7
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 23 juni 1995

De algemene commissie voor de Rijksuitgaven1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, aan de Minister van Financiën, aan de Minister van Binnenlandse Zaken, aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en aan de Minister van Defensie over het jaarverslag 1994 van de Algemene Rekenkamer.

De vragen en de daarop door de ministers gegeven antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van Rey

De griffier van de commissie,

Hubert

Minister-President, Minister van Algemene Zaken

1

Is de regering bereid alsnog op korte termijn met een eenduidige definitie van voorlichting te komen? Is de regering bereid met ingang van de begroting 1997 in de stukken van alle ministeries op uniforme wijze volledig inzicht te geven in de uitgaven die verband houden met voorlichting? (pagina 47/48)

Over de formulering van één definitie van «voorlichting» wordt in de Voorlichtingsraad gediscussieerd.

De Voorlichtingsraad betrekt daarbij recent verzamelde gegevens van de voorlichtingsdirecties over de taken en de budgetten voor (centrale) voorlichting. Of tot een definitie van «voorlichting» kan worden gekomen die voldoende houvast geeft voor operationele doelstellingen, is nog niet duidelijk.

Het op uniforme wijze inzicht geven in de uitgaven in verband met voorlichting vergt een algemeen hanteerbare onderverdeling van de uitgaven. Het opstellen van een standaard-onderverdeling zal door de Voorlichtingsraad in de voorbereiding van de begroting 1997 worden nagestreefd.

Minister van Financiën

2

Wat is het standpunt van de regering over de mening van de Raad van State dat de bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer zich niet behoren uit te strekken tot de private sector? (pagina 7)

De Raad van State stelt dat bij de vraag naar de controlebevoegdheden van de Algemene Rekenkamer, het van principieel belang is het onderscheid tussen de private en publieke sector voor ogen te houden. De Raad van State is van oordeel dat de Rekenkamer, gelet op de strekking van zijn taken en bevoegdheden, bij het uitoefenen van de in artikel 59 van de Comptabiliteitswet toegekende bevoegdheden, niet verder mag gaan dan onderzoek naar de rechtmatigheid van het beheer van de financiën, in welke vorm dan ook verstrekt aan de betrokken organen, en naar de doelmatigheid van dat beheer en van de organisatie en het functioneren van de rechtspersoon voor zover het gaat om de besteding van publiek geld. De regering deelt deze mening van de Raad van State.

3

Wanneer kan het Besluit materieelbeheer worden verwacht? (pagina 24)

Het concept-Besluit materieelbeheer is op 5 april jongstleden voor advies naar de Algemene Rekenkamer gezonden. Na het advies van de Algemene Rekenkamer wordt het concept-Besluit voor advies aan de Raad van State voorgelegd. In het concept-Besluit wordt er van uitgegaan dat het Besluit inwerking zal treden met ingang van 1 januari 1996.

4

Elf procent van de tarieven die in rekening worden gebracht, liggen boven kostendekkend niveau. Worden maatregelen overwogen om deze tarieven te verlagen? (pagina 36)

Het kabinet hanteert ook bij meer dan kostendekkende tarieven het principe van kostendekkendheid. Bij de beslissing of en, zo ja, in welke mate kostendekkende tarieven in rekening moeten worden gebracht, spelen evenwel ook overwegingen van beleidsmatige aard (en doelmatigheidsoverwegingen) een rol.

In het tarievenoverzicht bij de rapportage over enkele aspecten van het geïntegreerd subsidiebeleid en over tarieven (d.d. 18 maart 1994; hieruit is het in de vraag genoemde getal van elf procent – dit komt overeen met achtentwintig tarieven – afkomstig) worden, indien er geen sprake is van kostendekkende tariefstelling, de overwegingen daarvoor geëxpliciteerd. Uit het overzicht blijkt voor de 28 tarieven met een meer dan kostendekkende tariefstelling dat:

– één tarief in 1995 als zodanig niet meer bestaat;

– bij een aantal tarieven het streven erop is gericht om deze kostendekkend te maken;

– bij een aantal tarieven de hoogte van het tarief is gebaseerd op wet- of regelgeving;

– bij een aantal tarieven daarbij door de wetgever juist onlangs bewust is besloten tot verhoging van reeds kostendekkende diensten of produkten;

– sommige tarieven afzonderlijk bezien meer dan kostendekkend zijn maar dat de activiteit waarvoor het betreffende tarief wordt geheven onderdeel uitmaakt van meerdere activiteiten die in hun geheel wel door honderd procent kostendekkende tarieven worden gedekt;

– bij een aantal tarieven geen duidelijke argumentatie voor meer dan kostendekkendheid wordt gegeven. Dit betreft veelal tarieven waarbij de kostendekkendheid is uitgedrukt als percentage van de marginale kosten.

