24 115
Wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (herziening aanpassingssysteem wetten voor oorlogsgetroffenen)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

Bij wet van 13 december 1990 (Stb. 641) werd in de wetten voor oorlogsgetroffenen het welvaartsvaste niveau van de buitengewone pensioenen en de uitkeringen gekoppeld aan de ontwikkelingen van de dienstinvaliditeitspensioenen van de militaire oorlogsslachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog. Daartoe werd de koppeling aan de loonindex, die overeenkwam met de indexering van de sociale uitkeringen, vervangen door aanpassing aan de algemene bezoldigingswijzigingen van het rijkspersoneel, volgens hetzelfde systeem als in de Algemene militaire pensioenwet (Amp-wet).

Aangezien er in de Amp-wet toen reeds hetzelfde aanpassingssysteem werd gehanteerd als in de Algemene burgerlijke pensioenwet (Abp-wet) is er sindsdien op dit punt dus geen verschil tussen de Abp-wet, Amp-wet, en de wetten voor oorlogsgetroffenen. Tot 1 januari 1995 houdt die overeenkomstige systematiek in dat naar aanleiding van een bezoldigingswijziging van het rijkspersoneel, in een zogenaamd klein koninklijk besluit wordt vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre die bezoldigingswijziging een algemeen karakter heeft. Na dit zogenaamde verklaringsbesluit worden bij algemene maatregelen van bestuur, de zogenaamde aanpassingsbesluiten, nadere regels gesteld om de pensioenen van de burgerlijke en militaire ambtenaren en de buitengewone pensioenen en uitkeringen ingevolge de wetten voor oorlogsgetroffenen in overeenkomstige mate aan de algemene bezoldigingswijziging aan te passen.

Wegens het overeenkomstige aanpassingssysteem is het thans nodig de wetten voor oorlogsgetroffenen te herzien overeenkomstig de recente herziening van de Abp-wet en de Amp-wet op dit punt.

Volgens artikel 53, onderdeel B, en artikel 56, onderdeel U, van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP worden met ingang van 1 januari 1995 de desbetreffende bepalingen van de Abp-wet en de Amp-wet herzien naar aanleiding van de invoering van sectorale onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden van het overheidspersoneel per 1 april 1993. In de eerste plaats worden niet meer de bezoldigingswijzigingen van het rijkspersoneel als enige uitgangspunt voor de aanpassingen van de pensioenen op grond van de Abp-wet en de Amp-wet gehanteerd, maar wordt in het vervolg uitgegaan van het gewogen gemiddelde van de salariswijzigingen in de acht overheidssectoren (rijk, onderwijs, defensie, rechterlijke macht, politie, provincies, gemeenten, waterschappen). Voorts wordt het verklaringsbesluit vervangen door een ministeriële regeling, die in overeenstemming met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken tot stand moet worden gebracht. In de derde plaats is voorzien in de behoefte aan een adequate basis in de Abp-wet en de Amp-wet om een aanpassingsbesluit, waarin de pensioenen worden verlaagd, met terugwerkende kracht in werking te laten treden. Ten slotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een regeling te treffen voor de wijze waarop eenmalige uitkeringen aan het overheidspersoneel en het personeel van B2-instellingen tot eenmalige uitkeringen aan de pensioengerechtigden ingevolge de Abp-wet en de Amp-wet kunnen leiden.

Dat overeenkomstig deze recente herziening van de Abp-wet en de Amp-wet nu ook de wetten voor oorlogsgetroffenen worden herzien, inzake het systeem van aanpassing van de buitengewone pensioenen en de uitkeringen aan de ontwikkelingen van de ambtelijke pensioenen, heeft geen budgettaire effecten.

II. ARTIKELEN

ARTIKELEN I, II en III, ONDERDELEN A; ARTIKELEN IV en V, ONDERDELEN B

Het aanpassingsbesluit inzake de eenmalige uitkering wordt in de wetten voor oorlogsgetroffenen toegevoegd aan de opsomming van algemene maatregelen van bestuur die zijn uitgezonderd van de verplichting om advies te vragen.

