24 095
Frequentiebeleid

nr. 106
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 11 september 2002

Naar aanleiding van de uitspraak van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam inzake de verdeling van radiofrequenties ten behoeve van de commerciële radio-omroep op 24 juli jongstleden en naar aanleiding van vragen gesteld door het lid Atsma hoe het kabinet deze rechterlijke uitspraak interpreteert, informeren wij Uw Kamer bij deze over de beleidslijn die thans door het kabinet wordt voorgestaan en over de daarbij behorende (rechts)maatregelen en de te nemen vervolgstappen.

1. Inleiding

De rechter heeft uitspraak gedaan inzake verzoeken om voorlopige voorziening, gericht tegen de tijdelijke verdeling van de radiofrequenties. Het vorige kabinet had voor deze tijdelijke verdeling van radiofrequenties gekozen om het huidige kabinet in de gelegenheid te stellen om nieuw beleid te formuleren en om vervolgens een keuze te kunnen maken tussen de verdeelmechanismen vergelijkende toets en veiling. Deze tijdelijke oplossing heeft de Voorzieningenrechter echter niet toegestaan. In zijn uitspraak heeft de Voorzieningenrechter voorts bepaald dat de Staat uiterlijk per 16 september 2002 een veilingprocedure dient te starten die tot doel heeft vergunningen te verlenen voor het langjarig gebruik van de voor de commerciële radio-omroep beschikbare frequenties. Deze vergunningen moeten ingevolge deze uitspraak met ingang van 1 februari 2003 in gebruik kunnen worden genomen.

In het Strategisch Akkoord zijn afspraken gemaakt om de frequentie-uitgifte te verdelen door middel van een vergelijkende toets, waarbij een financieel bod een belangrijke component is. Dit beleidsvoornemen gaat uit van een andere wijze van verdeling dan het Frequentiebesluit, waarin een voorkeur voor veilen was vastgelegd, dat de basis heeft gevormd voor de rechterlijke uitspraak.

Omdat het kabinet grote waarde hecht aan de, in het Strategisch Akkoord aangekondigde wijze van verdeling, heeft het kabinet dit beleidsvoornemen uitgewerkt; zie nader punt 2. Het Frequentiebesluit is dienovereenkomstig aangepast; zie onder punt 3.

2. Kabinetsbeleid

Media, radio en televisie in het bijzonder, zijn in de moderne samenleving de belangrijkste middelen van algemene, publieke communicatie. Het inzicht dat het medium daarbij in hoge mate bepalend is voor de boodschap en voor de aard, toon en effecten van communicatie is niet nieuw. Om die reden is omroep, of dit nu commercieel of publiek is, in hoge mate bepalend voor de kwaliteit en het functioneren van de samenleving.

Op grond van haar verantwoordelijkheid voor het welzijn en de ontwikkeling van de samenleving is het verantwoord dat de overheid bij het uitgeven van frequenties in het algemeen belang eisen verbindt aan het gebruik van frequenties en de toewijzing niet of althans niet op beslissende wijze laat afhangen van een verdelingsinstrument waarbij uitsluitend het financiële bod het onderscheidende criterium is. Derhalve moet de overheid bij de uitgifte van schaarse frequentieruimte voor commerciële omroep eisen kunnen stellen ter waarborging van bepaalde algemene belangen. Daarbij wordt in ieder geval gedacht aan: de verscheidenheid of variatie van het aanbod; voldoende zorg voor de kwaliteit van het programma; het naleven van programmatische voorschriften waaronder de frequentie is verkregen; het te goeder trouw en integer handelen door de vergunninghouder en de pluraliteit van aanbieders.

3. Wijziging van het Frequentiebesluit en verzoek om wijziging voorlopige voorziening

Na uitvoerig beraad is het kabinet tot de conclusie gekomen dat uitvoering van het Strategisch Akkoord aanpassing van het Frequentiebesluit wenselijk maakt. Om de waarborging van de onder punt 2 genoemde belangen nader te kunnen verzekeren, heeft het kabinet in het Frequentiebesluit de mogelijkheid opgenomen aanvullende toegangseisen te stellen aan de uitgifte van schaarse frequentieruimte voor commerciële omroep. Het kabinet heeft op dit punt het Frequentiebesluit gewijzigd. De procedure voor de wijziging van het Frequentiebesluit bevindt zich in de afrondende fase en zal zo spoedig mogelijk in het Staatsblad worden gepubliceerd. Omdat de geformuleerde beleidsvoornemens en het gewijzigde Frequentiebesluit nieuwe feiten en omstandigheden zijn, waarmee de Voorzieningenrechter bij zijn uitspraak geen rekening heeft kunnen houden, zal de rechter gevraagd worden zijn uitspraak te wijzigen, zodat het mogelijk wordt het Strategisch Akkoord uit te voeren.

Door het kabinet wordt het volgende pad gevolgd:

1. Wijziging van het Frequentiebesluit in die zin dat in geval van de verdeling van schaarse frequentieruimte voor commerciële omroep, de onderscheiden verdeelmechanismen van veiling of vergelijkende toets volledig nevengeschikt worden gemaakt alsmede dat voorafgaand aan een vergunningverlening kan worden gekomen tot toetsing van de te waarborgen algemene belangen en dat via vergunningvoorschriften repressieve controle kan worden uitgeoefend op de nakoming van de waarborging van deze algemene belangen.

2. Aan de Voorzieningenrechter wordt het verzoek gedaan om de voorlopige voorziening van 24 juli jongstleden te wijzigen, in die zin dat wordt bepaald dat de Staat uiterlijk op 1 januari 2003 of zoveel eerder als redelijkerwijs mogelijk is, met in achtneming van hetgeen in de uitspraak van 24 juli 2002 en in deze uitspraak is overwogen, een bekendmaking als bedoeld in artikel 3, eerste en derde lid van het frequentiebesluit dient te doen, inhoudende dat de vergunningen voor het gebruik van de voor de commerciële radio-omroep beschikbare zero base frequenties door middel van de procedure van een vergelijkende toets zullen worden verleend, alsmede dat de Staat de aldus te verlenen vergunning uiterlijk met ingang van 1 september 2003, of zoveel eerder als redelijkerwijs mogelijk is, in gebruik dient te geven.

Indien de Voorzieningenrechter het verzoek van de Staat inwilligt, zal een vergelijkende toets conform het gestelde in het Strategisch Akkoord worden voorbereid en uitgevoerd en zullen naar verwachting de frequenties uiterlijk per 1 september 2003 in gebruik kunnen worden genomen. Tot die tijd zullen de huidige partijen, voorzover het technisch mogelijk blijft, op hun huidige frequenties kunnen blijven uitzenden. Nieuwe frequenties zullen tot die tijd niet worden uitgegeven.

De Minister van Economische Zaken,

H. Ph. J. B. Heinsbroek

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (Cultuur en Media),

C. H. J. van Leeuwen

Naar boven