24 111
Goedkeuring van de Regeling buiten toepassing stellen willekeurige afschrijving milieu-investeringen en van de regeling van 23 december 1994, nr. WDB 94/494M, Stcrt. 250, houdende wijziging van de Regeling buiten toepassing stellen willekeurige afschrijving milieu-investeringen

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 26 april 1995

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

I ALGEMEEN

De leden van de PvdA-fractie steunen de voorgestelde wijzigingen van de regeling. Ook zijn zij van mening dat het hoofddoel van de regeling de bescherming van het Nederlandse milieu dient te zijn; oneigenlijk gebruik moet worden voorkomen.

De leden van de PvdA-, CDA- en D66-fractie vragen wel welke criteria zullen worden gebruikt om vast te stellen of een investering in het buitenland in belangrijke mate bijdraagt aan de verbetering van het Nederlandse milieu.

Daarbij merken de leden van de PvdA-fractie op dat het begrip «in belangrijke mate» nogal rekbaar geïnterpreteerd kan worden. Een heldere afbakening van dit begrip achten zij noodzakelijk, zeker omdat sommige milieuproblemen een grensoverschrijdend (zure regen) en soms zelfs mondiaal karakter (CO2) hebben. Zij verzoeken de regering dan ook om duidelijkheid inzake investeringen die in het buitenland worden gedaan in verband met het terugdringen van emissies die bij deze problemen horen (b.v. Joint Implementation).

De leden van de CDA-fractie beoordelen het feit dat de regering gebruik maakt van de bij amendement geschapen mogelijkheid om de VAMIL tijdelijk buiten werking te stellen, als positief. Zij vragen of het voor 1994 beschikbare budget daadwerkelijk is overschreden, en zo ja, hoe groot de overschrijding is. Zij vragen op welke manier belanghebbenden van de schorsing op de hoogte zijn gesteld.

Tevens vragen de leden van de CDA-, VVD-, SGP- en GPV-fractie in hoeverre een buitenwerkingstelling voor slechts drie weken zinvol is. Kan bij benadering worden aangegeven wat de (additionele) overschrijding van het beschikbare budget zou zijn als de regeling niet tijdelijk gesloten was? Valt niet te verwachten dat investeringen nu gewoon drie weken zijn uitgesteld?

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij verzoeken de regering een cijfermatige onderbouwing te geven van de aanspraken die op de VAMIL zijn gedaan in 1994.

Zij delen de mening van de Raad van State dat het intrekken van een regeling voor slechts een periode van drie weken uitermate ongelukkig is.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling van dit wetsvoorstel kennis genomen. In december 1994 is het de regering gebleken dat tot dan toe over 1994 een aanmerkelijk groter beroep op de VAMIL was gedaan dan in de jaren daarvoor. De regeling blijkt in de praktijk duidelijk in een behoefte te voorzien. Kan de regering aangeven hoe de verhouding in deze is tussen investeringen in het buitenland en in Nederland?

De aanleiding voor de schorsing is dat er aanwijzingen waren dat er in december 1994 een toename van het beroep op de faciliteit kon worden verwacht waardoor het voor 1994 beschikbare budget dreigde te worden overschreden. Is het budget daadwerkelijk overschreden, en zo ja, met hoeveel?

De schorsing zal naar het oordeel van de leden van de D66-fractie tot gevolg hebben dat investeringen die voor december 1994 waren gepland zullen zijn doorgeschoven naar 1995. Ook door de Raad van State wordt hierop gewezen. Hierdoor zal ook het voor 1995 beschikbare budget onder druk komen te staan. Dit geldt te meer als het gebruik van de faciliteit ook in 1995 een stijgende tendens te zien geeft. Beschikt de regering thans over aanwijzingen dat het budget in 1995 weer dreigt te worden overschreden, zo vragen de leden van de D66- en GPV-fractie?

De leden van de D66-fractie hebben begrepen dat vooral investeringen in het buitenland een toename te zien hebben gegeven. Welk beleid zal er worden ontwikkeld? Hoeveel aanvragen worden er in 1995 verwacht?

