24 115
Wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (herziening aanpassingssysteem wetten voor oorlogsgetroffenen)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (herziening aanpassingssysteem wetten voor oorlogsgetroffenen).

De toelichtende memorie (en bijlagen) die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

20 maart 1995

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wetten voor oorlogsgetroffenen te herzien inzake het systeem van aanpassing van de buitengewone pensioenen en uitkeringen aan de ontwikkelingen van de ambtelijke pensioenen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, tweede lid, wordt «31a, eerste lid» vervangen door: 31a, eerste en derde lid.

B

Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede «bekend gemaakt in de Nederlandse Staatscourant en».

2. In het tweede lid wordt «31a, eerste lid» vervangen door: 31a, eerste en derde lid.

C

Artikel 31a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Indien de bezoldiging van het overheidspersoneel en het personeel in dienst van de lichamen, bedoeld in artikel B2 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, een wijziging ondergaat en Onze Minister van Binnenlandse Zaken, in overeenstemming met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken, aan die wijziging een algemeen karakter heeft toegekend en de datum heeft bepaald, waarop die algemene bezoldigingswijziging ingaat, waardoor de pensioenen, bedoeld in die wet, met ingang van die datum worden gewijzigd, worden de pensioenbedragen met ingang van dezelfde datum aangepast. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld krachtens welke de pensioenbedragen, naar gelang de grondslagen waarvan zij zijn afgeleid, in overeenkomstige mate worden aangepast aan bedoelde algemene bezoldigingswijziging. Deze regels werken zo nodig terug tot en met de datum waarop de algemene bezoldigingswijziging voor het in de eerste volzin bedoelde personeel is ingegaan.

2. Het derde lid wordt vernummerd tot vierde lid en na het tweede lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

3. Indien aan het personeel, bedoeld in het eerste lid, een eenmalige uitkering is of wordt toegekend en Onze Minister van Binnenlandse Zaken, in overeenstemming met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken, heeft bepaald dat deze uitkering een algemeen karakter draagt, worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld over de wijze waarop deze eenmalige uitkering leidt tot een eenmalige uitkering aan de buitengewoon gepensioneerden. Deze regels werken zo nodig terug tot en met de datum waarop de eenmalige uitkering aan het in het eerste lid bedoelde personeel is toegekend.

ARTIKEL II

De Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, vierde lid, wordt «28a, eerste lid» vervangen door: 28a, eerste en derde lid.

B

In artikel 2, laatste lid, wordt «28a, eerste lid» vervangen door: 28a, eerste en derde lid.

C

Artikel 28a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Indien de bezoldiging van het overheidspersoneel en het personeel in dienst van de lichamen, bedoeld in artikel B2 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, een wijziging ondergaat en Onze Minister van Binnenlandse Zaken, in overeenstemming met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken, aan die wijziging een algemeen karakter heeft toegekend en de datum heeft bepaald, waarop die algemene bezoldigingswijziging ingaat, waardoor de pensioenen, bedoeld in die wet, met ingang van die datum worden gewijzigd, worden de pensioenbedragen met ingang van dezelfde datum aangepast. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld krachtens welke de pensioenbedragen, naar gelang de grondslagen waarvan zij zijn afgeleid, in overeenkomstige mate worden aangepast aan bedoelde algemene bezoldigingswijziging. Deze regels werken zo nodig terug tot en met de datum waarop de algemene bezoldigingswijziging voor het in het eerste lid bedoelde personeel is ingegaan.

2. Het derde lid wordt vernummerd tot vierde lid en na het tweede lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

3. Indien aan het personeel, bedoeld in het eerste lid, een eenmalige uitkering is of wordt toegekend, en Onze Minister van Binnenlandse Zaken, in overeenstemming met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken, heeft bepaald dat deze uitkering een algemeen karakter draagt, worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld over de wijze waarop deze eenmalige uitkering leidt tot een eenmalige uitkering aan de buitengewoon gepensioneerden. Deze regels werken zo nodig terug tot en met de datum waarop de eenmalige uitkering aan het in het eerste lid bedoelde personeel is toegekend.

ARTIKEL III

De Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5, tweede lid, wordt «35, eerste lid» vervangen door: 35, eerste en vierde lid.

B

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Indien de bezoldiging van het overheidspersoneel en het personeel in dienst van de lichamen, bedoeld in artikel B2 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, een wijziging ondergaat en Onze Minister van Binnenlandse Zaken, in overeenstemming met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken, aan die wijziging een algemeen karakter heeft toegekend en de datum heeft bepaald, waarop die algemene bezoldigingswijziging ingaat, waardoor de pensioenen, bedoeld in die wet, met ingang van die datum worden gewijzigd, worden de pensioengrondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede en zesde lid, met ingang van dezelfde datum aangepast. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld krachtens welke genoemde pensioengrondslagen in overeenkomstige mate worden aangepast aan bedoelde algemene bezoldigingswijziging. Deze regels werken zo nodig terug tot en met de datum waarop de algemene bezoldigingswijziging voor het in de eerste volzin bedoelde personeel is ingegaan.

