24 093
Wijziging van de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten in verband met uitbreiding van de personele werkingssfeer van de Ziekenfondswet met een bepaalde categorie van AOW-gerechtigden alsmede de samenstelling van de Ziekenfondsraad

24 460
Evaluatie van de Wet Van Otterloo

24 475
Invoeging van een nieuw artikel 3b van de Ziekenfondswet

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rijswijk, 15 november 1995

Met het oog op de plenaire behandeling in de Tweede Kamer deze week van het kabinetsstandpunt inzake de evaluatie van de Wet Van Otterloo (Kamerstukken II, 1995, 24 460, nr. 1) en twee daarmee samenhangende wetsvoorstellen (24 093 en 24 475), doe ik u hierbij ter informatie van de fracties die zich op dit debat voorbereiden een ambtelijke notitie toekomen, die cijfermatige informatie bevat over de gevolgen van het eventueel verhogen van de inkomensgrens voor AOW-gerechtigden in de Ziekenfondswet (ZFW). De notitie dateert van 14 november jl. en is opgesteld op verzoek van de PvdA-fractie in verband met de door deze fractie ingediende amendementen op wetsvoorstel 24 093. Voor goed begrip van de in de notitie opgenomen informatie doe ik u hierbij tevens een eerdere ambtelijke notitie van mijn ministerie toekomen, gedateerd 3 november 1995. In deze notitie is een eerste analyse gemaakt van de gevolgen van verhoging van de inkomensgrens voor AOW-gerechtigden voor het aantal ZFW-verzekerden en de kosten en financiering van de ZFW naar aanleiding van de op dat moment bekende amendementen van de fracties van GroenLinks en de PvdA (24 093, nrs. 7 respectievelijk 8). De analyse in deze notitie van 3 november is gebaseerd op nieuwe, zeer voorlopige, gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over de inkomensverdeling van AOW-gerechtigden. In de notitie van 14 november is daarentegen, op verzoek van de PvdA-fractie, uitgegaan van de oorspronkelijke gegevens betreffende de inkomensverdeling van AOW-gerechtigden, zoals die in 1993/1994 zijn gehanteerd bij de voorbereiding van het wetsvoorstel Verplichte ziekenfondsverzekering AOW-gerechtigden (Wet Van Otterloo, Kamerstukken II, 1993–1994, 23 090). Daarnaast gaat de notitie van 14 november in op enkele vragen betreffende de werking van de omslagregelingen op basis van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen (WTZ) en de Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden (Wet MOOZ).

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Notitie inzake vragen PvdA-fractie over gevolgen verhoging Zfw-inkomensgrens voor AOW-gerechtigden

Ministerie van VWS, 14 november 1995

1. Aanleiding

De PvdA-fractie in de Tweede Kamer heeft naar aanleiding van de door haar ingediende amendementen op wetsvoorstel 24 093 het verzoek gedaan aan het Ministerie van VWS om een aantal vragen te beantwoorden betreffende de gevolgen van de door de PvdA-fractie voorgestelde verhoging van de Zfw-inkomensgrens voor AOW-gerechtigden. Deze vragen betreffen enerzijds berekeningen van de gevolgen op basis van de inkomensverdeling van AOW-gerechtigden, zoals die oorspronkelijk is gehanteerd bij de voorbereiding van de Wet van Otterloo in 1993/1994 en anderzijds de werking van de MOOZ en de WTZ. Deze notitie probeert deze vragen te beantwoorden en tevens inzichtelijk te maken wanneer wijzigingen in de MOOZ en WTZ leiden tot een verandering in de lasten voor burgers. Eveneens wordt ingegaan op de financiering van de Ziekenfondswet tengevolge van een verandering in de inkomensgrens in de Wet van Otterloo.

2. Aantal bejaarden dat overgaat naar de ZFW bij «oude» inkomensverdeling

De inkomensverdeling die ten grondslag ligt aan de berekeningen bij de invoering van de Wet Van Otterloo in 1993/1994, is niet geschikt voor gedetailleerde berekeningen zoals de PvdA die thans wenst ter onderbouwing van amendementen op wetsvoorstel 24 093. Deze inkomensverdeling wordt aangeduid als oude inkomensverdeling.

