24 130
Verslag van de Algemene Rekenkamer over 1994

nr. 19
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 6 september 1996

Bij mijn brief van 22 augustus 1995 (kamerstukken II 1994/95, 24 130, nr. 17) heb ik u geïnformeerd over de aanpak die de regering voor ogen staat bij de verdere uitwerking van de notitie «Herstel van het primaat van de politiek bij de aansturing van zelfstandige bestuursorganen.» Belangrijk onderdeel van het in ontwikkeling zijnde kader voor toekomstige verzelfstandigingen vormen de Aanwijzingen inzake zelfstandige bestuursorganen.

Hierbij zend ik u deze recent vastgestelde Aanwijzingen toe1. Tevens treft u aan de op 13 juli 1995 aan de Raad van State voorgelegde versie, het advies van de Raad van State van 16 februari 1996 en het nader rapport.

Met betrekking tot de voorgenomen kaderwetgeving zelfstandige bestuursorganen, waarnaar ook door de Kamer is gevraagd (motie-Scheltema c.s., kamerstukken II 1994/95, 24 130, nr. 11), kan ik u verwijzen naar punt 4 van het nader rapport. Bij de ontwikkeling van deze wetgeving zal rekening worden gehouden met de uitkomsten van de doorlichtingsoperatie van bestaande zelfstandige bestuursorganen.

Over het voorstel tot grondwetswijziging met betrekking tot zelfstandige bestuursorganen is interdepartementaal overleg gaande. Daarbij wordt tevens betrokken de standpuntbepaling van de regering over de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven