24 107
Herziening van de Wet wapens en munitie

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 30 mei 1995

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen.

Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I. ALGEMEEN

De herziening van de Wet wapens en munitie (WWM) vinden de leden van de PvdA-fractie uiterst nuttig en noodzakelijk. Het is hun gebleken dat deze wet weinig gebruikersvriendelijk is en in de praktijk door zowel politie als openbaar ministerie als moeilijk toegankelijk wordt ervaren. Sommige regels worden als te knellend ervaren, terwijl andere regels te veel speelruimte laten of tot interpretatieproblemen leiden. Organisatorische veranderingen bij de politie en het openbaar ministerie hebben bovendien specialisatie op het terrein van vuurwapens verloren doen gaan.

Alle bepalingen in de WWM die specifiek uitvoering geven aan de Benelux-overeenkomst, zijn geschrapt. Betekent dit dat de politieke en diplomatieke druk vanuit Nederland op België om tot een meer stringente wapenwetgeving te komen, wordt verminderd? De leden van de PvdA-fractie willen hierover graag worden geïnformeerd.

Het aantal dodelijke slachtoffers van schietpartijen neemt toe. De leden van de PvdA-fractie zijn hier bezorgd over. Niet zelden is er een samenhang tussen de schietpartij en een andere vorm van criminaliteit, in het bijzonder met de handel in verdovende middelen. Een registratie van alle legale wapens (wellicht in Europees verband) zou een hulpmiddel kunnen zijn bij de bestrijding van de vuurwapencriminaliteit.

In welke zin heeft de definitiestudie uit 1994 naar de mogelijkheid en wenselijkheid voor de ontwikkeling van een geautomatiseerd (landelijk) wapenregistratiesysteem aangetoond dat een nationaal wapenregister een positief effect zou hebben op de bestrijding van de vuurwapencriminaliteit? Is er onderzoek bekend naar de effectiviteit van een geautomatiseerd Europees wapenregistratiesysteem, en zo ja, wat levert dit op? In welke opzichten zou een landelijk systeem kunnen leiden tot een betere informatievoorziening bij de politie? Welke financiële en personele middelen gaan gepaard met de invoering van een geautomatiseerd landelijk registratiesysteem, nu na de reorganisatie van het politiebestel de registratie bij minder registratiepunten plaatsheeft dan voorheen?

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennis genomen van de voorgestelde wijzigingen van de Wet wapens en munitie.

Deze leden constateren dat de voorgestelde herziening van de Wet wapens en munitie een belangrijke verbetering betekent ten opzichte van de wet die in werking is getreden in 1989.

In samenhang met voorstellen van overwegend organisatorische en logistieke aard, zoals voorgesteld door de Recherche Advies Commissie, zal deze vereenvoudigde wapenwetgeving een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de beheersing van het legale wapenbezit en de bestrijding van het illegale wapenbezit.

Daarnaast is, zo blijkt, de categorie-indeling van wapens en munitie bijna geheel herzien. Hierdoor ontstaat een overzichtelijker indeling, vinden de leden van de CDA-fractie.

De leden van de VVD-fractie merken op dat de wetswijziging onder meer is ingegeven door het niet in werking treden van de Benelux-overeenkomst inzake wapens en munitie en het verschijnen van een Europese richtlijn ter zake. Deze leden vragen of, nu bekrachtiging van Belgische zijde achterwege is gebleven, de Belgische regering wel inmiddels de Europese richtlijn in haar wetgeving heeft geïmplementeerd. Bovendien vragen zij hoe deze richtlijn in de overige lidstaten van de EU is geïmplementeerd. Kan een overzicht worden gegeven in hoeverre de Nederlandse wetgeving ter zake afwijkt van die van andere landen? Dit wint aan relevantie met het oog op de inwerkingtreding van de Uitvoeringsovereenkomst van Schengen.

In de memorie van toelichting stelt de regering dat de WWM moeilijk toegankelijk is, hetgeen de handhaving ervan niet bevordert. De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre dit in het verleden tot aantoonbare, praktische, nadelige gevolgen voor de handhaving heeft geleid.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel.