VWS heeft met het oog op toekomstige ontwikkelingen (zoals b.v. discussies over de inkomensgrens in de Wet van Otterloo) in het voorjaar van 1995 contact gezocht met het CBS met de vraag of kan worden gekomen tot een beter inzicht in de inkomensverdeling van ouderen (nieuwe inkomensverdeling). Op basis van nieuwe voorlopige cijfers van het CBS is een inschatting gemaakt van de gevolgen die een optrekking van de inkomensgrens heeft. De eerste analyses die VWS heeft gemaakt over de gevolgen van de door PvdA en GroenLinks ingediende amendementen op wetsvoorstel 24 093 zijn op basis van deze voorlopige cijfers gemaakt (notitie d.d. 3 november).

Onderstaande cijfers op basis van de oude inkomensverdeling worden alleen gegeven om te voldoen aan de vraag van de PvdA. De gegevens in tabel 1 kunnen geen aanleiding zijn om de cijfers op basis van de nieuwe inkomensverdeling te relativeren. Uit onderstaand overzicht wordt duidelijk dat het aantal dat instroomt geringer zou zijn. Het aandeel ongehuwden is in de oude inkomensverdeling kleiner dan uit de nieuwe inkomensverdeling blijkt.

Tabel 1. Instroom op basis van de oude inkomensverdeling

Alleenstaanden35 000
Gehuwden45 000
Partners45 000
Totaal125 000

Op basis van bovenstaande aantal is een berekening gemaakt van de financieringslast voor de ziekenfondswet.

Tabel 2. Lasten en premie ZFW op basis van «oude» inkomensverdeling

 per bejaardeaantalmacro
  bejaarden 
Kosten5 356125670
Premie    
– alleenstaand2 20435 00077
– gehuwd2 35045 000105
– partner81045 00036
Subtotaal premie  218
Tekort ZFW  452

3. Laatste inzichten in particuliere premie

In onderstaande tabel zijn de gemiddelde premie (inclusief de gemiddelde eigen betalingen), MOOZ- en WTZ-bijdrage per particulier volwassenverzekerde voor 1996 aangegeven. In de MEV heeft het CPB verondersteld dat de particuliere premie plus eigen betalingen met f 314,– per volwassene zou toenemen. Blijkens kranteberichten zal de premie voor particulier verzekerden door verzekeraars gemiddeld met f 330,– worden opgehoogd, in onderstaande tabel is hiermee gerekend.

Tabel 3. Particuliere premie (inclusief eigen betaling), MOOZ en WTZ (gld p.j)

 MEVLaatsteMutatie
  inzichten 
Premie (incl e.b.)2 086,002 100,0014,00
MOOZ-bijdrage100,0099,60– 0,40
WTZ-bijdrage370,00324,00– 46,00
Totaal2 556,002 523,60– 32,40

4. Effecten van een optrekken van de inkomensgrens

4.1. De MOOZ

De MOOZ-bijdrage wordt ieder jaar begin november vastgesteld. Daarbij wordt uitgegaan van de verzekeringsaantallen in het voorafgaande jaar. Het schadebedrag heeft zelfs betrekking op het daaraan voorafgaande jaar. Voor de MOOZ-bijdrage per 1/1–1996 zijn de verzekeringsaantallen per 1/1–95 van belang en de schade over het jaar 1994.

De MOOZ-bijdrage voor 1996 is als volgt berekend:

♦ Totaal aantal 65+ in Nederland (1995) gedeeld door totale Nederlandse bevolking (1995) geeft percentage ouderen.

♦ Totaal aantal ZFW-verzekerden (1995) x percentage ouderen = berekend aantal 65+

Berekend aantal 65+ minus werkelijk aantal 65+ in ZFW (1995) = oververtegenwoordiging 65+ in ZFW.

♦ Kosten per 65+ ZFW-verzekerde minus kosten 65- ZFW-verzekerde (1994) = overschade

Overschade x oververtegenwoordiging 65+ in ZFW = MOOZ-bijdrage (mln gld)

MOOZ-bijdrage (mln gld) gedeeld door aantal particulier verzekerden (1996) = MOOZ-omslagbijdrage (micro, gld) voor 1996.