Uit het voorgaande blijkt dat er ofwel reeds maatregelen worden getroffen tot het verlagen van meer dan kostendekkende tarieven danwel dat er vaak overwegingen zijn om meer dan kostendekkende tarieven in rekening te brengen. Deze overwegingen dienen steeds weer te worden bezien op actualiteit. In de ontwerp-begrotingen dienen ministeries in de artikelsgewijze toelichting onder andere in te gaan op de kostendekkendheid van tarieven. Indien tarieven in rekening worden gebracht die niet kostendekkend zijn, moeten de redenen daarvoor worden weergegeven. De toets op de (aanwezigheid en) de actualiteit van deze overwegingen geschiedt derhalve telkenmale in het kader van de begrotingsvoorbereiding.

5

Is de regering bereid om met ingang van de begroting 1996 in de stukken van ieder ministerie uniforme aandacht te besteden aan het tarievenbeleid en in het bijzonder aan het streven naar het kostendekkend maken van tarieven? Welke acties onderneemt de Minister van Financiën daartoe? (pagina 40).

Zoals aangegeven in het jaarverslag van de Algemene Rekenkamer zijn de Rijksbegrotingsvoorschriften op het terrein van de tarieven in 1993 gewijzigd. In het artikelsgewijze deel van de memorie van toelichting dient voor iedere opbrengstcategorie expliciet te worden ingegaan op een zestal punten. Twee van die punten betreffen de mate van kostendekkendheid en (indien van toepassing) de redenen waarom geen kostendekkende tarieven in rekening worden gebracht. In de Geïntegreerde Begrotingsaanschrijving en -voorschriften voor de begrotingscyclus 1996 is dit voorschrift verder aangescherpt. In het kader van de begrotingsvoorbereiding 1996 zal door het Ministerie van Financiën worden toegezien op naleving van het aangescherpte voorschrift.

6

Naar verwachting zal dit jaar de regeling Contractbeheer 1995 van kracht worden. Wanneer zal bij alle ministeries evaluatie-onderzoek worden verricht naar de mate waarin de regeling tot de gewenste daadwerkelijke verbeteringen in de werking van het contractbeheer zal hebben geleid? (pagina 43)

In de concept-Regeling contractbeheer, die thans samen met het concept-Besluit materieelbeheer bij de Algemene Rekenkamer voor advies voorligt, wordt een inwerkingtreding voorzien met ingang van 1 januari 1996. Hoewel naar aanleiding van het Rekenkameronderzoek naar het contractbeheer en de concept-Regeling op de ministeries reeds verbeteringen in het contractbeheer zijn aangebracht, ligt in de rede om pas met een evaluatie van de Regeling te beginnen nadat daarmee de nodige ervaring is opgedaan. Het Ministerie van Financiën zal dit evaluatie-onderzoek alsdan entameren.

Minister van Binnenlandse Zaken

7

Is de Minister van Binnenlandse Zaken voornemens de nota «Personeelsmanagement, ... enz.» te actualiseren? Zo ja, wanneer kan de eerste actualisering worden verwacht?

Trends in de samenleving en binnen de rijksdienst moeten tijdig worden onderkend en geanalyseerd. Dit betekent voor Binnenlandse Zaken dat zij bij voortduring bezig is haar beleid in overleg met de andere departementen te vernieuwen en haar positie aan te passen aan de vraagstukken van dat moment. Voorts kan dit betekenen dat eens in de zoveel tijd, over twee à drie jaar aan een echte herziening van de nota «Personeelsmanagement Rijksdienst, Koers en Beleid» gedacht moet worden.

Het in de nota vermelde voornemen om het Coördinatiebesluit 1958 in te trekken zal vooralsnog niet ten uitvoer worden gebracht omdat hierover nog nader overleg met de departementen gevoerd zal moeten worden.