De vuurwapencriminaliteit in Nederland vraagt om een adequate aanpak. De wet zoals die er nu ligt, lijkt echter een adequate aanpak niet te bevorderen. Uit onderzoek is gebleken dat de WWM door degenen die er mee moeten werken (politie en openbaar ministerie) erg onduidelijk en complex wordt gevonden. Het in de WWM gemaakte onderscheid in verschillende categorieën blijkt voor velen ingewikkeld en onoverzichtelijk. Hierdoor is vaak niet duidelijk of een aangetroffen wapen al dan niet tot de verboden wapens behoort. Het gevolg is soms dat de gegevens op de processen-verbaal te summier zijn om tot vervolging over te gaan. Duidelijk is dat dit alles niet bevorderlijk is voor een gerichte bestrijding van het illegale wapenbezit. De leden van de D66-fractie kunnen, gegeven het feit dat er de laatste jaren sprake is van een toeneming van de vuurwapencriminaliteit, dan ook instemmen met een vereenvoudiging en verduidelijking van de WWM.

Uit onderzoek is gebleken dat de inspanningen op het gebied van vuurwapencriminaliteit te wensen over laten. Er is weinig specialisme binnen de politie-organisatie. Andere werkzaamheden vergen veel tijd en ook scholing op dit specifieke terrein ontbreekt. Vuurwapenzaken blijken weinig prioriteit te krijgen. Hierdoor wordt vaak op ad hoc basis gewerkt en wordt slechts op incidenten gereageerd. Aan het verbeteren van de vereiste kennis en deskundigheid wordt aandacht besteed in het projectplan dat in 1993 is opgesteld. De uitwerking van dit plan is volgens de memorie van toelichting inmiddels ter hand genomen. De leden van de D66-fractie vragen de regering wat de resultaten hiervan zijn en of de verbetering van de deskundigheid ook heeft geleid tot meer aandacht voor vuurwapenzaken.

Om de WWM te vereenvoudigen en te verduidelijken stelt de regering een aantal wijzigingen voor.

De leden van de D66-fractie kunnen instemmen met de nieuwe meer overzichtelijke categorie-indeling van wapens en munitie. Ook het systematisch bijeenbrengen van de algemene weigerings- en intrekkingsgronden achten deze leden een verbetering. Dit geldt ook voor de normering van de open delegatiebepalingen. Hierdoor wordt de wet de primaire kenbron en wordt de handhaafbaarheid verbeterd.

De uitvoeringstaken van de wet worden zo veel mogelijk overgeheveld naar de korpschef. De leden van de D66-fractie zijn van mening dat dit een verbetering is ten opzichte van de oude situatie. Door de concentratie van de uitvoeringstaken op regionaal niveau kan in de ogen van deze leden de deskundigheid, die nu veelal ontbreekt, worden vergroot. Tevens bevordert dit de uniforme interpretatie.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling van dit wetsvoorstel kennis genomen.

Jarenlang hebben zij zich bezorgd getoond over het feit dat de inwerkingtreding hiervan op zich liet wachten. Hun vraag is of de inleiding op de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel de conclusie rechtvaardigt dat de effecten van de wet in vergelijking met de daaraan voorafgaande wettelijke regeling vrij gering en op onderdelen nihil zijn geweest.

Met het oog op de toenemende vuurwapencriminaliteit achten deze leden een effectief wettelijk instrumentarium en de uitvoering daarvan ter beheersing van het legale wapenbezit en de bestrijding van het illegale wapenbezit dringend noodzakelijk.

Tenslotte geven deze leden te kennen op prijs te stellen om te vernemen of ook België zijn regelgeving heeft aangepast aan de Richtlijn nr. 91/477/ EEG van de Raad van Europese gemeenschappen van 18 juni 1991.

De leden van de GPV-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de voorgenomen herziening van de Wet wapens en munitie. Deze leden kunnen instemmen met de wijze waarop deze vereenvoudiging is vormgegeven in het onderhavige wetsvoorstel. Op enkele punten hebben deze leden behoefte aan nadere informatie.

Evenals de leden van de SGP-fractie vragen zij of België, net als Nederland, Richtlijn nr. 91/477/EEG reeds geïmplementeerd heeft. Ze verwijzen naar de memorie van antwoord bij wetsvoorstel onder stuknummer 23 028 waarin wordt gesproken over «aanloopproblemen» bij enkele lidstaten bij de uitvoering van de richtlijn. Is implementatie van de richtlijn door België een voorwaarde om de ongewenste effecten van de liberale wapenwetgeving in het genoemde buurland tegen te kunnen gaan? Kan voorts een overzicht gegeven worden van de stand van zaken in de overige lidstaten?

De leden van de GPV-fractie hechten zeer aan een goede bestrijding van het bezit van en de handel in illegale wapens alsmede aan een scherp toezicht op het legale bezit van vuurwapens. In dat verband informeren deze leden naar de ervaringen, voortgang en resultaten van het in 1993 opgestelde projectplan ter uitvoering van de voorstellen in het RAC-rapport. De genoemde leden zijn in het bijzonder geïnteresseerd in de resultaten van de pilotprojecten in de politieregio's Rotterdam-Rijnmond en Gelderland-Midden gericht op de intensivering van het binnenlands wapentoezicht. Hoe zullen de ervaringen die met deze projecten zijn opgedaan worden verspreid over de overige politieregio's?

De leden van de GPV-fractie hechten belang aan een nadere uiteenzetting over de gekozen wapenregistratie-systematiek. Deze leden herinneren aan de schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel onder nummer 23 028. In de memorie van antwoord bij dit wetsvoorstel wordt gesteld dat een adequate gegevensuitwisseling als een belangrijke stap voorwaarts kan worden beschouwd in de strijd tegen de illegale internationale wapenhandel. Voorts wordt vermeld dat begonnen zal worden met de bouw van een (Nederlands) centraal wapenregister, waarin alle bevoegde wapenbezitters zullen worden geregistreerd. Verwijzend naar de reactie van de regering op de door de Raad van State gemaakte opmerkingen vragen deze leden naar een nadere uiteenzetting over de financiële en personele middelen die nodig zijn voor de inrichting en instandhouding van een nationaal registratiesysteem. Voorts wensen zij een argumentatie van de stelling dat de ontwikkeling van een geautomatiseerd (landelijk) wapenregistratiesysteem niet opportuun zou zijn. Op welke wijze kan de informatievoorziening verbeterd worden door middel van koppeling van wapenregistratiesystemen van de 25 politieregio's?

II. ARTIKELEN

Artikel I

Onderdeel A

Uit de formulering van de artikelen 1 en 2 wordt de leden van de VVD-fractie niet duidelijk of ook ander wapentuig onder deze wet valt. Het ware aan te bevelen – ook in het kader van de wetshandhaving – te verwijzen naar andere wetgeving ter zake die het bezit en gebruik van ander wapentuig verbiedt. Hierbij valt onder meer te denken aan wapens die niet onder de categorie handvuurwapens vallen.

De leden van de VVD-fractie vragen of, nu in artikel 1 onderdeel 8 het begrip doorvoer wordt gedefinieerd, hier ook niet het begrip opslag en overbrenging aan de orde zou moeten komen, te meer daar dit in artikel 20 wel gebeurt.

Onderdeel B

Volgens de artikelsgewijze toelichting (onderdeel B,I, categorie I) wordt het gebruik van voerkatapulten soms oogluikend toegestaan, zo stellen de leden van de PvdA-fractie vast. De regering stelt dat daar een einde aan moet komen. Zijn er maatregelen getroffen, en zo ja, welke, om het gebruik van de voerkatapult een halt toe te roepen?

In de toelichting op de categorie-indeling zet de regering uiteen dat voerkatapulten, gebruikt door sportvissers, onder categorie I zullen blijven vallen, aldus de leden van de CDA-fractie. Overheveling naar categorie III, zo wordt gesteld, maakt de handhaafbaarheid van gecontroleerde verspreiding nagenoeg onmogelijk. Dit zou in de praktijk betekenen dat de voerkatapult op grote schaal onder de bevolking kan worden verspreid omdat sportvissers dan in beginsel in aanmerking komen voor een verlof tot het voorhanden hebben daarvan. Elk gebruik hiervan blijft dus verboden. De leden van de CDA-fractie juichen dit standpunt toe.

Anderzijds zullen wurgstokken, zo blijkt uit de toelichting, wel overgebracht worden van categorie I naar categorie III. Belangrijkste reden hiervoor is dat het gebruik ervan, onder strikte voorwaarden in de nunchaka vechtsport, acceptabel is. Deze wapens staan echter bekend als zeer bedreigend en gevaarlijk. De leden van de CDA-fractie wijzen dit dan ook af.

Vervolgens vragen de leden van de CDA-fractie om een reactie van de regering op de volgende gedachte.

Uit de toelichting blijkt dat alle alarm- en startpistolen en -revolvers onder de verlofplicht komen te vallen. De leden van de CDA-fractie steunen dit. Maar in het voorstel wordt een uitzondering gemaakt voor bepaalde alarm- en startpistolen die zodanig zijn gecontrueerd dat zij niet lijken op een «echt» vuurwapen. Kan de regering dit toelichten? Immers, hier zou de schijn van uit kunnen gaan dat, als een alarm-vuurwapen niet op een vuurwapen lijkt, er dus geen sprake is van verlofplicht. Levert dat geen extra problemen op als het gaat om vuurwapens die in de vertste verte niet op wapens lijken, maar wel degelijk zeer gevaarlijk zijn.

In artikel 2 eerste lid onder a, onderdeel 1 worden afmetingen van het lemmet vastgelegd. De leden van de VVD-fractie vragen waarop deze afmetingen zijn gebaseerd dan wel hoe deze tot stand zijn gekomen. Dient hier niet een stringenter beleid te worden gevoerd, zo vragen zij. Ook verbaast het hun dat boksbeugels en ploertendoders uit de wet worden geschrapt, zonder dat dit in de memorie van toelichting wordt gemotiveerd.

De leden van de VVD-fractie vragen of het criterium «ernstig lichamelijk letsel» wel de goede maatstaf is in relatie tot het gestelde in het nieuw toegevoegde artikel 2 vierde lid.

De categorie-indeling van artikel 2 wordt zodanig gewijzigd dat het een meer systematische opsomming bevat. Hierdoor kan ook de redactie van de strafbedreigingen worden vereenvoudigd. De bestaande praktijk wordt geheel op formeel wettelijk niveau geregeld. Naar de mening van de leden van de D66-fractie komen deze veranderingen de duidelijkheid en de handhaafbaarheid ten goede. De in de categorieën opgenomen wapens zijn van een summiere aanduiding voorzien. Een meer uitgebreide omschrijving zal in de Regeling wapens en munitie worden gegeven. De leden van de D66-fractie kunnen hiermee instemmen, aangezien dit de overzichtelijkheid van de WWM bevordert.

Categorie I bevat de verboden handwapens en blanke wapens. De wurgstokken worden overgebracht naar categorie III. Hiermee wordt het mogelijk gemaakt in bepaalde gevallen verlof te verlenen tot het voor handen hebben van wurgstokken (bij voorbeeld voor bepaalde gevechtsporten). Voor katapulten (die worden gebruikt bij de hengelsport) is deze uitzondering niet gemaakt. De leden van de D66-fractie vinden de motivering van de regering hier niet overtuigend. Zou de uitzondering die bij wurgstokken wordt gemaakt en de motivering daarvan bij voorbeeld ook niet kunnen gelden voor pijlen en pijlpunten?

In categorie III onder 5 worden alarm- en startpistolen en revolvers genoemd. Een uitzondering is gemaakt voor alarm- en startpistolen die zodanig zijn geconstrueerd dat zij niet lijken op een echt vuurwapen. Hebben de voorwaarden onder a, b en c een alternatief karakter, of moet aan alle drie de voorwaarden zijn voldaan?