In de memorie van toelichting wordt vervolgens opgemerkt dat een gebruik voor buitenlandse investeringen met als hoofddoel belastingbesparing zonder dat een reële bijdrage wordt geleverd aan de bescherming van het Nederlandse milieu, in strijd is met het doel en de strekking van de regeling. Op basis van welke criteria wordt vastgesteld wanneer er sprake is van misbruik?

Willekeurige afschrijving is thans alleen mogelijk op bedrijfsmiddelen die op de Milieulijst staan. Sinds 19 augustus 1994 kunnen ook andere specifieke categorieën investeringen worden aangewezen (bijvoorbeeld met regionale of technologische betekenis). Van deze mogelijkheid is tot op heden echter nog geen gebruik gemaakt. Kan de regering aangeven of, en zo ja wanneer, deze lijst openbaar zal worden gemaakt?

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel en de daarbij behorende toelichting. Zij stellen vast dat in het voorliggende wetsvoorstel gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid, die geboden wordt in artikel 10, vierde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, om de willekeurige afschrijving milieu-investeringen buiten toepassing te stellen dan wel te beperken. In het onderhavige geval betreft het een schorsing voor de laatste drie weken van het afgelopen kalenderjaar. Naar aanleiding daarvan vragen de leden van de SGP-fractie of het in het belang van de rechtszekerheid kan zijn dat een regeling voor een zo korte termijn buiten werking wordt gesteld.

De leden van de GPV-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij kunnen zich voorstellen dat de fiscale voorziening van artikel 10, derde lid, Wet IB wegens budgettaire uitputting kan worden getemporiseerd of buiten werking gesteld. In dit verband hebben deze leden behoefte tot het stellen van een aantal vragen. De leden van de GPV-fractie constateren dat de suggestie van de Raad van State is overgenomen om de willekeurige afschrijving voor buitenlandse investeringen te begrenzen in die zin dat zij slechts voor de faciliteit in aanmerking komen indien de Minister van Financiën in overeenstemming met de Minister van VROM verklaart dat zij in belangrijke mate kunnen bijdragen aan de bescherming van het Nederlandse milieu. Deze leden kunnen zich deze begrenzing wel voorstellen, omdat hiermee ook eventueel misbruik van de faciliteit wellicht beter kan worden tegengegaan. Zij wensen wel enige helderheid te verkrijgen over de concrete toepasbaarheid ervan. Aan welke concrete Nederlandse milieubelangen kan gedacht worden als bedrijven in het buitenland willen investeren en van de faciliteit willen gebruik maken? Hoe kan, en zal bovendien, worden getoetst of de buitenlandse investeringen in belangrijke mate bijdragen aan de bescherming van het Nederlandse milieu?

II ARTIKELEN

Met betrekking tot artikel 2, onderdeel 3, van het wetsvoorstel merken de leden van de SGP-fractie op dat slechts voorzien wordt in een vernummering van het achtste lid in het negende lid van artikel 10, Wet op de inkomstenbelasting 1964. Deze leden merken op dat ook voorzien zou moeten worden in een vernummering van de overige leden van artikel 10, terwijl bovendien de verwijzing in het huidige tiende lid gewijzigd zou moeten worden. Gaarne zien de aan het woord zijnde leden een uitwerking van deze opmerking tegemoet. Zijn er geen andere verwijzingen die ten gevolge van het voorliggende wetsvoorstel aanpassing behoeven?

De voorzitter van de commissie,

Ybema

De griffier voor dit verslag,

Van Luyk


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), De Korte (VVD), ondervoorzitter, Van Rey (VVD), Terpstra (CDA), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Vliegenthart (PvdA), Ybema (D66), voorzitter, De Jong (CDA), Schimmel (D66), Van Gijzel (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Hillen (CDA), Van Heemst (PvdA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Giskes (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Hoogervorst (VVD), Van der Ploeg (PvdA), B. M. de Vries (VVD), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Hofstra (VVD), Van Hoof (VVD), Hirsch Ballin (CDA), Van der Linden (CDA), Wolters (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Van de Camp (CDA), vacature D66, Van Zijl (PvdA), Liemburg (PvdA), Boers-Wijnberg (CDA), Crone (PvdA), Verkerk (AOV), Rosenmöller (GroenLinks), Van Rooy (CDA), M. M. H. Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Leerkes (U55+), Voûte-Droste (VVD), Verspaget (PvdA), Hessing (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), vacature D66.

Naar boven