De MOOZ in 1996 is afhankelijk van de verzekeringsaantallen op 1/1–95 en de overschade op 1/1–94. Optrekken van de inkomensgrens betekent dus dat de MOOZ in 1997 verandert door een ander aantal verzekerden, maar dat de schade over 1995 wordt meegenomen (dus de pakketoverheveling is hier nog niet in verwerkt). De effecten van de pakketoverheveling worden pas bij de MOOZ over 1998 meegenomen.

In onderstaande tabel is de systematiek nog eens kort aangegeven.

Tabel 4. Mutaties in de MOOZ

Berekening MOOZ199619971998
Overschade199419951996
Verzekeringsaantallen1/1–951/1–961/1–97

In onderstaande tabel zijn de effecten op de MOOZ aangegeven bij het optrekken van de inkomensgrens in de Wet van Otterloo op verschillende data (gegeven de bestaande systematiek en uitgaande van de cijfers o.b.v. de huidige CBS-inkomensverdeling).

Tabel 5. Effecten op de MOOZ bij verandering inkomensgrens ziekenfonds

Optrekken StijgingBedragStijgingBedrag
grensMOOZ(mln)Bijdrage(gld)
1/3–9619974151/1–97115
 19981751/1–9850
1/7–9619985901/1–98165
1/1–9719985901/1–98165

Via wetswijziging is het MOOZ-bedrag naar voren te halen. Dit kan alleen voor de MOOZ-omslagbijdrage na 1996.

4.2. De WTZ

De WTZ-omslagbijdrage daalt per 1 januari 1996 met f 90,–.

De WTZ voor 1996 wordt berekend op basis van een raming van de verzekerdenaantallen op 1/7–95 en de overschade van de 2 laatste maanden van 1994 en de 10 eerste maanden over 1995.

Tabel 6. Mutaties in de WTZ

Berekening WTZ 199619971998
Overschade laatste 2 maanden199419951996
Overschade eerste 10 maanden199519961997
Verzekerdenaantallen1/1–951/1–961/1–97

Een uitstroom van 180 000 bejaarden heeft tot gevolg dat particuliere verzekeraars over de maanden dat deze bejaarden niet meer particulier verzekerd zijn geen schade voor deze bejaarden meer melden aan de SUO. M.a.w. als de bejaarden de mogelijkheid krijgen zich met ingang van 1 maart 1996 te melden bij het ziekenfonds dan neemt de schade die de SUO over 1996 registreert met 385 mln1 (8/12 van 580 mln, 10 maanden schade plus 2 maanden vertraging) af. Omdat deze schade een jaar later via een omslagbijdrage (WTZ-omslagbijdrage) bij de particulier verzekerden in rekening wordt gebracht daalt de omslagbijdrage pas op 1 januari 1997 met f 90,– (8/12 van f 135,–). Pas het volgende jaar 1/1–98 daalt de omslagbijdrage met f 45,– waardoor de daling structureel weer uitkomt op f 135,–.

Wordt de inkomensgrens op 1 juli 1996 aangepast dan neemt de schade die de SUO over 1996 registreert met 195 mln (4/6 van 290 mln) af (een half jaar schade i.p.v. een heel jaar min twee maanden vertraging). Op 1 januari 1997 leidt dit tot een daling van de WTZ-omslagbijdrage met f 45,– (4/6 van f 68,–) per volwassen particulier verzekerde. Pas eind 1997 registreert de SUO nog een schadevermindering van 385 mln die vervolgens op 1 januari 1998 leidt tot een extra daling van de omslagbijdrage per particulier volwassenverzekerde met f 90,–.

Tabel 7. Effecten op de WTZ bij verandering inkomensgrens ziekenfonds

OptrekkenDalingBedrag DalingBedrag
grensschade(mln)WTZ-bijdrage(gld p.j.)
1/3–961996– 3851/1–97– 90
 1997– 1951/1–98– 45
1/7–961996– 1951/1–97– 45
 1997– 3851/1–98– 90
1/1–971997– 4851/1–98– 115
 1998– 951/1–99– 20

4.3. Effecten op de Ziekenfondswet

Verhoging van de inkomensgrens op 1 maart 1996 heeft tot gevolg dat er een tekort ontstaat in de ziekenfondswet van 535 mln (10/12 van 640 mln). Aangezien de ziekenfondswetpremie al is vastgesteld evenals de MOOZ loopt dit weg in het vermogen. Er ontstaat een extra vermogenstekort van 535 mln in de ZFW. Dit tekort moet in 1997 doormiddel van premiestijging of een extra rijksbijdrage worden ingehaald. Verhoging van de inkomensgrens op 1 juli halveert het tekort in de ziekenfondswet. In onderstaande tabel zijn de effecten kort weergegeven.

