24 115
Wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (herziening aanpassingssysteem wetten voor oorlogsgetroffenen)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 7 juni 1995

De vaste Commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het voorstel van wet voldoende voorbereid.

De leden van de PvdA-fractie onderkennen, met de regering, de noodzaak om het aanpassingssysteem van de wetten voor oorlogsgetroffenen te wijzigen, nu het arbeidsvoorwaardenoverleg voor de overheidssector is gedecentraliseerd. Met het hanteren van een gewogen gemiddelde van de salariswijzigingen in de acht sectoren kunnen zij instemmen. Instemming is er eveneens met het voorstel een regeling te treffen voor eenmalige uitkeringen.

Het wetsvoorstel bevat eveneens het voornemen om het verklaringsbesluit te vervangen door een ministeriële regeling, die in overeenstemming met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken tot stand moet worden gebracht. Deze leden vragen de regering aan te geven op welk moment en op welke wijze de oorlogsgetroffenen zelf nog – al dan niet direct – in de nieuw voorgestelde procedure worden betrokken.

In het algemene deel van de memorie van toelichting vermeldt de regering dat nu ook een adequate basis in de ABP- en AMP-wet tot stand wordt gebracht om een besluit tot verlaging van de pensioenen met terugwerkende kracht in werking te laten treden. Voor de leden van de PvdA-fractie is deze passage onduidelijk. Wanneer is er reden de pensioenen te verlagen? Waarom dan met terugwerkende kracht? Die laatste vraag krijgt vooral scherpte omdat wijzigingen vaak lang op zich laten wachten. Vooral omdat, zoals de regering zegt, «de formalisering van een algemene wijziging in de bezoldiging van het rijkspersoneel (...) doorgaans geruime tijd na de feitelijke wijziging plaats(vindt)». De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om een toelichting.

De leden van de VVD-fractie reageren met instemming op bovenstaand wetsvoorstel. Het lijkt een logische zaak dat dit wetsvoorstel de buitengewone pensioenen en uitkeringen beoogt aan te passen aan de ontwikkeling van de ambtelijke pensioenen.

Een goede ontwikkeling is dat in het vervolg wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde van de salariswijzigingen in de 8 overheidssectoren in plaats van de rijksambtenaren als enig uitgangspunt te nemen, gelet op de sectorale onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden van het overheidspersoneel.

De terugwerkende kracht waarmee het aanpassingsbesluit in werking treedt lijkt de leden van de VVD-fractie een logisch gevolg van het streven naar een zo rechtvaardig mogelijk pensioenstelsel. De koppeling van de pensioen systematiek tussen ambtenaren en deze groepering heeft als gevolg dat bij daling van de pensioenen beide groeperingen op een gelijk tijdstip nadeel ondervinden. Toch vinden deze leden de argumentatie vrij summier. Zij verzoeken de regering de terugwerkende kracht meer uitgebreid te motiveren.

De eenmalige uitkering wordt uitgezonderd van de verplichting om advies te vragen. Deze verplichting wordt omgezet in een bevoegdheid. De leden van de VVD-fractie kunnen hiermee instemmen, de adviesverplichting geldt in dit kader nergens.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.

Deze leden zouden gaarne de keuze van de regering voor een gewogen gemiddelde van de salariswijzigingen in de acht overheidssectoren nader toegelicht zien. Zij vragen zich af, of het, gezien de redenen voor het verstrekken van de buitengewoon pensioenen dan wel uitkeringen, niet meer voor de hand zou liggen de salariswijziging van het rijkspersoneel te volgen. Zij achten het voorts aannemelijk, dat dit voor de ontvangers van de buitengewoon pensioenen dan wel uitkeringen duidelijker zou zijn dan het berekenen van een gewogen gemiddelde. De leden van de D66-fractie zouden verder van de regering willen vernemen of deze twee systemen, te weten het gewogen gemiddelde van de salariswijziging in de acht sectoren en de salariswijziging van het rijkspersoneel, tot verschillende uitkomsten zouden leiden, en zo ja, wat die verschillen voor 1994 – toen de sectorale onderhandelingen zijn gestart – zouden zijn geweest.

Deze leden vragen zich af wat de beweegredenen zijn om een wettelijke basis te creëren voor het met terugwerkende kracht in werking laten treden van een aanpassingsbesluit waarin de pensioenen worden verlaagd. Zij zouden verder gaarne willen vernemen of in het verleden een dergelijke bepaling node werd gemist.

De voorzitter van de commissie,

Van Nieuwenhoven

De waarnemend griffier van de commissie,

Nava


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Dees (VVD), Lansink (CDA), Schutte (GPV), De Korte (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), voorzitter, Van der Heijden (CDA), ondervoorzitter, Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), M. M. H. Kamp (VVD), Doelman-Pel (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Versnel-Schmitz (D66), Middel (PvdA), Leerkes (U55+), Nijpels-Hezemans (AOV), Fermina (D66), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Marijnissen (SP), Oudkerk (PvdA), Cherribi (VVD), Sterk (PvdA), Van Boxtel (D66) en Van Vliet (D66).

Plv. leden: Cornielje (VVD), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van der VLies (SGP), Essers (VVD), Lilipaly (PvdA), Esselink (CDA), Rijpstra (VVD), Voute-Droste (VVD), Smits (CDA), Dijksman (VVD), Houda (PvdA), Beinema (CDA), Van den Bos (D66), Vreeman (PvdA), Rouvoet (RPF), Boogaard (AOV), Van Waning (D66), Sipkes (GroenLinks), De Jong (CDA), vacature (CD), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), J. M. de Vries (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Bremmer (CDA) en Bakker (D66).

Naar boven