nr. 4
VERSLAG
De vaste Commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel
van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen
tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
over het voorstel van wet voldoende voorbereid.
De leden van de PvdA-fractie onderkennen, met de regering, de noodzaak
om het aanpassingssysteem van de wetten voor oorlogsgetroffenen te wijzigen,
nu het arbeidsvoorwaardenoverleg voor de overheidssector is gedecentraliseerd.
Met het hanteren van een gewogen gemiddelde van de salariswijzigingen in de
acht sectoren kunnen zij instemmen. Instemming is er eveneens met het voorstel
een regeling te treffen voor eenmalige uitkeringen.
Het wetsvoorstel bevat eveneens het voornemen om het verklaringsbesluit
te vervangen door een ministeriële regeling, die in overeenstemming met
de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken tot stand
moet worden gebracht. Deze leden vragen de regering aan te geven op welk moment
en op welke wijze de oorlogsgetroffenen zelf nog – al dan niet direct –
in de nieuw voorgestelde procedure worden betrokken.
In het algemene deel van de memorie van toelichting vermeldt de regering
dat nu ook een adequate basis in de ABP- en AMP-wet tot stand wordt gebracht
om een besluit tot verlaging van de pensioenen met terugwerkende kracht in
werking te laten treden. Voor de leden van de PvdA-fractie is deze passage
onduidelijk. Wanneer is er reden de pensioenen te verlagen? Waarom dan met
terugwerkende kracht? Die laatste vraag krijgt vooral scherpte omdat wijzigingen
vaak lang op zich laten wachten. Vooral omdat, zoals de regering zegt, «de
formalisering van een algemene wijziging in de bezoldiging van het rijkspersoneel
(...) doorgaans geruime tijd na de feitelijke wijziging plaats(vindt)».
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om een toelichting.
De leden van de VVD-fractie reageren met instemming op bovenstaand wetsvoorstel.
Het lijkt een logische zaak dat dit wetsvoorstel de buitengewone pensioenen
en uitkeringen beoogt aan te passen aan de ontwikkeling van de ambtelijke
pensioenen.
Een goede ontwikkeling is dat in het vervolg wordt uitgegaan van het gewogen
gemiddelde van de salariswijzigingen in de 8 overheidssectoren in plaats van
de rijksambtenaren als enig uitgangspunt te nemen, gelet op de sectorale onderhandelingen
over de arbeidsvoorwaarden van het overheidspersoneel.
De terugwerkende kracht waarmee het aanpassingsbesluit in werking treedt
lijkt de leden van de VVD-fractie een logisch gevolg van het streven naar
een zo rechtvaardig mogelijk pensioenstelsel. De koppeling van de pensioen
systematiek tussen ambtenaren en deze groepering heeft als gevolg dat bij
daling van de pensioenen beide groeperingen op een gelijk tijdstip nadeel
ondervinden. Toch vinden deze leden de argumentatie vrij summier. Zij verzoeken
de regering de terugwerkende kracht meer uitgebreid te motiveren.
De eenmalige uitkering wordt uitgezonderd van de verplichting om advies
te vragen. Deze verplichting wordt omgezet in een bevoegdheid. De leden van
de VVD-fractie kunnen hiermee instemmen, de adviesverplichting geldt in dit
kader nergens.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
het wetsvoorstel.
Deze leden zouden gaarne de keuze van de regering voor een gewogen gemiddelde
van de salariswijzigingen in de acht overheidssectoren nader toegelicht zien.
Zij vragen zich af, of het, gezien de redenen voor het verstrekken van de
buitengewoon pensioenen dan wel uitkeringen, niet meer voor de hand zou liggen
de salariswijziging van het rijkspersoneel te volgen. Zij achten het voorts
aannemelijk, dat dit voor de ontvangers van de buitengewoon pensioenen dan
wel uitkeringen duidelijker zou zijn dan het berekenen van een gewogen gemiddelde.
De leden van de D66-fractie zouden verder van de regering willen vernemen
of deze twee systemen, te weten het gewogen gemiddelde van de salariswijziging
in de acht sectoren en de salariswijziging van het rijkspersoneel, tot verschillende
uitkomsten zouden leiden, en zo ja, wat die verschillen voor 1994 –
toen de sectorale onderhandelingen zijn gestart – zouden zijn geweest.
Deze leden vragen zich af wat de beweegredenen zijn om een wettelijke
basis te creëren voor het met terugwerkende kracht in werking laten treden
van een aanpassingsbesluit waarin de pensioenen worden verlaagd. Zij zouden
verder gaarne willen vernemen of in het verleden een dergelijke bepaling node
werd gemist.
De voorzitter van de commissie,
Van Nieuwenhoven
De waarnemend griffier van de commissie,
Nava
XNoot
1Samenstelling: Leden: Dees (VVD), Lansink (CDA), Schutte (GPV), De Korte
(VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), voorzitter, Van der Heijden (CDA), ondervoorzitter,
Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), M. M. H. Kamp (VVD), Doelman-Pel (CDA),
Swildens-Rozendaal (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Versnel-Schmitz
(D66), Middel (PvdA), Leerkes (U55+), Nijpels-Hezemans (AOV), Fermina (D66),
Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Marijnissen (SP), Oudkerk
(PvdA), Cherribi (VVD), Sterk (PvdA), Van Boxtel (D66) en Van Vliet (D66).
Plv. leden: Cornielje (VVD), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van der
VLies (SGP), Essers (VVD), Lilipaly (PvdA), Esselink (CDA), Rijpstra (VVD),
Voute-Droste (VVD), Smits (CDA), Dijksman (VVD), Houda (PvdA), Beinema (CDA),
Van den Bos (D66), Vreeman (PvdA), Rouvoet (RPF), Boogaard (AOV), Van Waning
(D66), Sipkes (GroenLinks), De Jong (CDA), vacature (CD), Kalsbeek-Jasperse
(PvdA), J. M. de Vries (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Bremmer (CDA) en Bakker
(D66).