Tabel 8. Financiering ZFW 1996

Datum instroom 1/3–961/7–961/1–97
Instroom180 000180 0000
    
Lasten ZFW800 mln480 mln0
Premie265 mln160 mln0
Tekort535 mln320 mln0

Wordt de inkomensgrens per 1 januari 1996 verhoogd dan is er in 1996 het eenmalige tekort uit 1996 plus het structurele tekort van 50 mln. ln de laatste kolom van onderstaande tabel is verondersteld dat de MOOZ omslagbijdrage voor 1997 bij wet wordt vastgesteld (naar voren wordt gehaald). Eveneens is verondersteld dat tijdig tot verhoging van de inkomensgrens wordt besloten.

Tabel 9. Financiering ZFW 1997

Datum instroom 1/3–961/7–961/1–97
Instroom00180 000
Na financiering tekort 965353200
Lasten ZFW960960960
Premie320320320
MOOZ590590590
Tekort (structureel)505050

4.4. Effecten voor particulier verzekerden

In onderstaande tabel is voor particulier verzekerden de mutatie in de lasten weergegeven. Verondersteld is dat de MOOZ door wetswijziging veranderd wordt.

De WTZ-wijziging is conform de systematiek in paragraaf 3,2.

Tabel 10. Lastenmutatie particulier verzekerden bij verschillende invoeringsdata (gld per jaar)

Datum1/3–961/7–961/1–97
Uitstroom– 180 000– 180 000– 180 000
WTZ-omslagbijdrage000
MOOZ-bijdrage000
    
WTZ-omslagbijdrage 1997– 90– 450
MOOZ-bijdrage 1997165165165
    
WTZ-omslagbijdrage 1998– 135– 135– 115
MOOZ-bijdrage 1998165165165
    
WTZ-omslagbijdrage 1999– 135– 135– 135
MOOZ-bijdrage 1999165165165

5. Ziektekosten bejaarden als percentage van het netto inkomen

In onderstaande tabel is voor de ziekenfondswetverzekerde bejaarden uitgegaan van een procentuele ziekenfondswetpremie over de AOW van 4% en over het aanvullend pensioen van 7%. Voor de nominale ZFW-premie is conform het FOZ-96 gerekend met f 294,– per jaar.

Voor particulier verzekerde bejaarden is gerekend met een premie van f 2636,– per jaar (inclusief WTZ en MOOZ).

Tabel 11. Ziektekosten bejaarden als percentage van het netto inkomen (1996)

Bruto inkomenAlleenstaandGehuwd
31 4507,37,3
31 4519,518,2
33 3508,917,2
35 3508,416,3
37 3508,015,5
38 3507,815,1

Notitie inzake amendementen op technische wetsvoorstellen tot wijziging van de Ziekenfondswet in verband met de Wet Van Otterloo

Ministerie van VWS, 3 november 1995

1. Inleiding

Bij de Tweede Kamer liggen op dit moment twee technische wetsvoorstellen voor die beogen de Ziekenfondswet (ZFW) te wijzigen in verband met de Wet Van Otterloo. Het eerste is het voorstel van wet houdende Wijziging van de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten in verband met uitbreiding van de personele werkingssfeer van de Ziekenfondswet met een bepaalde categorie van AOW-gerechtigden alsmede de samenstelling van de Ziekenfondsraad (24 093). Dit wetsvoorstel beoogt, behalve het wijzigen van de samenstelling van de Ziekenfondsraad, de categorie AOW-gerechtigden met een niet-AOW-gerechtigde partner alsnog in aanmerking te brengen voor de verplichte ziekenfondsverzekering. Dit is altijd de bedoeling geweest, maar de betreffende groep is tussen de wal en het schip geraakt als gevolg van een gelijk met de parlementaire behandeling van de Wet Van Otterloo oplopende wijziging van de Algemene Ouderdomswet. Het tweede is het voorstel van wet houdende invoeging van een nieuw artikel 3b van de Ziekenfondswet (24 475). Dit wetsvoorstel beoogt de indexeringssystematiek van de ZFW-inkomensgrens voor AOW-gerechtigden zodanig te wijzigen, dat ZFW-verzekerde AOW-gerechtigden niet de ZFW hoeven te verlaten uitsluitend als gevolg van de brutering van de AOW, die in de periode 1995 tot en met 1998 plaatsvindt op grond van artikel I, onder D en artikel VIII, tweede lid, van de Wet Van Otterloo.

Door de fracties van de PvdA en GroenLinks zijn inmiddels amendementen ingediend op het als eerste genoemde wetsvoorstel. Deze amendementen hebben tot doel de ZFW- inkomensgrens voor AOW-gerechtigden met ingang van 1 januari 1996 te verhogen van f 30 950,– (1995) tot f 38 300,– (PvdA), respectievelijk f 37 700,– (GroenLinks). De bedragen van de amendementen zijn ontleend aan het evaluatierapport van de Ziekenfondsraad d.d. 22 juni 1995. Daarin wordt een bedrag van f 37. 700,– genoemd als de hoogte van de inkomensgrens voor AOW-gerechtigden waarbij in grote lijnen wordt bereikt dat personen die vóór hun 65e jaar ziekenfondsverzekerd zijn, dat ook na het bereiken van de 65-jarige leeftijd zullen blijven. Het verschil tussen de in de amendementen van de PvdA- en de GroenLinks-fractie genoemde bedragen wordt veroorzaakt door het wel of niet inbouwen van de indexering die is opgenomen in het hierboven als tweede genoemde wetsvoorstel.

Duidelijk is dat de bedoelde amendementen het technische karakter van het wetsvoorstel waarop zij zijn ingediend teniet doen. Beide amendementen zullen ingrijpende gevolgen hebben voor de ziekenfondsverzekering in termen van aantal verzekerden, schadelast, premie- inkomsten en tekort alsmede voor de WTZ en de Wet MOOZ, in het bijzonder de op grond van die wetten te heffen omslagbijdragen.

In deze notitie wordt ingegaan op die gevolgen, ten einde een beter beeld te verkrijgen van de betekenis van de amendementen. De inhoudelijke merites van de amendementen in relatie met het kabinetsstandpunt d.d. 17 oktober 1995 inzake de evaluatie van de Wet Van Otterloo (24 460, nr. 1) blijven in deze notitie buiten beschouwing.

2. Uitvoeringstechnische consequenties

Vooruitlopend op het met terugwerkende kracht in werking treden van het wetsvoorstel tot invoeging van een nieuw artikel 3b van de Ziekenfondswet, is op 26 oktober jl. de ZFW-inkomensgrens voor AOW-gerechtigden voor het jaar 1996 vastgesteld op f 31 450,–. Op grond van de ZFW beoordelen de ziekenfondsen, de Sociale Verzekeringsbank en de pensioenfondsen jaarlijks per 1 november de verzekeringsplicht van AOW-gerechtigden voor het volgende jaar aan de hand van de voor dat jaar vastgestelde inkomensgrens. Dit betekent dat op dit moment de toetsing in volle gang is aan de hand van de hierboven genoemde grens van f 31 450,– voor 1996.

Indien één van de genoemde amendementen er toe leidt dat met ingang van l januari 1996 alsnog een andere – hogere – inkomensgrens gaat gelden, zal opnieuw toetsing dienen plaats te vinden van de verzekeringsplicht van alle op dat moment niet-ZFW-verzekerde AOW-gerechtigden aan het dan nieuw bij de wet vastgestelde bedrag van de inkomensgrens. Het zal hierbij gaan om inkomensonderzoek bij circa 480 000 verzekerden. De beide ingediende amendementen voorzien erin dat deze toetsing dient plaats te vinden twee maanden nadat het geamendeerde wetsvoorstel in werking zal zijn getreden. Het is duidelijk dat dit een majeure operatie zal zijn. Deze zal aanzienlijke uitvoeringskosten met zich meebrengen. Naar eerste ruwe schatting zullen deze circa f 10 mln. bedragen.

