24 111
Goedkeuring van de Regeling buiten toepassing stellen willekeurige afschrijving milieu-investeringen en van de regeling van 23 december 1994, nr. WDB 94/494M, Stcrt. 250, houdende wijziging van de Regeling buiten toepassing stellen willekeurige afschrijving milieu-investeringen

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot goedkeuring van de Regeling buiten toepassing stellen willekeurige afschrijving milieu-investeringen en van de regeling van 23 december 1994, nr. WDB 94/494M, Stcrt. 250, houdende wijziging van de Regeling buiten toepassing stellen willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

De toelichtende memorie (en bijlagen) die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

9 maart 1995

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Regeling buiten toepassing stellen willekeurige afschrijving milieu-investeringen en de regeling van 23 december 1994, nr. WDB 94/494M, Stcrt. 250, houdende wijziging van de Regeling buiten toepassing stellen willekeurige afschrijving milieu-investeringen ingevolge artikel 10, vijfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 bij wet dienen te worden goedgekeurd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

De Regeling buiten toepassing stellen willekeurige afschrijving milieu-investeringen en de regeling van 23 december 1994, nr. WDB 94/494M, Stcrt. 250, houdende wijziging van de Regeling buiten toepassing stellen willekeurige afschrijving milieu-investeringen, worden goedgekeurd.

Artikel 2

In artikel 10 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1°. Het derde lid wordt vervangen door:

3. De aanschaffings- of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen kunnen willekeurig worden afgeschreven, zodra ter zake van de verwerving of verbetering verplichtingen zijn aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt :

a. indien deze bedrijfsmiddelen door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in overeenstemming met Onze Minister van Financiën en na overleg met Onze Minister van Economische Zaken, bij ministeriële regeling zijn aangewezen als bedrijfsmiddelen die in het belang zijn van de bescherming van het Nederlandse milieu;

b. indien deze bedrijfsmiddelen door Onze Minister van Financiën in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken, bij ministeriële regeling zijn aangewezen; met betrekking tot deze bedrijfsmiddelen of bepaalde groepen van bedrijfsmiddelen kan door Onze Minister van Financiën in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken bij ministeriële regeling worden bepaald dat de willekeurige afschrijving als bedoeld in de aanhef van dit lid beperkt wordt tot aangewezen gebieden. Daarbij kunnen nadere voorwaarden worden gesteld;

c. indien deze bedrijfsmiddelen door Onze Minister van Economische Zaken in overeenstemming met Onze Minister van Financiën bij ministeriële regeling zijn aangewezen als bedrijfsmiddelen met een hoogwaardig technologisch karakter dan wel als bedrijfsmiddelen bestemd om gebruikt te worden bij onderzoek en ontwikkeling; met dien verstande dat voor de ingebruikneming van een bedrijfsmiddel als bedoeld in onderdeel a, b of c ter zake van aangegane verplichtingen niet meer willekeurig kan worden afgeschreven dan het bedrag dat ter zake van die verplichtingen is betaald.

2°. In het zesde lid wordt na «in Nederland nog niet gangbaar zijn» ingevoegd: , niet eerder zijn gebruikt. Voorts wordt «de nadelige gevolgen voor het milieu» vervangen door: de nadelige gevolgen voor het Nederlandse milieu.

3°. Onder vernummering van het achtste in negende lid, wordt na het zevende lid ingevoegd:

8. Onverminderd het bepaalde in het zevende lid, is met betrekking tot bedrijfsmiddelen die bestemd zijn om te worden gebruikt buiten Nederland, het derde lid, onderdeel a, slechts van toepassing indien op een daartoe door de belastingplichtige gedaan schriftelijk verzoek door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is verklaard dat het gebruik van deze bedrijfsmiddelen in belangrijke mate kan bijdragen aan de bescherming van het Nederlandse milieu. Het verzoek wordt gedaan binnen een door Onze Minister te stellen termijn.

Artikel 3

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

Naar boven