Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 24095 nr. 561 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 24095 nr. 561 |
Vastgesteld 11 maart 2022
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 24 februari 2022 over de reactie op verzoek commissie over Adviescommissie Verdeling 3,5 GHz-band en NSV-verkeer (Kamerstuk 24 095, nr. 559), over de brief van 5 oktober 2020 over het advies van het Onafhankelijk Adviescollege Toekomstbeleid Radio (Kamerstuk 24 095, nr. 516), over de brief van 11 november 2020 over termijn noodverlenging commerciële radiovergunningen (Kamerstuk 24 095, nr. 524), over de brief van 3 juni 2021 over het Jaarbericht Agentschap Telecom 2020 (Kamerstuk 24 095, nr. 541), over de brief van 15 juni 2021 over stappen veiligheid en integriteit telecom (Kamerstukken 30 821 en 26 643, nr. 143), over de brief van 2 juli 2021 over een toezegging, gedaan tijdens het commissiedebat Telecommunicatie van 20 mei 2021, over de veiligheid van zeekabels (Kamerstuk 26 643, nr. 770), over de brief van 8 juli 2021 over commerciële radio: voortgang noodverlenging en DAB+ (Kamerstuk 24 095, nr. 545), over de brief van 8 juli 2021 over landelijke ondersteuning gemeenten bij de aanleg van snelle mobiele netwerken (Kamerstukken 24 095 en 26 643, nr. 546), over de brief van 12 oktober 2021 over de rapportage toepassing Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie (Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 8), over de brief van 29 oktober 2021 over uitvoering van de motie van het lid Van Ginneken c.s. over het openbaar maken van de termijn waarop mobiele-telecomaanbieders hun netwerk opgeschoond moeten hebben (Kamerstuk 30 821, nr. 156), over de brief van 1 november 2021 over antwoorden op vragen commissie over de gevolgen van de uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen Inmarsat en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de wijziging van het Nationale Frequentie Plan 2014 (Kamerstuk 24 095, nr. 550), over de brief van 6 december 2021 over zeekabels (Kamerstuk 26 643, nr. 802), over de brief van 16 februari 2022 over Jaarplan Toezicht 2022 Agentschap Telecom (Kamerstuk 24 095, nr. 557), over de brief van 24 februari 2022 over een reactie op verzoek commissie over mobiel bereik in delen van Nederland (Kamerstukken 24 095 en 26 643, nr. 558) en over de brief van 24 februari 2022 over antwoorden op vragen commissie over de reactie op de motie van de leden Grinwis en Inge van Dijk over proportionele en bij het doel van de noodverlenging passende verlengingsprijzen en de motie van het lid Grinwis c.s. over een proportionele vergoeding voor de noodverlenging van de radiovergunningen (Kamerstuk 24 095, nr. 560).
De vragen en opmerkingen zijn op 18 maart 2022 aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 8 april 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de verdeling van de 3,5 Gigahertz-band (GHz-band), het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer (NSV-verkeer) en het daarbij behorende tijdpad. Gezien het enorme belang van de verdeling van de 3,5 GHz-band voor de continuïteit van de NSV-communicatie, de verdere uitrol van de vijfde generatie van het mobiele netwerk (5G), het daarmee ontwikkelen van de Nederlandse digitale economie en het behouden van de Europese digitale koppositie, hechten deze leden er waarde aan dat er voortvarend en zorgvuldig werk wordt gemaakt van de verdeling van de 3,5 GHz-band. Per 17 december 2021 is de Adviescommissie Verdeling 3.5 GHz-band ingesteld en uiterlijk 1 mei 2022 zal zij haar schriftelijke eindrapport uitbrengen. Wat is de laatste stand van zaken van de adviescommissie? Ziet het ernaar uit dat de gestelde deadline van 1 mei 2022 ook daadwerkelijk gehaald gaat worden? Is de adviescommissie conform het instellingsbesluit ook al om de tafel gegaan met betrokken partijen, zoals Inmarsat, mobiele netwerkoperators en de huidige vergunninghouders?
Antwoord
Ik onderschrijf het belang van een spoedige verdeling van de 3,5 GHz-band dat de leden van de VVD-fractie benoemen. De adviescommissie is voortvarend aan de slag gegaan. Conform het instellingsbesluit is de commissie onafhankelijk en stelt zij haar eigen werkwijze vast. Op welke momenten en hoe zij met betrokken partijen om tafel gaat, is aan de commissie. Van de commissie heb ik vernomen dat zij dit zorgvuldig heeft ingepland en ingevuld, en dat zij verwacht rond 1 mei 2022 het advies op te leveren.
De leden van de VVD-fractie achten het een mogelijkheid dat Inmarsat, al dan niet tijdelijk, na de veiling van de 3,5 GHz-band een deel van haar huidige frequentie in gebruik houdt. De leden begrijpen uiteraard het belang van stabiele noodcommunicatie. Klopt het dat het grondstation in Burum een van de twee stations is in Europa? In hoeverre zou het deels verleggen van taken van Burum naar het tweede grondstation een oplossing bieden in het zo snel mogelijk vrij maken van de gehele 3,5 GHz-band? In hoeverre is het voor het kunnen garanderen van de noodcommunicatie nodig dat Inmarsat de gehele band bezet houdt?
Antwoord
Ik dank de leden van de VVD-fractie voor de suggesties om tot een oplossing te komen. In verband met internationale functionaliteits- en betrouwbaarheidseisen zijn de grondstations van Inmarsat waar het NSV-verkeer wordt afgehandeld, dubbel (redundant) uitgevoerd. Inmarsat heeft in Europa twee grondstations, te weten Burum (Friesland) en Fucino (Italië). De adviescommissie onderzoekt welke mogelijkheden er zijn om de nood-, spoed- en veiligheidscommunicatie te waarborgen en tegelijkertijd te komen tot een zo spoedig mogelijke beschikbaarstelling van de 3,5 GHz-band voor mobiele communicatie. Ik kan, mede ook ten aanzien van de vraag of het voor het kunnen garanderen van de noodcommunicatie nodig is dat Inmarsat de gehele band bezet houdt, niet vooruitlopen op het advies van de adviescommissie.
De leden van de VVD-fractie menen dat het daarnaast van belang is dat, om het 5G-netwerk volledig uit te kunnen rollen en er als Nederland volledig van te kunnen profiteren, er goede (technische) afspraken worden gemaakt tussen de mobiele netwerkoperators en lokale vergunninghouders. Zijn er op dit vlak knelpunten voorzien die de uitrol van het 5G-netwerk nog meer zouden kunnen vertragen en hoe zouden deze dan eventueel nu al opgelost kunnen worden?
Antwoord
In beantwoording1 van eerder door uw Kamer gestelde vragen ben ik ingegaan op het gebruik van de lokale vergunninghouders in de 3,5 GHz-band in relatie tot de mobiele operators (Antwoorden op Kamervragen over het bericht «Europese Rekenkamer: uitrol 5G te traag en te versnipperd»). Hierin heb ik aangegeven dat als uitgangspunt geldt dat toekomstige houders van landelijke vergunningen in de 3,5 GHz-band «passende bescherming» dienen te bieden aan lokale vergunninghouders met een vergunning tot 1 september 2026. Doel hierbij is dat lokale vergunninghouders die bestaande rechten hebben voor het gebruik in de 3,5 GHz-band tot 1 september 2026 worden beschermd. In dat kader mogen de landelijke mobiele telecomnetwerken geen storing veroorzaken op de bestaande lokale netwerken. De restricties die hiervan het gevolg zijn, zijn van lokale aard, namelijk in de buurt van de reeds bestaande lokale netwerken. Bovendien zijn ze tijdelijk, namelijk tot 1 september 2026. Voor nieuw uit te geven lokale vergunningen zal het omgekeerde uitgangspunt gelden, waarbij nieuw uit te geven lokale vergunningen geen storing mogen veroorzaken op landelijke mobiele netwerken. Omdat zowel bestaande en toekomstige lokale vergunninghouders als ook potentiële landelijke vergunninghouders belang hebben bij afspraken die invulling geven aan deze uitgangspunten, ben ik hierover met partijen gezamenlijk in gesprek.