De leden van de GPV-fractie vragen op welke wijze het toezicht op het gebruik van voerkatapulten, opgenomen in categorie I, plaatsvindt nu deze vaak in afgelegen waterrijke gebieden worden gebruikt. Bestaat niet het risico dat het oogluikend toestaan van dergelijke wapens in de praktijk zal voortduren?

Verwijzend naar recente berichten dat in diverse landen op aanzienlijke schaal martelpraktijken plaatsvinden met stroomstokken, vragen de leden van de GPV-fractie of daarmee rekening wordt gehouden bij de goedkeuring van de bestemming van uitgaande wapens. Deze leden vragen welke voorschriften gelden voor de export van wapens die geschikt moeten worden geacht voor gebruik tijdens martelpraktijken.

Onderdeel C

Met betrekking tot het nieuwe artikel 3a vierde lid merken de leden van de VVD-fractie op dat de uitzondering voor niet-Nederlandse krijgsmachtonderdelen en buitenlandse politie verdedigbaar is, maar dat de uitzondering voor de «buitenlandse» openbare dienst een nadere verklaring behoeft.

Op bladzijde 10 van de memorie van toelichting zegt de regering dat in het tweede lid van artikel 3a een verwijzing naar artikel 9 ontbreekt. Dit omdat het niet de bedoeling is dat leden van de politie worden uitgerust met wapens van categorie I. De leden van de D66-fractie wijzen erop dat het tweede lid wel een verwijzing naar artikel 9 bevat, maar geen verwijzing naar artikel 13. Kan de regering dit nader toelichten?

De leden van de GPV-fractie vragen welke personen en diensten begrepen moeten worden onder de zinsnede «overige openbare dienst» in artikel 3a derde lid WWM.

Onderdeel D

Aan artikel 4 worden drie onderdelen toegevoegd. De leden van de VVD-fractie vragen hoe dit in de praktijk te handhaven is, als niet duidelijk is gedefineerd wat onder monster-, demonstratie- of testmateriaal moet worden verstaan.

Onderdeel F

Artikel 7 legt de weigerings- en intrekkingsgronden vast, aldus de leden van de VVD-fractie. Niet duidelijk is met welke criteria een weigerings-/intrekkingsgrond kan worden beargumenteerd.

Het systematisch opnemen van alle algemene weigeringsgronden en intrekkingsgronden in een artikel (artikel 7) is uit een oogpunt van overzichtelijkheid een verbetering ten opzichte van de oude situatie. Wel vragen de leden van de D66-fractie of de regering nader kan toelichten waarom deze gronden facultatief zijn geredigeerd.

Onderdeel H

De leden van de PvdA-fractie achten het van belang dat er bij de korpsen deskundigheid aanwezig is ten aanzien van wapens en van de wetgeving met betrekking tot wapens. Is de herziening van de WWM een goed moment om de kennis die bij de politie aanwezig is, te actualiseren? Op welke wijze zou dit kunnen geschieden?

Op bladzijde 12 onder 5 van de memorie van toelichting zegt de regering dat de minister naar verwachting geen gebruik zal maken van de mogelijkheid vrijstelling te verlenen van het verbod van artikel 9 voor lucht-, gas- en veerdrukwapens. De leden van de D66-fractie zijn van mening dat deze zinsnede onduidelijkheid schept. Deze leden zijn van mening dat de handel in deze wapens uitdrukkelijk moet worden beperkt tot de reguliere wapenhandel.

Onderdeel I

In artikel 10 wordt als weigeringscriterium ingevoerd «vastgestelde eisen met betrekking tot zedelijk gedrag». De leden van de VVD-fractie vragen wat hieronder moet worden verstaan. Hoe wordt dit getoetst? In de oude noch in de nieuwe wet licht de regering dit toe.

Onderdeel L

In het tweede lid van artikel 13 staat dat de minister ontheffing kan verlenen van de verboden in het eerste lid, onder andere met het oog op onderwijs ten behoeve van de politie. In de memorie van toelichting (bladzijde 10) staat echter dat het niet de bedoeling is dat de politie wordt uitgerust met wapens van categorie I. Kan de regering dit nader toelichten, zo vragen de leden van de D66-fractie.