ARTIKELEN I en II, ONDERDELEN B

In de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers en de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet wordt het aanpassingsbesluit inzake de eenmalige uitkering uitgezonderd van de zg. voorhangprocedure. Het wordt toegevoegd aan de uitzonderingen op de bepaling dat een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de desbetreffende pensioenwet aan de Staten-Generaal wordt overgelegd en pas na 30 dagen na de bekendmaking in werking treedt. Voor wat de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet betreft, zit deze toevoeging opgesloten in artikel III, onderdeel A.

Deze aanleiding tot wijziging van de bepalingen inzake de voorhangprocedure is aangegrepen om tevens in de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 te schrappen dat een dergelijke algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van die wet in de Staatscourant wordt bekendgemaakt. Algemene maatregelen van bestuur worden immers al in het Staatsblad bekendgemaakt. Een overeenkomstige wijziging werd in de beide andere pensioenwetten reeds aangebracht bij de Wet van 4 juni 1992, houdende aanpassing van een aantal wetten aan de eerste tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1992, 422).

ARTIKELEN I en II, ONDERDELEN C; ARTIKEL III, ONDERDEEL B; ARTIKELEN IV en V, ONDERDELEN A

In de bepalingen van de wetten voor oorlogsgetroffenen inzake de aanpassing aan de ontwikkelingen van de ambtelijke pensioenen wordt de aanduiding «het rijkspersoneel» vervangen door: het overheidspersoneel en het personeel van de lichamen, bedoeld in artikel B 2 van de Abp-wet. Voor wat de vorm van het verklaringsbesluit betreft, wordt het koninklijk besluit vervangen door een ministeriële regeling. De nieuwe formulering van die bepalingen omvat voorts de juridische basis om zo nodig in het aanpassingsbesluit vast te leggen dat een verlaging van de buitengewone pensioenen en de uitkeringen met terugwerkende kracht geldt. Ten slotte wordt aan ieder van die bepalingen een nieuw lid toegevoegd, dat expliciet een wettelijke basis biedt in het aanpassingsbesluit de wijze te regelen waarop eenmalige uitkeringen aan het overheidspersoneel en het personeel van de B2-instellingen leiden tot eenmalige uitkeringen aan de buitengewoon gepensioneerden en de uitkeringsgerechtigde vervolgden en burger-oorlogsslachtoffers.

ARTIKEL VI

De formalisering van een algemene wijziging in de bezoldiging van het rijkspersoneel vindt doorgaans geruime tijd na de feitelijke wijziging plaats. Vanaf het tijdstip van die feitelijke wijziging wordt een overeenkomstige wijziging ook reeds in de uitbetalingen ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 verdisconteerd. Eerst nadat die algemene bezoldigingswijziging is geformaliseerd kan artikel 31a van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 ook formeel worden toegepast. Daarom is er behoefte aan de instandhouding van de werking van dat artikel, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de hierbij voorgestelde wet, ten aanzien van de wijzigingen in de bezoldiging van het rijkspersoneel voor 1 januari 1995. Ditzelfde geldt ten aanzien van artikel 28a van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, artikel 35 van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, artikel 18 van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en artikel 25 van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945.

ARTIKEL VII

Ingevolge artikel VIII wordt alsnog per 1 januari 1995 van kracht dat het aanpassingsbesluit inzake de eenmalige uitkering wordt uitgezonderd van de verplichting om advies te vragen. Binnenkort worden echter de adviesverplichtingen in de wetten voor oorlogsgetroffenen omgezet in een bevoegdheid om advies te vragen, bij de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en andere wetten in verband met de afschaffing van de verplichtingen om advies te vragen over algemene beleidsvoornemens van de rijksoverheid, waaronder regelgeving, en het stellen van een dwingende termijn aan advisering (afschaffing adviesverplichtingen; Kamerstukken II, 1994/95, 23 983). De in dit wetsvoorstel opgenomen uitbreiding van de uitzonderingen op die adviesverplichtingen verliest dan haar zin. Daarom wordt in artikel VII geregeld dat de uitbreiding van de uitzonderingen gelijktijdig met de afschaffing van de adviesverplichtingen vervalt.

ARTIKEL VIII

Aangezien de herziening van de relevante artikelen van de Abp-wet en de Amp-wet ingevolge de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP op 1 januari 1995 in werking treedt, is het nodig dat de overeenkomstige herziening van de wetten voor oorlogsgetroffenen eveneens op die datum van kracht wordt.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Naar boven