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast naar de snelheid van het aansluiten van alle huishoudens op glasvezel. Kan de Minister de laatste stand van zaken geven en hierbij ingaan op welke gebieden er achterlopen en welke gebieden nog geen gebruik kunnen maken van glasvezel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De uitrol van glasvezel laat de afgelopen jaren een sterke versnelling zien, van 180.000 nieuwe aansluitingen in 2019 naar 500.000 in 2020 en 885.000 in 2021. Het totaal aantal glasvezelaansluitingen is daarmee gestegen naar 4,57 miljoen van de ruim 8 miljoen huishoudens.2 Naar verwachting zal dit in 2022 verder stijgen met een miljoen nieuwe aansluitingen. Ik streef er naar de Tweede Kamer op korte termijn te informeren over het onderzoek naar de kosten en technologische alternatieven voor snel internet voor de moeilijk gelegen adressen in de buitengebieden die dreigen achter te blijven, zoals gevraagd door de motie van het lid Inge van Dijk c.s.3 Volgens een eerdere prognose betreft dit buitengebieden in Zuid-Limburg, Zeeland, de Zuid-Hollandse eilanden, het Hollandse duingebied en de Waddeneilanden.4
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben naar aanleiding daarvan nog een aantal vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van 15 juni 2021 over stappen veiligheid en integriteit telecom (Kamerstukken 30 821 en 26 643, nr. 143) en vragen de Minister wat de huidige stand van zaken omtrent implementatie van de ministeriële regeling is.
Daarnaast vragen deze leden wat de stand van zaken is omtrent de inrichting van een «structureel proces waarbinnen betrokken overheidsorganisaties en telecomaanbieders doorlopend nieuwe informatie over dreigingen en technologie delen en op risico’s beoordelen.»
Antwoord
De ministeriële regeling waar u aan refereert, is op 6 oktober 2021 gepubliceerd.5 De telecomaanbieders zijn op dit moment druk bezig met de voorbereiding van de implementatie van deze ministeriële regeling. De implementatiedatum van deze regeling staat op 1 oktober 2022.
Voor wat betreft de inrichting van een structureel proces zijn betrokken overheidsorganisaties en telecomaanbieders een aantal keer samengekomen. Er is gestart met het opstellen van afspraken over de wijze van samenwerken en het onderling uitwisselen van informatie. Daarnaast weten telecomaanbieders en overheid elkaar voor actuele en urgente zaken rond crisispreparatie en digitale weerbaarheid te vinden in bestaande samenwerkingsverbanden zoals het nationaal continuïteitsoverleg telecommunicatie (NCO-T), het «information sharing and analysis center telecom» van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) en in bilaterale contacten.
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van de fysieke infrastructuur van onze telecommunicatie, zoals onder andere de zeekabels waarover in de stukken wordt geschreven. In de brief van 2 juli 2021 over de veiligheid van zeekabels (Kamerstuk 26 643, nr. 770) wordt gesteld dat het kabinet de Europese internationale aandacht voor de veiligheid van zeekabels steunt. Deze leden vragen de Minister of zij dit standpunt onderschrijft en, zo ja, hoe zij hier uitvoering aan geeft.
Antwoord
Gezien het grensoverschrijdende karakter van zeekabels is Europese en internationale samenwerking essentieel. Ook dit kabinet steunt daarom de Europese en internationale aandacht voor de veiligheid van zeekabels. Zo houdt de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) de ontwikkelingen rond de veiligheid van zeekabels in de gaten. Ook op Europees niveau is er aandacht voor dit onderwerp, bijvoorbeeld in de maritieme veiligheidsstrategie van de Europese Unie en het voorstel voor de herziening van de netwerk- en informatiebeveiliging richtlijn. Verder onderhoudt het kabinet bilaterale contacten met bondgenoten over dit onderwerp.
De leden van de D66-fractie bereiken berichten dat de aanleg van infrastructuur voor mobiele netwerken steeds moeilijker en duurder wordt. Klopt het dat de kosten voor aanleg van mobiele infrastructuur stijgen? Welke factoren spelen daarin een rol? Welke rol speelt de overheid zelf in het bemoeilijken van de aanleg van de benodigde infrastructuur? Kan het aanleggen van mobiele infrastructuur goedkoper en sneller als gemeentelijke procedures gelijkgetrokken worden?
Antwoord
Ik herken het signaal van mobiele operators waarbij zij aangeven meer moeite te ervaren met het vinden van voldoende geschikte antenne-opstelpunten. Dit kan ertoe leiden dat processen rond het vinden van geschikte locaties langer duren, waardoor de kosten voor aanleg stijgen. Ik neem dit signaal serieus omdat het van belang is dat de mobiele dienstverlening in Nederland op een kwalitatief hoog niveau blijft. Daarom ben ik via het reguliere antennebeleidsoverleg met mobiele operators en gemeenten in gesprek om allereerst meer duiding te krijgen bij de ervaren uitdagingen. De lopende marktverkenning van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) naar de opstelpuntenmarkt kan mogelijk ook waardevolle inzichten bieden.6 Daarnaast zet ik in op goede kennisdeling met gemeenten – onder meer via www.overalsnelinternet.nl en www.antennebureau.nl – en het in gezamenlijkheid met gemeenten en mobiele operators opstellen van gemeentelijk voorbeeldbeleid rond antenneplaatsing.7 Doel hiervan is om onnodige drempels in het lokale antennebeleid te voorkomen en meer consistentie in lokaal antennebeleid te bevorderen. Beiden komen ten goede aan het reduceren van de kosten die gemoeid zijn met de uitrol van mobiele netwerken.
De leden van de D66-fractie zijn voorts geïnteresseerd in de stand van zaken omtrent de aansluiting van huishoudens op het glasvezelnetwerk. Hoeveel huishoudens zijn op dit moment nog niet aangesloten op glasvezel? Weet de Minister hoeveel van de nog niet aangesloten huishoudens dit wel zou willen? Welke knelpunten ziet de Minister bij het aansluiten van heel Nederland op glasvezel? Is de Minister bereid deze knelpunten te verhelpen? Zo ja, op welke manier gaat de Minister dit doen?
Antwoord
Het totaal aantal glasvezelaansluitingen is in 2021 gestegen naar 4,57 miljoen8 van de ruim 8 miljoen huishoudens. Er zijn geen cijfers beschikbaar hoeveel van de nog niet aangesloten huishoudens dit wel zouden willen. Uit consumentenonderzoek is gebleken dat de huishoudens die al kunnen beschikken over snel internet via de kabel minder interesse hebben om over te stappen naar een glasvezelverbinding.9 Wat betreft knelpunten kunnen in stedelijke gebieden met name overlappende uitrolplannen van verschillende marktpartijen een vertragende factor zijn. De ACM heeft gemeenten handvatten aangereikt om dit in goede banen te leiden zonder afbreuk te doen aan de mededinging.10 Ik blijf hierover in gesprek met gemeenten en marktpartijen en wil ook praktische voorbeelddocumenten en antwoorden op veelgestelde vragen beschikbaar stellen. In de buitengebieden kan juist sprake zijn van zeer moeilijk gelegen adressen die niet rendabel door de markt kunnen worden ontsloten. Ik streef er naar de Tweede Kamer op korte termijn te informeren over het onderzoek naar deze moeilijk gelegen adressen in de buitengebieden, zoals gevraagd door de motie van het lid Inge van Dijk c.s.11
De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over het tempo van de huidige 5G-uitrol. Kan de Minister een update geven over de huidige uitrol van 5G in Nederland? Deze leden ontvangen berichten en lezen in de stukken dat de 3,5 GHz-band voor het 5G-netwerk in Nederland nog niet beschikbaar is. Deze leden zien het advies over het huidige deelgebruik van Inmarsat met interesse tegemoet maar hebben ook zorgen. Hoe kijkt de Minister op dit moment naar de eerder geschetste tijdlijn voor de stappen die leiden naar de uitrol van 5G in Nederland? Hoe oordeelt de Minister bijvoorbeeld over de constatering van de Europese Rekenkamer dat er dringend een impuls nodig is om de plannen voor 5G-uitrol te realiseren en economische groei en versterking van het concurrentievermogen te stimuleren? Hoe denkt de Minister deze impuls te kunnen verwezenlijken? In hoeverre werkt de Minister hierbij samen met haar Europese partners? Op welke termijn denkt de Minister dat 5G in alle stedelijke gebieden en op alle belangrijke transportroutes beschikbaar is? Hoe ziet dit er in andere Europese landen uit?
Antwoord
De uitrol van 5G-netwerken in Nederland gaat voorspoedig. Ook buiten de stedelijke gebieden. Dit blijkt onder meer uit de dekkingskaarten van de drie mobiele netwerkaanbieders en de Digital European Society Index (DESI). Uit laatstgenoemde index blijkt dat reeds meer dan 80% van de Nederlandse bevolking op een plek woont waar 5G reeds beschikbaar is. Daarmee staat Nederland op een gedeelde eerste plaats qua beschikbaarheid van 5G in de EU.12 De uitrol van 5G is namelijk niet enkel afhankelijk van de 3,5 GHz-band. De uitrol van 5G in Nederland gebeurt op dit moment met gebruikmaking van de 700 en 1800 MHz-banden. Op termijn zullen waarschijnlijk alle frequenties die in Nederland beschikbaar zijn of komen voor mobiele communicatie (700, 800, 900, 1800, 2100 MHz, 2,6, 3,5 en 26 GHz) gebruikt worden voor 5G.
Dit laat onverlet dat de 3,5 GHz-band belangrijk is voor het realiseren van het volledige potentieel van alle technologische innovaties die 5G mogelijk maakt. Daarom is het van belang dat die band spoedig maar ook op zorgvuldige wijze ter beschikking kan worden gesteld.
Voor de beoordeling van de constateringen van de Europese Rekenkamer verwijs ik u naar de beantwoording van de Kamervragen daarover van de leden Inge van Dijk en Rajkowski.13 Over de doelstelling om in alle stedelijke gebieden en op belangrijke transportroutes 5G beschikbaar te hebben is daarin opgemerkt dat het de verwachting is dat de uitrol van 5G de komende jaren zal doorzetten. Daarbij zal grotendeels gebruik worden gemaakt van de bestaande netwerkopstelpunten waarmee de drie mobiele netwerken gezamenlijk nu al vrijwel heel Nederland van dekking voorzien. Zo ook de belangrijke transportroutes. Daarmee is er momenteel geen reden om te denken dat de doelstelling niet zal worden gehaald.
De stand van zaken in andere lidstaten wordt door het zogenaamde 5G Observatory in opdracht van de Europese Commissie gemonitord. Die brengen daarover elk kwartaal een openbaar rapport uit dat u kunt terugvinden op hun website https://www.5gobservatory.eu. Daaruit blijkt dat er voor het realiseren van de doelstellingen voornamelijk uitdagingen worden verwacht voor (geografisch) grote lidstaten.
De leden van de D66-fractie zijn content met de Nederlandse beslissing om de apparatuur van Huawei uit de kern van de 5G-netwerken te weren, maar zijn tegelijkertijd bezorgd over andere kwetsbaarheden rondom Chinese spionage binnen de Nederlandse telecomsector. Kan de Minister de mogelijke kwetsbaarheden in de Nederlandse telecomsector omtrent buitenlandse inmenging en spionage in kaart brengen? Welke maatregelen worden er genomen om deze kwetsbaarheden te mitigeren? Kan de Minister verder aangeven of er buiten de kern van de 5G-netwerken mogelijke kwetsbaarheden plaatsvinden en wat de rol buitenlandse inmenging en spionage hierbij is? Hoe worden deze kwetsbaarheden getoetst? Welke concrete maatregelen worden er genomen om deze kwetsbaarheden te mitigeren? Hoe doen andere Europese landen dit?
Antwoord
De Telecommunicatiewet kent een algemene zorg- en meldplicht om de veiligheid en integriteit van telecomnetwerken en -diensten te borgen. Op basis van een analyse van de actuele dreiging vanuit statelijke actoren zijn de nodige maatregelen aangescherpt om de veiligheid en integriteit van mobiele netwerken tegen die dreiging te beschermen.14 Dit betreft het Besluit veiligheid en integriteit telecommunicatie en de daarop gebaseerde ministeriële regeling met aangescherpte technische en organisatorische beveiligingseisen en individuele beschikkingen aan mobiele netwerkoperators over het gebruik van apparatuur in kritieke onderdelen van hun netwerk. Het Agentschap Telecom houdt toezicht op de naleving van voornoemde maatregelen.
Aanvullend is door het vorige kabinet besloten tot de inrichting van een structureel proces waarbinnen betrokken overheidsorganisaties en telecomaanbieders doorlopend nieuwe informatie over dreigingen en technologie delen en op risico’s beoordelen. Waar nodig kunnen op basis van deze risico-gestuurde aanpak aanvullende veiligheidsmaatregelen genomen worden.
Om risico’s van ongewenste (al dan niet buitenlandse) inmenging via het verkrijgen van zeggenschap in een telecommunicatiepartij te voorkomen, is daarnaast de Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie (Wozt) (Kamerstuk 35 153) opgesteld. Deze wet is in werking sinds 1 oktober 2020. Investeringen waarmee relevante invloed in de telecomsector wordt verkregen, moeten gemeld worden bij de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Het Bureau Toetsing Investeringen toetst of de zeggenschap een bedreiging voor het publiek belang vormt. Waar nodig worden overnames verboden.
De veiligheid en integriteit van de telecomnetwerken staat ook in Europa hoog op de agenda. Wegens het grensoverschrijdende karakter van cybersecurity is Europese samenwerking noodzakelijk. Tegelijkertijd is nationale veiligheid een nationale bevoegdheid. Daarom is voor de bescherming van de veiligheid en integriteit van mobiele telecomnetwerken gekozen voor een tussenvorm van een EU-aanbeveling en nauwe samenwerking tussen de lidstaten voor de identificatie van risico’s en risicobeperkende maatregelen. De EU 5G security toolbox is een flexibel, op risico’s gebaseerd, instrument om 5G-cyberveiligheidsuitdagingen tijdig en efficiënt aan te pakken. Hierbij wordt rekening gehouden met de uiteenlopende nationale situaties van lidstaten, zoals de marktstructuur, cyberbeveiligingscapaciteiten en het dreigingsbeeld. De implementatie van de toolbox verschilt daarom per lidstaat. Ieder land maakt hierin een zelfstandige afweging. Over de maatregelen die verschillende landen nemen, hebben de Europese Commissie15 en de Europese Rekenkamer16 eerder gepubliceerd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie ontvangen verschillende signalen over de relatie tussen het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en betrokken partijen bij onder andere de dossiers radio en 5G, waaronder de verdeling van 3,5 GHz-frequentieband. Deze partijen geven aan dat de relatie beter kan. Herkent de Minister dit? Zo ja, wat doet zij om de relatie te verbeteren?
Antwoord
Voor zover de vraag van de CDA-fractie betrekking heeft op de relatie met de landelijke radiopartijen, heb ik u in mijn brief van 24 februari jl.17 laten weten dat ik mij niet herken in het geschetste beeld. Er zijn inhoudelijke meningsverschillen met een aantal van deze partijen over de verlengingsprijzen, maar over het algemeen is er sprake van een goede relatie. Dat is ook nodig want wij zullen elkaar nodig hebben voor een antwoord op toekomstige vraagstukken zoals over het advies van het onafhankelijke Adviescollege verdeling frequentieruimte commerciële radio (de Commissie-Don).
Ten aanzien van 5G herken ik dit beeld evenmin. Ook hier hecht ik aan een goede voortzetting van de relatie met het bedrijfsleven. Onder meer betreft dat nu de ontwikkelingen met betrekking tot de verdeling van de 3,5 GHz-band, en het in dit kader te verwachten advies van de adviescommissie verdeling 3,5 GHz-band en waarborging nood-, spoed- en veiligheidscommunicatie. Met betrokken partijen heb ik dan ook geregeld overleg, uiteraard zonder hierbij de commissie voor de voeten te lopen.
De leden van de CDA-fractie vinden landelijke ondersteuning van gemeenten bij de aanleg van snelle mobiele netwerken belangrijk. In haar brief over landelijke ondersteuning gemeenten bij de aanleg van snelle mobiele netwerken schrijft de Minister dat wordt gewerkt aan een leidraad voor gemeenten (Kamerstukken 24 095 en 26 643, nr. 546). Kan zij hiervan een stand van zaken geven? De leden hechten eraan dat gemeenten goed met deze leidraad uit de voeten kunnen. Hoe gaat de Minister hierop toezien en bevorderen dat zoveel mogelijk gemeenten de leidraad goed gaan toepassen?
Antwoord
De ontwikkeling van de leidraad medegebruik (voor plaatsing van small cells op gemeentelijke infrastructuur) bevindt zich in de afrondende fase en zal naar verwachting in de loop van april klaar zijn. De leidraad is opgezet als een stappenplan en neemt gemeenten aan de hand hoe ze zich kunnen voorbereiden op de nieuwe medegebruik-verplichting. Hoewel deze verplichting sinds 2 maart 2022 met de implementatie van de nieuwe Telecomcode in Nederland van kracht is, is het niet de verwachting dat er in de komende jaren op grote schaal een beroep op zal worden gedaan. Verwacht wordt namelijk dat tot en met 2026 operators nog maar op beperkte schaal gebruik zullen maken van small cells en dan vooral op drukke plekken in de grote steden.18 Om ruchtbaarheid te geven aan de leidraad zal ik een brief sturen aan alle Nederlandse gemeenten en met de VNG afstemmen over het informeren van haar leden via de haar gebruikelijke kanalen. Ook wordt de leidraad gepubliceerd worden op overalsnelinternet.nl en op de website van het Antennebureau. Daarnaast zal het Antennebureau de leidraad opnemen in haar reguliere voorlichtingsactiviteiten voor gemeenten en zal er een online voorlichtingsbijeenkomst worden georganiseerd rondom het onderwerp. Ten slotte zal ik via het periodieke antennebeleidsoverleg van mijn ministerie met gemeenten en mobiele operators de vinger aan de pols houden als het gaat om de praktijkervaringen bij de plaatsing van small cells op gemeentelijke infrastructuur en waar nodig en/of relevant, de leidraad herzien.
De leden van de CDA-fractie betreuren de ontwikkelingen naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter in de rechtszaak tussen Inmarsat en het Ministerie van EZK over de wijziging van het Nationaal Frequentieplan. Op welke termijn verwacht de Minister dit dossier te hebben vlot getrokken en tot een goed einde te hebben gebracht? Daarnaast zijn de leden benieuwd of het klopt dat in de ontwerpvergunning voor de 3,5 GHz-frequenties een verplichting is opgenomen ter bescherming van lokale vergunninghouders. Indien ja, wat zijn hiervan de gevolgen voor de inzet van 5G voor mobiele operators? Kan de Minister voor de leden een tijdlijn schetsen van de uitgifte en ingebruikname van het 5G-netwerk vanuit de 3,5 GHz-frequentieband?
Antwoord
Het is correct dat er in de ontwerpvergunning voor de 3,5 GHz-frequenties een dergelijke verplichting is opgenomen. Als uitgangspunt geldt namelijk dat toekomstige houders van landelijke vergunningen in de 3,5 GHz-band «passende bescherming» dienen te bieden aan lokale vergunninghouders met een vergunning tot 1 september 2026 met als doel dat lokale vergunninghouders die bestaande rechten hebben aangaande gebruik in de 3,5 GHz-band tot 1 september 2026 worden beschermd. In dat kader mogen de landelijke mobiele telecomnetwerken geen storing veroorzaken op de bestaande lokale netwerken. De restricties die hiervan het gevolg zijn, zijn van lokale aard, namelijk in de buurt van de reeds bestaande lokale netwerken. Bovendien zijn ze tijdelijk, namelijk tot 1 september 2026. Voor nieuw uit te geven lokale vergunningen zal het omgekeerde uitgangspunt gelden, waarbij nieuw uit te geven lokale vergunningen geen storing mogen veroorzaken op landelijke mobiele netwerken. Omdat zowel bestaande en toekomstige lokale vergunninghouders als ook potentiële landelijke vergunninghouders belang hebben bij afspraken die invulling geven aan deze uitgangspunten, ben ik hierover met de partijen gezamenlijk in gesprek.
In de brief van 1 november 2021 is aangegeven dat er naar wordt gestreefd uiterlijk 1 oktober 2022 een nieuw besluit te kunnen nemen over het wijzigen van het Nationaal Frequentie Plan 2014 (NFP) indien het eindrapport van de commissie op 1 mei 2022 is ontvangen.19 De exacte datum van de veiling hangt af van het advies van de adviescommissie en de (eventuele) consequenties daarvan voor het huidige veilingmodel. Ook de ingebruikname van de 3,5 GHz-band is hiervan afhankelijk.
De leden van de CDA-fractie constateren dat in het Jaarplan Toezicht 2022 Agentschap Telecom (Bijlage bij Kamerstuk 24 095, nr. 557) staat dat Nederland steeds digitaler wordt en Nederland meer en meer afhankelijk is van de digitale omgeving. De dreiging van hackers neemt toe naarmate er meer apparaten «online» zijn, zo begrijpen de leden. Is de Minister het met hen eens dat veiligheid niet alleen gewaarborgd wordt door certificering, maar ook door verstandig gebruik van de online omgeving? Welke stappen onderneemt zij inzake het «digitaal opvoeden» van online gebruikers? Welke maatregelen neemt het kabinet tegen digitale bedreigingen vanuit het buitenland?
Antwoord
Ik ben het met de leden van de CDA-fractie eens dat naast preventieve maatregelen zoals certificering van ICT-producten, diensten en processen blijvende inzet nodig is op veilig online gedrag van eindgebruikers (consumenten en bedrijven).
Het Digital Trust Center (DTC) biedt bedrijven informatie en advies over beschermingsmaatregelen en informeert hen over digitale dreigingen en kwetsbaarheden. Voor consumenten heeft dit jaar de vierde ronde plaats gevonden van de publiekscampagne «Doe je updates». Structurele informatie en advies is ook te vinden op de publiek-private website veiliginternetten.nl met jaarlijkse circa 1 miljoen unieke bezoekers. Daarnaast vinden er in de maand oktober (de jaarlijkse Europese cybersecurity-maand) onder de vlag van Alert Online verschillende bewustwordingsinitiatieven plaats van publieke en private partners.
Op basis van een analyse van de actuele dreiging vanuit het buitenland door statelijke actoren zijn de nodige maatregelen aangescherpt om de veiligheid en integriteit van mobiele netwerken tegen die dreiging te beschermen:20 het Besluit veiligheid en integriteit telecommunicatie en de daarop gebaseerde ministeriële regeling met aangescherpte technische en organisatorische beveiligingseisen en individuele beschikkingen aan mobiele netwerkoperators over het gebruik van apparatuur in kritieke onderdelen van hun netwerk. Het Agentschap houdt toezicht op de naleving van voornoemde maatregelen.
Aanvullend is door het vorige kabinet besloten tot de inrichting van een structureel proces waarbinnen betrokken overheidsorganisaties en telecomaanbieders doorlopend nieuwe informatie over dreigingen en technologie delen en op risico’s beoordelen. Waar nodig kunnen op basis van deze risico-gestuurde aanpak aanvullende veiligheidsmaatregelen genomen worden.
De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor haar reactie op de brief van twee inwoners uit het Gelderse Hall over mobiel bereik (Kamerstukken 24 095 en 26 643, nr. 558). Zij signaleren problemen met (mobiel) telefoonbereik en het vaker en op meer plekken in Nederland niet kunnen bereiken van hulpdiensten. In dat kader zijn er onlangs nog schriftelijke vragen gesteld over het slechte telefoonbereik in het Zeeuwse Kattendijke. Is de Minister het met deze leden eens dat aangaande goed (mobiel) telefoonbereik in alle regio’s, maar ook de aanleg van glasvezel in moeilijke te «verglazen» gebieden, extra inspanningen door het kabinet nodig zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de motie van de leden Inge van Dijk en Rajkowski over het ontsluiten van de «witte gebieden» (Kamerstuk 24 095, nr. 535)?
Antwoord
Ik streef er naar de Tweede Kamer op korte termijn te informeren over de uitvoering van zowel de motie van het lid Inge van Dijk c.s.21 als de motie van de leden Inge van Dijk en Rajkowski. Daarin zal ik beschrijven welke stappen ik neem ter uitvoering van deze moties en welke inspanningen ik verricht om de beschikbaarheid van snelle mobiele en vaste connectiviteit in Nederland te vergroten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in dit schriftelijk overleg een hoop stukken voorliggen. Wat hen betreft had de voorkeur dan ook gelegen bij een bespreking van de stukken in een commissiedebat. In dit schriftelijk overleg staan deze leden stil bij een vijftal onderwerpen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben ten eerste enkele vragen over de verdeling van de 3,5 GHz-band en de situatie rondom Inmarsat. Deze leden constateren dat de 3,5GHz-band volgens de oorspronkelijke planning in april 2022 geveild zou worden. Vanwege de uitspraak van de voorzieningenrechter vervalt dit en is het ministerie nu afhankelijk van het moment waarop de adviescommissie haar advies presenteert. Uit eerdere beantwoording aangaande dit thema blijkt dat er een noodzaak kan bestaan om wijzigingen in het veilingmodel aan te brengen naar aanleiding van het eindrapport van de adviescommissie. De leden vragen de Minister of er dan ook een mogelijkheid bestaat dat het besluit over het wijzigen van het Nationaal Frequentieplan van 1 oktober 2022 naar achteren verschuift, met als gevolg een verplaatsing van de bandveiling.
Antwoord
In de brief van 1 november 2021 is aangegeven dat er naar wordt gestreefd uiterlijk 1 oktober 2022 een nieuw besluit te kunnen nemen over het wijzigen van het NFP, indien het eindrapport van de adviescommissie op 1 mei 2022 is ontvangen.22 De exacte datum van de veiling hangt af van het advies van de adviescommissie en de (eventuele) consequenties daarvan voor het huidige veilingmodel. Dit staat echter los van het moment van de wijziging van het NFP, welke niet per definitie naar achteren hoeft te schuiven als het veilingmodel moet worden aangepast. Ik kan daar echter niet op vooruit lopen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben in een eerder schriftelijk overleg gevraagd naar de impact van de vertraging op al gedane investeringen in bijvoorbeeld apparatuur. Tevens schrijft de voormalig Staatssecretaris in de beantwoording dat de vertraging ook invloed heeft op toepassingen in sectoren als smart industry, smart city, eHealth en precisielandbouw. Kan de Minister concrete voorbeelden noemen van projecten die door de vertraging in zwaar weer komen, financieel of anderszins?
Antwoord
Er zijn mij geen concrete voorbeelden bekend van projecten in de genoemde sectoren die in zwaar weer komen door de vertraging in het uitgeven van de 3,5 GHz-band. Mijn ambtsvoorganger heeft deze sectoren als voorbeelden genoemd van sectoren waarvoor het uitstel mogelijk consequenties kan hebben omdat 5G-technologie mede bedoeld is om te kunnen voldoen aan de vraag naar maatwerk vanuit deze sectoren en het bedrijfsleven in den brede. Hoewel de 3,5 GHz-band op dit moment niet strikt noodzakelijk is om de vraag naar connectiviteit vanuit deze sectoren te bedienen is het wel een belangrijke frequentieband. Dat komt mede doordat de 3,5 GHz-band optimale natuurkundige eigenschappen en een geschikte bandindeling heeft om de technologische innovaties van 5G tot zijn recht te laten komen. Zo lang de 3,5 GHz-band niet voor landelijke mobiele communicatie beschikbaar is in Nederland, kan dit leiden tot uitstel van investeringen. Dat kan zijn weerslag hebben op de innovatiemogelijkheden in (bijvoorbeeld) de genoemde sectoren.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben daarnaast vragen aan de Minister over de veiligheid en integriteit van de telecommunicatie en belangrijke infrastructuur zoals de zeekabels. De voormalig Staatssecretaris schrijft in de brief van 15 juni 2021 over stappen veiligheid en integriteit telecom (Kamerstukken 30 821 en 26 643, nr. 143) dat het kabinet een structureel proces gaat inrichten waarbinnen betrokken overheidsorganisaties en telecomaanbieders doorlopend nieuwe informatie over dreigingen en technologie delen en op risico’s beoordelen. Deze leden vinden dat erg belangrijk en nemen daar dan ook met instemming kennis van. De voormalig Staatssecretaris schrijft ook dat er op basis van dit proces eventueel aanvullende veiligheidsmaatregelen genomen kunnen worden, bovenop de in de brief genoemde maatregelen. Deze leden vragen de Minister of er naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne eventueel aanleiding is voor het nemen van aanvullende veiligheidsmaatregelen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen dit ook in relatie tot fysieke en digitale (aanvullende) veiligheidsmaatregelen voor zeekabels die in Nederland aanlanden.
Antwoord
De oorlog in Oekraïne kan directe gevolgen hebben in Nederland. Op dit moment zijn er echter geen aanwijzingen voor specifieke dreigingen ten aanzien van Nederland maar de ontwikkelingen in het conflict volgen elkaar snel op. Dat maakt dat het dreigingsbeeld acuut kan veranderen. Alle departementen die verantwoordelijk zijn voor specifieke thema’s die raken aan de nationale veiligheid zijn voorbereid, en delen informatie. Het kabinet houdt de situatie in Oekraïne nauwlettend in de gaten met het oog op mogelijke consequenties voor de nationale veiligheid. Het kabinet heeft daarbij oog voor eventuele cascade-effecten op zowel vitale als niet-vitale infrastructuur. Ook het NCSC monitort de situatie doorlopend en informeert doelgroepen waar nodig.
Daarnaast houdt de NAVO de ontwikkelingen rond de veiligheid van zeekabels in de gaten. Zeekabels spelen thans ook een rol bij de civiele en militaire communicatie tussen NAVO-bondgenoten. De bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging is daarom ook in het onderwaterdomein van groot belang. Over specifieke extra veiligheidsmaatregelen kan ik op dit moment niet nader in gaan.
Wat betreft zeekabels schrijft de Minister dat er op dit moment nog geen kabels zijn aangemerkt als een openbaar elektronisch communicatienetwerk, maar dat dit in de praktijk wel kan gaan veranderen, waardoor techbedrijven, zoals Google en Facebook, wellicht ook in Nederland aanlanden. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn altijd kritisch op de rol van dergelijke grote techbedrijven. Zij vinden dan ook dat de Minister kritisch moet zijn op de aanlanding van zeekabels in Nederland van dergelijke bedrijven. Daarom vragen deze leden of de Minister bereid is om de Kamer te informeren indien er mogelijk kabels gaan aanlanden die niet zijn aangemerkt als een openbaar elektronisch communicatieverkeer. Zeekabels en het gehele telecommunicatienetwerk zijn onderdeel van de vitale infrastructuur in Nederland. De leden vragen de Minister, mede in het licht van de oorlog in Oekraïne, hoe weerbaar dit netwerk eigenlijk is tegen (cyber)aanvallen.
Antwoord
Alle kabels die op dit moment in Nederland aanlanden zijn onderdeel van een openbaar elektronische communicatienetwerk. Deze kabels vallen op dit moment echter niet onder de vitale infrastructuur. De zeekabels zullen (later) dit jaar worden meegenomen in de hernieuwde vitaliteitsbeoordeling van de telecommunicatiesector.
Er landen op dit moment in Nederland nog geen kabels aan van een groot techbedrijf. Vooralsnog leggen de grote techbedrijven (trans-Atlantische) zeekabels aan om hun dienstverlening in Europa te leveren waardoor deze kabels niet onder een openbaar elektronisch communicatienetwerk vallen. Mocht een groot techbedrijf een kabel naar Nederland willen aanleggen, dan moeten hiervoor de benodigde vergunningen worden aangevraagd. Deze aanvragen lopen niet via het Ministerie van EZK. De publicatie van deze aanvragen is onder meer te vinden via openbare bronnen zoals het Noordzeeloket23 en de Submarine Cable Map.24 Ik verwijs in dit kader graag naar de recente rapportages van Stratix over de vergunningen voor zeekabelaanlandingen en achtergrondinformatie over de types zeekabels in Nederland.25
Met betrekking tot de weerbaarheid van telecommunicatienetwerken zijn diverse maatregelen van kracht. De Telecommunicatiewet kent een algemene zorg- en meldplicht om de veiligheid en integriteit van telecomnetwerken en -diensten te borgen. Op basis van een analyse van de dreiging vanuit statelijke actoren zijn onlangs de nodige maatregelen aangescherpt om de veiligheid en integriteit van mobiele netwerken tegen die dreiging te beschermen.26 Agentschap Telecom houdt toezicht op de naleving van voornoemde maatregelen.
Meer specifiek over de cyberdreiging die voortkomt uit het huidige conflict in Oekraïne en de Nederlandse paraatheid in het cyberdomein is onlangs door de Minister van Justitie en Veiligheid een brief aan de Kamer gestuurd.27 Daarin is aangegeven dat analyses over de cyberdreiging rondom het conflict in Oekraïne en adviezen over maatregelen continu worden geactualiseerd. Het NCSC onderhoudt hierover nauw contact met onder andere vitale telecomaanbieders. Op de website van het NCSC wordt ook steeds het meest actuele handelingsperspectief gepubliceerd.
Daarnaast houdt de NAVO de ontwikkelingen rond de veiligheid van zeekabels in de gaten. Zeekabels spelen thans ook een rol bij de civiele en militaire communicatie tussen NAVO-bondgenoten. De bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging is daarom ook in het onderwaterdomein van groot belang. Over specifieke extra veiligheidsmaatregelen kan ik op dit moment niet nader in gaan.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben tevens vragen over de landelijke ondersteuning van gemeenten bij de aanleg van snelle mobiele netwerken. De leden kunnen zich voorstellen dat de plaatsing van «small cells» in grotere dorpen en steden op een aantal manieren beter te realiseren is. Ten eerste is er vaker sprake van hoogbouw, waardoor de «small cells» mogelijk meer wegvallen in het straatbeeld en ten tweede is er überhaupt meer publieke infrastructuur beschikbaar om «small cells» te plaatsen. De leden kunnen zich voorstellen dat in kleinere dorpen de plaatsing van «small cells» kan leiden tot grotere aanpassingen aan de omgeving die meer impact hebben op het straatbeeld. Zij kunnen zich voorstellen dat dit tevens leidt tot hogere kosten voor kleinere gemeenten. Herkent de Minister dat beeld? Kan zij daarop reflecteren? Overheidsinstanties moeten instemmen met «redelijke verzoeken», maar de leden kunnen zich voorstellen dat een verzoek in een kleinere gemeente op een andere manier redelijk is dan in een grotere gemeente. Hoe ziet de Minister dat? Is er mogelijkheid tot differentiatie in wat redelijk is?
Antwoord
Allereerst is het goed om aan te geven dat het medegebruik van publieke infrastructuur zich beperkt tot objecten die technisch geschikt zijn voor het plaatsen van small cells. In alle gevallen is de partij die het medegebruik aanvraagt verantwoordelijk voor de plaatsing van small cells, alsmede de kosten daarvan. Dat betekent dat geen van de gemeenten, zowel grote als kleinere, te maken krijgen met hogere kosten. De kosten die gemeenten maken voor de administratieve afhandeling van een verzoek tot medegebruik kunnen worden verrekend via leges. Ook mogen gemeenten voor het gebruik van hun publieke infrastructuur een marktconform tarief in rekening brengen. Bovendien is de partij die het medegebruik aanvraagt verplicht om de small cell visueel in te passen in de ruimtelijke omgeving.28 Zo wordt de impact van small cells op het straatbeeld geminimaliseerd. Op basis van het voorgaande, herken ik dan ook niet het beeld dat het medegebruik van publieke infrastructuur voor de plaatsing van small cells in kleinere gemeenten zou kunnen leiden tot een grotere impact op het straatbeeld of tot hogere kosten. Ten slotte is het goed om aan te geven dat het de verwachting is dat tot en met 2026 er maar beperkt small cells geplaatst zullen worden door mobiele operators, en dan vooral op drukke plekken in de grote steden zoals stads- en winkelcentra, vliegvelden en treinstations.
Ten aanzien van de behandeling van verzoeken, zijn gemeenten gehouden om in te stemmen met redelijke verzoeken tot medegebruik van hun publieke infrastructuur voor de plaatsing van small cells. In de Telecommunicatiewet zijn de criteria voor deze vorm van medegebruik opgenomen. Deze criteria waarborgen dat gemeenten gelijksoortige uitgangspunten hanteren bij het behandelen van verzoeken tot medegebruik. Zo kunnen gemeenten billijke, redelijke, transparante en niet-discriminerende voorwaarden stellen aan het medegebruik en een verzoek uitsluitend weigeren op objectieve, transparante en evenredige gronden. Gemeenten hebben de vrijheid om zelf invulling te geven aan deze voorwaarden en weigeringsgronden. Er is geen aanwijzing dat kleine gemeenten verzoeken anders zullen behandelen dan grote gemeenten, mede gezien de eerder genoemde verplichting tot visuele inpasbaarheid. Om gemeenten te ondersteunen bij de invulling hiervan en om de uniformiteit tussen situaties in verschillende gemeenten te bevorderen, is ervoor gekozen om een leidraad voor het medegebruik van publieke infrastructuur te ontwikkelen. Deze leidraad bevat modellen voor leges, voorwaarden voor de inhoudelijke toetsing van een verzoek, processtappen en contracten waarin onder meer afspraken staan over de vergoeding en aansprakelijkheid. Deze uitgangspunten in de leidraad zijn opgesteld en toepasbaar voor alle gemeenten, zowel kleine als grote gemeenten. Daarnaast voorziet het Antennebureau, onderdeel van het Agentschap Telecom, in aanvullende ondersteuning voor alle gemeenten met uitleg en documentatie over antenneplaatsing, waaronder small cells.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat gemeenten en andere lokale overheden een belangrijke rol spelen bij een soepele en zorgvuldige aanleg van nieuwe telecominfrastructuur, zoals voor glasvezel. Bijna de helft van alle Nederlandse huishoudens is nu aangesloten op glasvezel. Diverse telecompartijen investeren fors en zoeken samenwerking op: Glaspoort (KPN en ABP), T-Mobile, Open Dutch Fiber en Delta Fiber Netwerk, dat zich voorheen richtte op Zeeland, maar nu ook door de rest van Nederland investeert in de uitrol van glasvezel. Op 6 mei 2021 heeft de voormalig Staatssecretaris de laatste update gestuurd over de ontwikkelingen op de glasvezelmarkt naar aanleiding van het rapport van de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Daarin werkt zij een aantal aanbevelingen van de ACM nader uit, waaronder de aanmoediging van co-investeringen (zoals Glaspoort), meer coördinatie door gemeenten en het ondersteunen van gemeenten om faciliterend lokaal beleid te maken, om dat beleid zo meer te harmoniseren en transparanter te maken. Sinds mei 2021 is er veel gebeurd en worden er steeds grotere stappen gezet in de uitrol van glasvezel. Dat is positief, maar het brengt ook vragen met zich mee. Zo worden er door telecompartijen beloftes gemaakt over de uitrol in buitengebieden, maar niet nagekomen en worden bewoners overspoeld met reclames van allerlei verschillende partijen om aan te geven of ze geïnteresseerd zijn in glasvezel. Een recent voorbeeld hiervan is de discussie rond de aanleg van glasvezel in gemeente Het Hogeland. Deze leden krijgen de indruk dat gemeenten nog niet overal even sterk de regierol op zich nemen. De Minister schreef eerder dat ze met de ACM de ontwikkelingen nauwlettend blijft monitoren en in gesprek blijft met gemeenten en marktpartijen. Deze leden vragen de Minister of zij binnenkort van plan is om met een nieuwe brief te komen over de ontwikkelingen in de glasvezelmarkt. Welke signalen krijgt zij van gemeenten en marktpartijen over de recente ontwikkelingen? Welke signalen krijgt ACM ConsuWijzer van consumenten over de (problemen rondom) glasvezeluitrol? Welke handvatten hebben gemeenten het afgelopen jaar concreet gekregen om meer regie te voeren op de verglazing van hun dorp of stad? Vinden gemeenten dat voldoende?
Antwoord
De ACM monitort de glasvezelmarkt nauwlettend, maar ziet vooralsnog geen reden voor een (nieuwe) update van de markstudie over de glasvezelmarkt. De ACM krijgt vragen van gemeenten en partijen ten aanzien van mededingingsrechtelijke aspecten bij de coördinatie van de uitrol van glasvezel en publiceert ieder kwartaal de Telecommonitor waar glasvezeluitrol onderdeel van is.29 Bij de ACM komen soms signalen binnen van consumenten. De ACM onderneemt bij concrete signalen ook actie. Bijvoorbeeld bij signalen van consumenten dat in vraagbundelingsgebieden soms niet duidelijk is welke partij wanneer daadwerkelijk een glasvezelnetwerk wil gaan uitrollen. Nadat de ACM een brief aan aanbieders van glasvezeldiensten heeft verstuurd dat partijen hier transparant over moeten zijn, is het aantal signalen hierover afgenomen. Bij de marktstudie van vorig jaar heeft de ACM gemeenten handvatten aangereikt om de uitrol in goede banen te leiden zonder afbreuk te doen aan de mededinging. Vorig jaar heeft mijn ministerie hierover een sessie georganiseerd met gemeenten, marktpartijen en de ACM. In navolging van die sessie bereidt mijn ministerie praktische voorbeelddocumenten voor en stelt antwoorden beschikbaar op veelgestelde vragen. Ook leren gemeenten van elkaar, bijvoorbeeld van de stappen die gemeente Den Haag heeft gezet met het vastleggen van graafrust het maken van afspraken over geografische uitrolcoördinatie. Die kennisuitwisseling tussen gemeenten wil ik graag stimuleren, zodat de uitrol van glasvezel zo goed mogelijk verloopt gegeven de Europeesrechtelijke kaders die hiervoor gelden.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben in het licht van de verglazing van heel Nederland ook enkele vragen over de beschikbaarheid van internet in heel Nederland. Voor deze leden is het belangrijk dat in heel Nederland mensen mee kunnen komen: grote stad of kleine kern, dichtbevolkt gebied of platteland en randstad of buitengebied. Zij vinden het goed dat de Minister streeft naar een snelle uitrol van 5G. Maar deze leden constateren ook dat er nog veel plekken in Nederland zijn waar 4G of zelfs 3G niet beschikbaar is. Goed en snel internet is belangrijk voor bedrijven, thuiswerkers en huishoudens. De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister als doelstelling heeft dat men voldoende snelheid heeft voor het gebruik van DigiD en het uploaden van bijvoorbeeld zorgdocumenten. Deze leden betwijfelen of dit voldoende is en of de Minister zich realiseert dat het hier niet gaat om enkele huizen, maar ook om hele kernen en dorpen die nauwelijks een goede 3G-verbinding heeft.30 Deze leden vragen de Minister welke concrete stappen zij wil gaan zetten om niet enkel de uitrol van 5G mogelijk te maken, maar de gehele connectiviteit van Nederland omhoog te tillen, in alle gebieden. Welke rol ziet de Minister voor zichzelf weggelegd in het beter bereikbaar maken van alle plaatsen in het land?
Antwoord
Met de leden van de ChristenUnie ben ik van mening dat hoogwaardige en betrouwbare connectiviteit essentieel is voor de economie en samenleving. Mijn doel is dat iedereen in Nederland zowel een snelle vaste internetverbinding als goede mobiele dekking heeft. De mobiele netwerkdekking in Nederland behoort tot de (wereld)top. Mobiele netwerkdekking kan echter niet 100% worden gemaakt. De natuurkundige aard van radiogolven maakt dit onmogelijk. De mate van dekking wordt namelijk ook beïnvloed door seizoensinvloeden (wel of geen bladeren aan de bomen), atmosferische omstandigheden, topografie, steeds betere isolatie van huizen, de kwaliteit van de antenne in iemands toestel en de hoeveelheid opstelpunten in de omgeving. Om de dekking toch naar een nóg hoger niveau te krijgen is in juli 2020 een dekkingseis opgelegd via de 700 MHz-vergunningen die toen zijn geveild. Die verplicht de vergunninghouders tot het realiseren van 98% geografische buitenhuisdekking in elke Nederlandse gemeente (enkele uitzonderingen daargelaten).31
Voor een vaste telecomverbinding is het concrete doel dat iedereen kan beschikken over tenminste 100 Megabit per seconde (Mbps) en een grote meerderheid over Gigabit-snelheid. De rijksoverheid schept daarbij de condities voor een goede concurrerende telecommarkt die investeert in de beschikbaarheid van snel internet. Nederland staat op de tweede plaats in de Europese DESI-index 2021 als het gaat om digitale connectiviteit. Daarbij is het des te meer van belang om extra aandacht te geven aan plekken die dreigen achter te blijven. Ik streef er naar de Tweede Kamer op korte termijn te informeren over het onderzoek naar de moeilijk gelegen adressen in de buitengebieden zonder snelle vaste internetverbinding, zoals gevraagd in de motie van het lid Inge van Dijk c.s.32 In die brief zal ik de Tweede Kamer ook informeren over de uitvoering van motie van de leden Inge van Dijk en Rajkowski33 die verzoekt, met het oog op het kunnen bellen van 112, om met voorstellen te komen om de plekken in Nederland met onvoldoende mobiele bereikbaarheid beter te ontsluiten.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben tot slot enkele vragen over het toekomstbeleid van de radiosector. Specifiek gaan zij in op de weging van het rapport van de commissie-Don en het rapport van onderzoeksbureau KWINK. Op 29 oktober 2020 is de motie van het lid Van den Berg c.s. over een verlenging van de bestaande FM-licenties voor commerciële radiostations heeft ingediend over deze twee rapporten (Kamerstuk 24 095, nr. 519). De leden van de ChristenUnie-fractie horen uit de sector dat er geen overleg is geweest over de in de motie genoemde punten. Toch doet de Minister deze motie als afgedaan af. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn het niet eens met de Minister. Zij vragen de Minister of zij zelf inmiddels gesproken heeft met de sector over het rapport van het adviescollege. Deze leden constateren tevens en wederom dat de relatie tussen het ministerie en de commerciële radiosector moeizaam is. Tegelijkertijd zit de gehele radiosector in een digitaliseringstransitie waarbij een goede relatie met het ministerie belangrijk is voor goed en vruchtbaar overleg. Zou de Minister eventueel bereid zijn om alsnog overleg te voeren met de sector over de genoemde verzoeken in de motie, maar dit overleg onder leiding van een onafhankelijke bemiddelaar te laten plaatsvinden, die de instemming heeft van zowel het ministerie als de sector? In dit overleg spreken we over het toekomstbeleid van de radiosector. Het centrale vraagstuk daarin is wat er gaat gebeuren met de FM-frequenties na 2025. De leden vragen de Minister of zij een tijdslijn kan schetsen van wat er hiermee in de komende jaren gaat gebeuren en hoe en wanneer zij tot een gedegen besluit wil komen. Welke stappen is de Minister van plan om de komende jaren te gaan zetten?
Antwoord
De motie van het lid Van den Berg c.s.34 verzoekt de regering, om in overleg met de sector te komen tot een verlenging van de bestaande FM-licenties voor commerciële radiostations voor de duur van drie jaar (tot 1 september 2025). De motie heeft derhalve betrekking op de verlenging van de vergunningen en niet op de bedragen die de landelijke partijen voor deze vergunningen verschuldigd zijn.
De toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat heeft ter uitvoering van de motie-Van den Berg c.s. op 26 augustus 2021 zogenoemde verlengbaarheidsbesluiten genomen en gepubliceerd in de Staatscourant.35
Om uitvoering te geven aan deze besluiten zijn daarnaast een aantal juridische documenten gepubliceerd. Ten behoeve van de verlenging van de vergunningen van de landelijke commerciële radiopartijen zijn op 22 december 2021 de Regeling verlenging en digitalisering landelijke commerciële radioomroep 2021 en de (bijbehorende) ministeriële regeling waarin de verlengingsprijzen definitief worden vastgesteld, gepubliceerd.36 Dit laatste conform de vereisten zoals vastgelegd in het Frequentiebesluit (Fb).37 Daarin is bepaald dat de aanvraagperiode voor een verlenging pas van start kan gaan, nadat de verlengingsprijzen zijn gepubliceerd zodat partijen een goede afweging kunnen maken of zij al dan niet een aanvraag willen indienen.
De aanvraagperiode voor de landelijke partijen is van start gegaan op 18 januari 2022 en liep tot 15 februari 2022. Ondertussen kan ik u melden dat alle huidige landelijke radiopartijen een aanvraag tot verlenging van hun vergunning(en) hebben ingediend. Deze aanvragen zullen de komende maanden worden beoordeeld door Agentschap Telecom met als resultaat dat de vergunningen voor 1 september 2022 daadwerkelijk kunnen worden verlengd. Hiermee kan de driejarige verlenging tijdig worden uitgevoerd conform de strekking van de motie-Van den Berg. De vergunningen voor de niet-landelijke commerciële partijen zijn conform deze motie al eerder verlengd, namelijk afgelopen december.
Voor zover de vraag van de ChristenUnie-fractie ziet op het overleg met de landelijke radiosector over de hoogte ven de verlengingsprijzen verwijs ik naar mijn eerder genoemde brief van 24 februari 2022.38 Ik heb daarin aangegeven dat er geen redenen zijn om af te wijken van het eerdere kabinetsbesluit, en om nogmaals met de landelijke commerciële partijen in gesprek te gaan over de hoogte van de verlengingsprijzen. De vraag of ik bereid ben om een onafhankelijke bemiddelaar aan te stellen die de instemming heeft van zowel het ministerie als van de sector moet ik dan ook ontkennend beantwoorden.
Zoals ik eerder al heb aangegeven ben ik uiteraard wel bereid om de komende kabinetsperiode met de radiosector gesprekken te voeren over de uitdagingen waar de sector voor staat (zoals verdere digitalisering) en om te komen tot een duurzaam, gevarieerd en concurrerend medialandschap.
Het advies van het onafhankelijk Adviescollege Verdeling frequentieruimte commerciële radio vormt daartoe een eerste stap. Dit advies (van 5 oktober 2020), is op 26 januari 2021 door uw Kamer controversieel verklaard, waardoor er helaas nog geen nadere uitvoering aan dit advies is gegeven. Ik ben voornemens dit wel snel te doen en ook gesprekken met de sector hierover op te starten. Temeer daar het advies niet alleen ziet op de vraag welk uitgifte-instrument van toepassing moet zijn op de commerciële radiovergunningen voor de periode na 1 september 2025, maar ook ziet op het al dan niet handhaven van inhoudelijke programmavereisten. Ik ben voornemens uw Kamer hierover nader te informeren na het zomerreces.
Op dit moment loopt er een beroepsprocedure tegen het landelijke verlengbaarheidsbesluit. Over de uitspraak en de mogelijke gevolgen daarvan zal ik uw Kamer eveneens informeren na het zomerreces.
De leden van de ChristenUnie-fractie willen de Minister alvast hartelijk danken voor de beantwoording.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de agendapunten van het schriftelijk overleg en plaatst een kritische noot betreffende de veiligheid van netwerken en infrastructuur. Het lid van de BBB-fractie vraagt de Minister of er, gezien de actuele geopolitieke spanningen, extra beschermingsmaatregelen genomen moeten worden teneinde buitenlandse inmenging of aantasting van onze telecommunicatie te voorkomen. Daarnaast vraagt het lid van de BBB-fractie de Minister of er noodscenario’s en draaiboeken klaarliggen om cruciale en vitale communicatielijnen in crisis te garanderen.
Antwoord
De Telecommunicatiewet kent een algemene zorg- en meldplicht om de veiligheid en integriteit van telecomnetwerken en -diensten te borgen. Op basis van een analyse van de dreiging vanuit statelijke actoren zijn onlangs de nodige maatregelen aangescherpt om de veiligheid en integriteit van mobiele netwerken tegen die dreiging te beschermen.39 Agentschap Telecom houdt toezicht op de naleving van voornoemde maatregelen.
Bij gemelde overnames van telecompartijen onder de Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie wordt getoetst op bedreigingen voortvloeiend uit banden tussen de investeerder en statelijke actoren waar een dreiging tegen de nationale veiligheid van uit gaat.
Voor een crisis in het digitale domein is het Nationaal Crisisplan Digitaal opgesteld dat overheden en bedrijven helpt om de vertaalslag te maken van actuele scenario’s naar operationeel uitgewerkte plannen en draaiboeken. In crisissituaties kan indien nodig ook gebruik worden gemaakt van de Nood Communicatie Voorziening (NCV). Het NCV is een telecommunicatienetwerk dat specifiek bedoeld is voor gebruik door overheid, hulpdiensten en vitale organisaties als het reguliere openbare telefoonnet overbelast raakt of uitvalt.
Voor buitengewone omstandigheden heeft de Minister van EZK op basis van de Telecommunicatiewet bevoegdheden om bindende aanwijzingen te verstrekken aan aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, aanbieders van openbare telecommunicatiediensten en gebruikers van frequentieruimte. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het ingrijpen op de dienstverlening bij overbelasting of uitval van netwerken.
Meer specifiek over de cyberdreiging die voortkomt uit het huidige conflict in Oekraïne en de Nederlandse paraatheid in het cyberdomein is onlangs door de Minister van Justitie en Veiligheid een brief aan de Kamer gestuurd.40 Daarin is aangegeven dat analyses over de cyberdreiging rondom het conflict in Oekraïne en adviezen over maatregelen continu worden geactualiseerd. Het NCSC onderhoudt hierover nauw contact met onder andere vitale telecomaanbieders. Op de website van het NCSC wordt ook steeds het meest actuele handelingsperspectief gepubliceerd.
Op basis van de Europese uitvoeringsverordening 2020/1070, gepubliceerd bij de Telecomcode.
nPerf, z.d. (https://www.nperf.com/nl/map/NL/-/5701.T-Mobile/signal/?ll=21.186972714123776&lg=-13.710937500000002&zoom=6).
Zie artikel 18, negende lid, van het Fb dat bepaalt dat voorafgaand aan de aanvraagperiode, bedoeld in het achtste lid, Onze Minister in voorkomend geval de regels, bedoeld in artikel 3.15, eerste lid, van de wet bekend maakt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24095-561.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.