Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 oktober 2022
Naar aanleiding van mijn brief van 9 augustus 2022 (Kamerstuk 24 095, nr. 566) «Commerciële radio: nadere appreciatie uitspraak rechtbank Rotterdam van 20 juli
20221» heeft de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat gevraagd om een brief
met daarin uiteengezet de stand van zaken naar aanleiding van deze uitspraak. Met
deze brief voldoe ik aan dit verzoek.
In de brief van 9 augustus 2022 heb ik aangegeven dat ik geen reden zag om tegen de
uitspraak van de Rechtbank Rotterdam in hoger beroep te gaan, aangezien ik verwachtte
dat het instellen van hoger beroep een geringe kans van slagen heeft. Een aantal2 landelijke partijen heeft echter wel hoger beroep ingesteld, aangezien zij zich niet
kunnen verenigen met de uitspraak.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft besloten om het hoger beroep
van partijen versneld te behandelen. Op deze wijze zal er snel duidelijkheid ontstaan
voor al de betrokken partijen. De zitting zal op 27 oktober a.s. plaats vinden, waarna
het CBb normaal gesproken binnen zes weken uitspraak zal doen. Deze uitspraak zal
mede bepalend zijn voor de verdere uitwerking in het radiodossier. Dit laat echter
onverlet dat ik op dit moment gehouden ben uitvoering te geven aan de uitspraak van
de rechtbank Rotterdam. Het instellen van hoger beroep door de hiervoor genoemde partijen
heeft immers geen schorsende werking.
In lijn met deze uitspraak, waarin ik word opgedragen om een nieuwe verdeling van
de landelijke commerciële vergunningen met ingang van 1 september 2023 te realiseren,
ben ik daarom gestart met het voorbereiden een veiling, waaronder het opstellen van
een ontwerp van een aanvraag- en veilingregeling3, een wijziging van het Nationaal Frequentieplan 2014, en een Bekendmakingsbesluit.
De voorbereiding van de aanvraag- en veilingregeling vindt plaats door middel van
een internetconsultatie. Voor de wijziging van het NFP en het Bekendmakingsbesluit
is een uniforme openbare voorbereidingsprocedure verplicht als bedoeld in afdeling
3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Om de strakke deadline van 1 september 2023 te halen, die mij door de rechtbank is
opgedragen, is het noodzakelijk dat de consultatie van de hiervoor genoemde documenten
op korte termijn in gang wordt gezet. Ik kan daarbij niet wachten op de uitspraak
van het CBb in hoger beroep. Na afronding van de consultatie en het bekend worden
van de uitspraak van het CBb, en afhankelijk van de inhoud daarvan, kunnen dan de
volgende stappen worden gezet.
Gelet op het bovenstaande ben ik voornemens om in november de consultatie en uniforme
openbare voorbereidingsprocedure te starten. Ik zal de Tweede Kamer nader informeren
over de inhoudelijke keuzes die ik dan (voorlopig) heb gemaakt in de ontwerpregeling
en -besluiten.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens