De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat open toegang tot en dienstconcurrentie op de kabel noodzakelijk zijn om prijsdruk tot stand te brengen en
consumenten van innovatieve diensten te voorzien;
overwegende, dat het niet kunnen aanbieden van analoge radio en televisie voor nieuwe marktpartijen een grote en niet voorbijgaande
belemmering vormt om consumenten met een concurrerende bundel van diensten te bereiken;
overwegend, dat de regulering van de kabel- en telecominfrastructuur moet leiden tot een marktstructuur waarin ten minste
twee gelijkwaardige en open infrastructuren beschikbaar zijn voor consumenten en programma-aanbieders;
constaterende, dat er sprake is van een ruime en maatschappelijke steun voor het realiseren van open toegang tot de kabel;
constaterende, dat de minister van EL&I herhaaldelijk heeft aangegeven een beleid te voeren dat gericht is op het mogelijk
maken van open toegang tot de kabel;
constaterende, dat eerder door de minister aan de Kamer toegezegd overleg ter zake met de kabelexploitanten blijkbaar tot
niets heeft geleid;
constaterende, dat OPTA recentelijk tot het oordeel is gekomen dat open toegang tot de kabel niet meer nodig is;
constaterende, dat van de zijde van potentiële nieuwe aanbieders tegen dat oordeel substantiële bezwaren zijn ingebracht;
verzoekt de regering:
-
– de inhoudelijke reactie van OPTA op de bezwaren van de nieuwe aanbieders schriftelijk ter kennis te brengen van de Kamer:
-
– daarbij aan te geven op welke wijze hij open toegang tot de kabel wil bereiken;
-
– eventueel aan de Kamer voorstellen te doen voor aanvullend instrumentarium c.q. wet- en regelgeving die voor het bereiken
van dit doel nodig zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.