Onderdeel P

Het verleggen naar en concentreren op regionaal niveau (de korpschefs) van bepaalde uitvoeringstaken heeft de instemming van de leden van de CDA-fractie.

Een belangrijk aspect hierin is het verlenen dan wel weigeren van consenten tot doorvoer of tot uitgaan van wapens. Een consent kan geweigerd worden als «niet gebleken is dat de bevoegde autoriteiten van het land van bestemming geen bezwaar hebben». Belangrijke doelstelling van dit artikel 20, zo begrijpen deze leden uit de toelichting, is de bestrijding van grensoverschrijdende illegale vuurwapenhandel. Kan de regering toelichten hoe de samenwerking op dit gebied is met andere Europese landen en wat er ondernomen wordt op dit vlak inzake de toenemende illegale wapenhandel vanuit Oost-Europa?

De leden van de D66-fractie kunnen instemmen met de wijzigingen van 4, over het binnenkomen en uitgaan van wapens en munitie van de categorieën II en III. Deze wijzigingen betekenen een vereenvoudiging en verduidelijking van de WWM. Wel vragen de leden van de D66-fractie waarom in artikel 20 tweede lid onder b niet de oude redactie (van artikel 20 eerste lid onder c) is aangehouden. In de ogen van de leden van de D66-fractie is deze duidelijker, omdat hier uitdrukkelijk in de tekst is aangegeven dat het ontbreken van bezwaar moet blijken uit een door de aanvrager over te leggen bewijsstuk of uit andere hoofde.

Onderdeel V

Het opnemen van een aparte bepaling die uitsluitend ziet op het voorhanden hebben van wapens en munitie en een aparte bepaling die enkel ziet op het dragen van wapens en munitie is in de ogen van de leden van de D66-fractie een verduidelijking ten opzichte van de oude situatie. Wel vragen deze leden of de regering kan toelichten wat het verschil is tussen het begrip «dragen» en het begrip «voorhanden hebben». De leden van de D66-fractie kunnen instemmen met het verbod tot het voorhanden hebben van wapens uit de categorieën II en III door personen die de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt. Deze leden zijn het met de regering eens dat de grens tussen het dragen en voorhanden hebben bij jeugdigen sneller uit het oog wordt verloren, waardoor de kans op ongelukken wordt vergroot. Wel vragen deze leden of de regering van mening is dat deze bepaling, gezien het aantal wapens dat bij voorbeeld op scholen wordt aangetroffen, voldoende waarborgen schept om wapengebruik door jongeren tegen te gaan. Worden ook maatregelen genomen om de houding van jongeren ten aanzien van het gebruik van wapens te veranderen?

Artikel 26 tweede lid onder b is overgenomen van artikel 27 vijfde lid (oud). De leden van de D66-fractie vragen de regering waarom de bepaling in de tweede zin van lid 5 (dat de uitzondering ook geldt na het tijdstip waarop de geldigheidsduur van de jachtakte eindigt, indien een nieuwe akte is aangevraagd) niet meer is overgenomen.

Onderdeel W

De leden van de PvdA-fractie willen graag weten wat het beleid is ten aanzien van het toezicht op schietverenigingen, waar naar het schijnt nog wel eens schietoefeningen worden gedaan door criminelen en waar illegale wapens zouden worden verhandeld. In hoeverre kan de herziene Wet wapens en munitie een bijdrage leveren aan een verbeterd toezicht?

Onderdeel X

Waarom is de wijziging van artikel 28 eerste lid niet expliciet opgenomen, zo vragen de leden van de D66-fractie.

Onderdeel Z

Voor de overzichtelijkheid en de toegankelijkheid is het naar de mening van de leden van de VVD-fractie aan te bevelen om artikel 30 te integreren met artikel 26.

Onderdeel BB

Het aan banden leggen van verkoop van wapens aan minderjarigen, zoals voorgesteld in de wetswijziging, stemt de leden van de CDA-fractie tot grote vreugde. Zij delen de verwachting van de regering dat hierdoor het wapenbezit onder jeugdigen zal afnemen.

De nieuwe redactie van artikel 31 eerste en tweede lid is in de ogen van de leden van de D66-fractie een belangrijke verbetering. De mogelijkheid om het onbevoegd overdragen van een wapen te vervolgen, wordt hierdoor verbeterd.

Onderdeel JJ

De leden van de D66-fractie kunnen instemmen met artikel 42 tweede lid. De controle op de legale vuurwapenhandel wordt door dit vrijwaringsbewijs vereenvoudigd.

Onderdeel PP

Waarom is de strafmaat bij een overtreding van artikel 27 eerste lid lager dan de strafmaat bij een overtreding van artikel 26 eerste lid, zo vragen de leden van de D66-fractie.

De memorie van toelichting is op bladzijde 23 onderaan in hun ogen onduidelijk. Hierin staat dat het onbevoegd dragen van vuurwapens van categorie III door iemand die wel bevoegd is tot het voorhanden hebben van dergelijke wapens, een overtreding is van artikel 27 eerste lid. Echter, het onbevoegd dragen van vuurwapens van categorie III door iemand die evenmin bevoegd is tot het voorhanden hebben, is ook een overtreding van artikel 27 eerste lid. Kan de regering dit nader toelichten?

Artikel II

In dit artikel wordt voorlopige hechtenis mogelijk gemaakt voor alle in artikel 55 tweede lid genoemde misdrijven. De leden van de D66-fractie kunnen met deze wijziging instemmen. Zij komt tegemoet aan de wensen van politie en justitie. Door deze wijziging wordt een betere bestrijding van vuurwapencriminaliteit mogelijk. De leden van de D66-fractie hopen dat deze wijziging ook tot gevolg zal hebben dat het bestrijden van vuurwapencriminaliteit meer prioriteit zal krijgen.

Artikel VII

Artikel VII opent de mogelijkheid van inwerkingtreding van onderdelen van de wet op verschillende tijdstippen. Leidt dit niet tot onduidelijkheid en rechtsonzekerheid voor de burger en een geringere handhaafbaarheid in een dergelijke overgangsfase door de daarmee belastbare organen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Mede gelet op de ervaringen met de Wet wapens en munitie hechten de leden van de SGP-fractie eraan dat de herziening conform de toelichting op artikel VII uiterlijk op 1 januari 1997 in werking kan treden. Zij vragen de regering om aan te geven wanneer de volledige parlementaire behandeling van het wetsvoorstel voltooid zou moeten zijn om, rekening houdende met de termijn die nodig zal zijn voor het treffen van de nodige (organisatorische) maatregelen ter implementatie, de herziening ook werkelijk op de genoemde datum in werking te laten treden.

De voorzitter van de commissie,

V. A. M. van der Burg

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: V. A. M. van der Burg (CDA), voorzitter, Schutte (GPV), Groenman (D66), Korthals (VVD), Janmaat (CD), De Hoop Scheffer (CDA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, M. M. van der Burg (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Aiking-van Wageningen (AOV), Rabbae (Groenlinks), J. M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van der Stoel (VVD), Dittrich (D66), Verhagen (CDA), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Rouvoet (RPF), B. M. de Vries (VVD) en O. P. G. Vos (VVD).

Plv. leden: Koekkoek (CDA), Van den Berg (SGP), Van Vliet (D66), Dees (VVD), Marijnissen (SP), Biesheuvel (CDA), Hirsch Ballin (CDA), Doelman-Pel (CDA), Van Traa (PvdA), Van Heemst (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Rehwinkel (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Boogaard (AOV), Sipkes (Groenlinks), Rijpstra (VVD), Middel (PvdA), Te Veldhuis (VVD), Van Boxtel (D66), Van der Heijden (CDA), Apostolou (PvdA), Versnel-Schmitz (D66), Leerkes (U55+), Van den Doel (VVD) en Weisglas (VVD).

Naar boven