2. Het vierde lid wordt vernummerd tot vijfde lid en na het derde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:

4. Indien aan het personeel, bedoeld in het eerste lid, een eenmalige uitkering is of wordt toegekend en Onze Minister van Binnenlandse Zaken, in overeenstemming met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken, heeft bepaald dat deze uitkering een algemeen karakter draagt, worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld over de wijze waarop deze eenmalige uitkering leidt tot een eenmalige uitkering aan de buitengewoon gepensioneerden. Deze regels werken zo nodig terug tot en met de datum waarop de eenmalige uitkering aan het in het eerste lid bedoelde personeel is toegekend.

ARTIKEL IV

De Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Indien de bezoldiging van het overheidspersoneel en het personeel in dienst van de lichamen, bedoeld in artikel B2 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, een wijziging ondergaat en Onze Minister van Binnenlandse Zaken, in overeenstemming met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken, aan die wijziging een algemeen karakter heeft toegekend en de datum heeft bepaald, waarop die algemene bezoldigingswijziging ingaat, waardoor de pensioenen, bedoeld in die wet, met ingang van die datum worden gewijzigd, worden de grondslagen, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en zesde lid, met ingang van dezelfde datum aangepast. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld, krachtens welke genoemde grondslagen in overeenkomstige mate worden aangepast aan bedoelde algemene bezoldigingswijziging. Deze regels werken zo nodig terug tot en met de datum waarop de algemene bezoldigingswijziging voor het in de eerste volzin bedoelde personeel is ingegaan.

2. Onder vernummering van het vierde, vijfde, zesde en zevende lid tot respectievelijk vijfde, zesde, zevende en achtste lid, wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:

4. Indien aan het personeel, bedoeld in het eerste lid, een eenmalige uitkering is of wordt toegekend en Onze Minister van Binnenlandse Zaken, in overeenstemming met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken, heeft bepaald dat deze uitkering een algemeen karakter draagt, worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld over de wijze waarop deze eenmalige uitkering leidt tot een eenmalige uitkering aan de uitkeringsgerechtigden. Deze regels werken zo nodig terug tot en met de datum waarop de eenmalige uitkering aan het in het eerste lid bedoelde personeel is toegekend.

3. In het achtste lid (nieuw) wordt «het zesde lid» vervangen door: het zevende lid.

B

In artikel 29, tweede lid, wordt «18, eerste lid» vervangen door: 18, eerste en vierde lid; «18, zesde lid» wordt vervangen door: 18, zevende lid.

ARTIKEL V

De Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Indien de bezoldiging van het overheidspersoneel en het personeel in dienst van de lichamen, bedoeld in artikel B2 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, een wijziging ondergaat en Onze Minister van Binnenlandse Zaken, in overeenstemming met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken, aan die wijziging een algemeen karakter heeft toegekend en de datum heeft bepaald, waarop die algemene bezoldigingswijziging ingaat, waardoor de pensioenen, bedoeld in die wet, met ingang van die datum worden gewijzigd, worden de grondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede, zesde, zevende en negende lid, met ingang van dezelfde datum aangepast. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld, krachtens welke genoemde grondslagen in overeenkomstige mate worden aangepast aan bedoelde algemene bezoldigingswijziging. Deze regels werken zo nodig terug tot en met de datum waarop de algemene bezoldigingswijziging voor het in de eerste volzin bedoelde personeel is ingegaan.

2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:

4. Indien aan het personeel, bedoeld in het eerste lid, een eenmalige uitkering is of wordt toegekend en Onze Minister van Binnenlandse Zaken, in overeenstemming met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken, heeft bepaald dat deze uitkering een algemeen karakter draagt, worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld over de wijze waarop deze eenmalige uitkering leidt tot een eenmalige uitkering aan de uitkeringsgerechtigden. Deze regels werken zo nodig terug tot en met de datum waarop de eenmalige uitkering aan het in het eerste lid bedoelde personeel is toegekend.

B

In artikel 80, tweede lid, wordt «25, eerste lid» vervangen door: 25, eerste en vierde lid.

ARTIKEL VI

Artikel 31a van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, artikel 28a van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, artikel 35 van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, artikel 18 van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en artikel 25 van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, zoals deze artikelen luidden voor 1 januari 1995, blijven van toepassing ten aanzien van wijzigingen in de bezoldiging van het rijkspersoneel voor die datum.

ARTIKEL VII

Wanneer het bij koninklijke boodschap van 10 november 1994 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en andere wetten in verband met de afschaffing van de verplichtingen om advies te vragen over algemene beleidsvoornemens van de rijksoverheid, waaronder regelgeving, en het stellen van een dwingende termijn aan advisering (afschaffing adviesverplichtingen; Kamerstukken 1994/95, 23 983, nrs. 1–2) tot wet is verheven en in werking is getreden, vervallen artikel I, onderdeel A, artikel II, onderdeel A, artikel IV, onderdeel B, en artikel V, onderdeel B.

ARTIKEL VIII

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1995.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Naar boven