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

8

In hoeverre wordt bij de opstelling van de richtlijnen inzake het voorbereiden en opstellen van contracten door de Minister van OCenW rekening gehouden met de aanbevelingen uit de publikatie «Contracten voor de interne bedrijfsvoering van de Rijksoverheid» (Tweede Kamer, vergaderjaar 1991–1992, 22 560, nrs. 1–2), van de Algemene Rekenkamer? Op welke onderdelen zullen de richtlijnen van de bedoelde aanbevelingen afwijken? (pagina 21)

Het opstellen van de richtlijnen voor de voorbereiding en opstelling van contracten is nog niet afgerond. Uiteraard zullen de bedoelde aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer hierbij worden betrokken. Thans is er evenwel nog onvoldoende zicht op of, respectievelijk in welke mate, de richtlijnen zullen afwijken van de aanbevelingen.

9

Bent u zich bewust van de bijzondere expertise die de Rijksgebouwendienst in de loop der jaren heeft opgebouwd bij de bouw van scholen in het voortgezet onderwijs? Op welke wijze zult u bewerkstelligen dat deze expertise gelet op de decentralisatie van onderwijsgebouwen naar de gemeenten in het voortgezet onderwijs, ook voor de toekomst behouden zal blijven? (pagina 23)

Ja. De rijksgebouwendienst (RGD) is echter niet de enige instantie die over de nodige expertise beschikt. Ook architectenbureaus die zich specifiek op de scholenbouw voor het Voortgezet Onderwijs hebben toegelegd beschikken daarover. Bedoelde expertise blijkt bijvoorbeeld uit de toenemende kwaliteit van gebouwen die worden aangemeld voor de verkiezing van de jaarlijkse scholenbouwprijs.

Het is mijn voornemen om de verantwoordelijkheid voor de huisvesting van het Voortgezet Onderwijs per 1 januari 1997 over te dragen aan de gemeente. De huisvestingszaken van mijn departement en de adviesfunctie van de RGD eindigen op die datum. Gezien de autonomie van de gemeente is het niet mogelijk en past het ook niet om de inschakeling van de RGD door de gemeente voor te schrijven.

Tenslotte merk ik op dat de gemeente in verband met haar huidige verantwoordelijkheid voor de scholenbouw in het Primair Onderwijs beschikt over een bepaalde expertise t.a.v. kwaliteitsnormen en de beoordeling terzake van bouwplannen voor scholen.

10

Vooruitlopend op de overdracht van de huisvestingstaak in het primair en voortgezet onderwijs van het Rijk aan de gemeenten, doet de Algemene Rekenkamer een aantal aanbevelingen. Neemt de minister deze aanbevelingen over? (pagina 23)

In overleg met de Rijksgebouwendienst zijn door mijn departement kwaliteitsen functionele eisen ontwikkeld alsmede financiële normen op basis van de referentie modellen. Deze eisen en normen zijn getoetst en beoordeeld door de Normeringscommissie voor het Voortgezet Onderwijs en vastgelegd in gepubliceerde programma's van eisen. In overleg met het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zijn de functionele- en kwaliteitseisen voor het gehele onderwijsveld in het Bouwbesluit geïntegreerd. Dit besluit is inmiddels voor advies toegezonden aan de adviesraden. Publikatie van het besluit is voorzien in 1996.

In verband met de decentralisatie van de huisvesting wordt door de Vereniging Nederlandse Gemeenten een gemeentelijke modelverordening voor de scholenbouw opgesteld. Denkbaar is dat hierin functionele eisen worden opgenomen.

Minister van Defensie

11

Wanneer is de definitieve afrekening te verwachten over de vervolgaanschaf van 111 gevechtsvliegtuigen F-16's? Wat zijn de financiële risico's die daarbij worden gelopen en op welke wijze zijn deze afgedekt? (pagina 25)

De definitieve afrekening van de vervolgaanschaf van de gevechtsvliegtuigen F-16's is waarschijnlijk in 2003 te verwachten, aangezien de definitieve afrekening van de eerste aanschaf in 1998 wordt verwacht. Daarna begint de Amerikaanse luchtmacht (USAF) met de afrekening van de vervolgaanschaf. Deze afrekening zal naar verwachting vijf jaar in beslag nemen.

Van Nederlandse zijde is al meerdere malen bij de Amerikaanse overheid aangedrongen op versnelling van de afhandeling van de (vervolg) aankopen gevechtsvliegtuigen F-16.

Vermoedelijk zullen geen financiële risico's worden gelopen. De informatie die tot op heden is ontvangen van de Amerikaanse luchtmacht, wijst uit dat de definitieve afrekening lager is dan de eerder ingediende (geschatte) prijzen.

12

Wat zijn de resultaten van het verzoek van de Algemene Rekenkamer om in het contract midlife update F-16 een clausule op te nemen dat de overeenkomst pas effectief wordt nadat is gebleken dat er voldoende garanties zijn m.b.t. de uitvoering van de financiële controle door Nederlandse dan wel daartoe gemandateerde Amerikaanse instanties?

De in december 1994 met de Amerikaanse overheid gemaakte afspraken met betrekking tot de uitvoering van Technical Agreement nr. 1 (TA-1) betreffende controle-aspecten van het F-16 programma boden voldoende zekerheid over de met de Amerikaanse overheid overeengekomen Letter of Acceptance (LOA)-prijsstelling.

Hierdoor is er geen noodzaak een dergelijke door de Algemene Rekenkamer voorgestelde clausule in het contract op te nemen.

13

Kan de Minister van Defensie inzicht geven in de stand van zaken in het overleg tussen Nederland en de VS m.b.t. het niet naleven van de afspraken en de gevolgen daarvan? (pagina 25 controle F-16 project)

Eind 1994 is over de naleving van de TA-1 op initiatief van het F-16 Steering Committee overleg gevoerd tussen vertegenwoordigers van de Amerikaanse overheid en de andere aan het F-16 programma deelnemende landen. Dit overleg leidde tot een pragmatische oplossing, waarbij de accountantsdiensten van de Europese deelnemende landen de beschikking kunnen krijgen over dusdanige informatie, dat in rede een uitspraak kan worden gedaan over de juistheid en betrouwbaarheid van door de Amerikaanse overheid verrichte accountantsonderzoeken. De toegezegde informatie is naar verwachting in de tweede helft van 1995 voor het eerst beschikbaar.

14

Wat is de reden voor de onzekerheid over begeleidende verklaringen van Amerikaanse accountants of controle-instanties over de juistheid en rechtmatigheid van de betaalde prijs? Wat zal de Minister van Defensie hieraan doen?

De belangrijkste reden voor de bestaande onzekerheid over de controleresultaten van de Amerikaanse overheid was gelegen in het feit dat tot op heden geen inzicht werd verschaft in controlerapporten. Volgens de Amerikaanse wetgeving is het niet toegestaan bedrijfsvertrouwelijke informatie van de fabrikant aan derden te verstrekken. Voorts wordt verwezen naar het antwoord op vraag 13.

15

Wat is de aangegeven of vermoede reden voor het feit dat Amerikaanse controle-instanties geen gegevens ter beschikking stellen over de controle op het F-16 MLU project?

De reden is dat de Amerikaanse wetgeving het niet toestaat bedrijfsvertrouwelijke informatie zonder toestemming van de leverancier te verstrekken. In dit geval gaf de hoofdaannemer (Lockheed) geen toestemming aan derden gegevens te verstrekken.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), De Korte (VVD), Van Rey (VVD), voorzitter, Terpstra (CDA), Smits (CDA), ondervoorzitter, Reitsma (CDA), Ter Veer (D66), De Jong (CDA), Ybema (D66), Witteveen-Hevinga (PvdA), Hillen (CDA), Van Heemst (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Limburg (PvdA), H. G. J. Kamp (VVD), Zonneveld (CD), Hoogervorst (VVD), Van der Ploeg (PvdA), Bakker (D66), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Klein Molekamp (VVD), Hessing (VVD), Van de Camp (CDA), Van der Linden (CDA), Wolters (CDA), Schimmel (D66), Heerma (CDA), Roethof (D66), Van Zuijlen (PvdA), Boers-Wijnberg (CDA), Duivesteijn (PvdA), Van Dijke (RPF), Hendriks (HDRK), Rosenmöller (GroenLinks), Vliegenthart (PvdA), Adelmund (PvdA), Van Zijl (PvdA), Remkes (VVD), Marijnissen (SP), B. M. de Vries (VVD), Van Gelder (PvdA), Giskes (D66), Van Rooy (CDA), Verbugt (VVD).

Naar boven