3. Kwantitatieve gevolgen

Recent is binnen het ministerie van VWS berekend wat de gevolgen zouden zijn voor het aantal ZFW-verzekerden en de kosten en financiering van de ziekenfondsverzekering indien de ZFW-inkomensgrens voor AOW-gerechtigden met f 6 500,– zou worden verhoogd tot f 37 450,–. Dit bedrag ligt in dezelfde orde van grootte als de bedragen, genoemd in de amendementen van PvdA en GroenLinks. Om een indruk te verkrijgen van de effecten die de amendementen teweeg zullen brengen, worden de uitkomsten van de VWS-berekening hieronder weergegeven in tabel 1.

Vooraf zij overigens het volgende opgemerkt. Met de cijfers in tabel 1 dient zeer voorzichtig te worden omgegaan. De cijfers zijn gebaseerd op CBS-gegevens betreffende de inkomensverdeling, die niet zonder meer geschikt zijn voor het doel waarvoor ze hier worden gebruikt. Het betreffende cijferbestand is bovendien nog in bewerking. De cijfers zijn dan ook zeer voorlopig en bovenal slechts indicatief. Zeker in het geval van de Wet Van Otterloo moet er sterk voor worden gewaakt dat cijfers een eigen leven gaan leiden.

Gezien de onzekerheidsmarge in de cijfers is het niet verantwoord een poging te doen de verschillen aan te geven in de effecten die zullen optreden bij enerzijds het amendement van de GroenLinks-fractie en anderzijds dat van de PvdA-fractie. De inkomensgrens in het amendement van GroenLinks ligt dicht bij die in het VWS-cijfervoorbeeld. De gevolgen van het PvdA-amendement zullen in het algemeen iets forser zijn.

Tabel 1. Gevolgen van verhoging van de inkomensgrens voor AOW-gerechtigden voor het aantal ZFW-verzekerden en de kosten en financierig van de ZFW

1.Instroom ZFW (x 1000 pers.)Gehuwden 63
  Partners63
  Alleenstaanden54
  Totaal180
    
2.Extra lasten ZFW (x ƒ mln.) 960
3a.Extra premie- inkomsten ZFW (x ƒ mln.) 320
3b.Extra MOOZ-bijdrage (x ƒ mln.) 590
3c.Totaal extra inkomsten ZFW (x ƒ mln.) 910
4.Tekort Algemene Kas ZFW (x ƒ mln.) 50
5.WTZ-omslagtekort (x ƒ mln.) – 580
6.MOOZ-omslagbijdrage (micro, glds.) + 165
7.WTZ-omslagbijdrage (micro, glds.) – 135
8.Totaal wettelijke bijdragen (micro, glds.) + 30

De weergave van de financiële effecten in de tabel is gebaseerd op de stationaire situatie. Dat wil zeggen dat geen rekening is gehouden met het feit dat de wettelijke MOOZ-systematiek in werkelijkheid leidt tot een vertraging in de doorwerking met twee jaar en de WTZ-systematiek met één jaar. Als alle vertragingen zijn uitgewerkt, zal er sprake zijn van een extra tekort in de Algemene Kas van de ZFW van circa f 50 mln. (regel 4). Dit bedrag zal moeten worden opgebracht uit premieverhoging of door middel van een extra rijksbijdrage. Tevens zullen alle particulier verzekerden per saldo f 30,– op jaarbasis extra moeten betalen aan wettelijke bijdragen (regel 8). Op korte termijn is er evenwel meer aan de hand. De vertraging die is ingebouwd in de MOOZ-systematiek leidt er toe dat f 590 mln. (regel 3b) van de extra ZFW-lasten van f 960 mln. (regel 2) gedurende de jaren 1996 en 1997 niet is gedekt. De extra MOOZ-bijdrage van f 590 mln. zal immers volgens de wettelijke systematiek eerst in 1998 in de Algemene Kas van de ZFW vloeien. Door middel van een wijziging van de Wet MOOZ zou dit één jaar naar voren kunnen worden gehaald. De amendementen zouden daartoe kunnen worden uitgebreid met een bepaling waarin het macro-MOOZ-bedrag 1996 (dat wordt omgeslagen in 1997) eenmalig wordt vastgesteld op een nog te berekenen bedrag dat f 590 mln. hoger ligt dan normaal gesproken het geval zou zijn. In de Wet Van Otterloo is op dezelfde wijze voor het jaar 1994 (omslag in 1995) de normale wettelijke MOOZ-systematiek opzij gezet ter voorkoming van een omvangrijk dekkingstekort in de ZFW in 1995. Deze ingreep heeft toen overigens veel kritiek opgeleverd van een aantal maatschappelijke organisaties (MHP, VNO/RCO, CPZ). In 1994 ging het daarbij om een extra MOOZ-bedrag van circa f 325 mln. Nu zou het gaan om bijna het dubbele van dat bedrag.

Hoe dan ook zal in 1996 voor een bedrag van circa f 640 mln. (f 50 + f 590 mln.) aan extra financiering voor de ZFW moeten worden gevonden. Indien de MOOZ één jaar naar voren wordt gehaald, blijft het structurele financieringsprobleem in de ZFW vanaf 1997 dan vervolgens beperkt tot f 50 mln. Wordt de MOOZ niet naar voren gehaald, dan zet het financieringsprobleem van 1996 zich ook voort in 1997.

Een ander probleem betreft het verloop in de tijd van de lasten die de particulier verzekerden moeten dragen. Indien de MOOZ één jaar naar voren wordt gehaald, moeten de particulier verzekerden in 1997 circa f 165,– per persoon op jaarbasis extra betalen aan MOOZ-omslagbijdrage. Daartegenover staat een daling van de WTZ-omslagbijdrage. Deze laatste is echter niet alleen kleiner dan de stijging van de MOOZ-bijdrage (f 135,– tegenover f 165,–), maar treedt slechts gedeeltelijk op in 1997 en voor de rest in 1998. Welk deel van de daling van de WTZ-omslagbijdrage valt in 1997, is afhankelijk van het moment waarop de in regel 1 van de tabel getoonde 180 000 AOW-gerechtigden feitelijk instromen in de ZFW en dus de WTZ en de WTZ-omslagregeling verlaten. De particulier verzekerden zullen in 1997 als gevolg van het bovenstaande hoe dan ook extra wettelijke bijdragen van per saldo tussen f 30,– en f 100,– per persoon op jaarbasis moeten betalen.

4. Conclusie

Het aannemen van één van de ingediende amendementen op wetsvoorstel 24 093 zal leiden tot uitvoeringstechnische problemen en daarmee samenhangende extra uitvoeringskosten alsmede tot financiële problemen. Deze laatste moeten worden onderscheiden in structurele en incidentele problemen. In het door VWS uitgewerkte cijfervoorbeeld met een inkomensgrens van f 37 450,– resulteert een structureel tekort van circa f 50 mln. in de Algemene Kas van de ziekenfondsverzekering en moeten particulier verzekerden structureel f 30,– per persoon op jaarbasis extra betalen aan wettelijke bijdragen. Veel omvangrijker zijn de incidentele financieringsproblemen voor de ziekenfondsverzekering, die het gevolg zijn van de in de MOOZ-systematiek ingebouwde vertraging. Naast de inhoudelijke overwegingen, die zijn neergelegd in het kabinetsstandpunt over de evaluatie van de Wet Van Otterloo, zijn het in het bijzonder deze incidentele financieringsproblemen die voor het kabinet de belangrijkste argumenten zullen vormen om een verhoging van de inkomensgrens voor AOW-gerechtigden per 1 januari 1996 af te wijzen. De Algemene Kas van de ziekenfondsverzekering kent reeds een zeer omvangrijk tekort en kan geen extra last van meer dan f 600 mln. in 1996 (en 1997) dragen. Een aanpassing van de ZFW-premie voor 1996 ter financiering van dit bedrag zou het lasten- en koopkrachtbeeld op niet in te passen wijze verstoren, en voor een extra rijksbijdrage aan de ZFW ter grootte van het genoemde bedrag zijn geen middelen aanwezig, nog afgezien van het feit dat er van moet worden uitgegaan dat een dergelijke forse extra verhoging van de reeds hoge ZFW-rijksbijdrage niet opportuun zal worden geacht.


XNoot
1

 Uitgaande van een vertraging van 2 maanden bij de declaratie van de schade.

Naar boven