24 091
Wijziging van de Wet individuele huursubsidie en wijziging van de wet van 21 juni 1989 tot aanpassing van de Wet individuele huursubsidie naar aanleiding van de voorstellen van de commissie tot vereenvoudiging van de loonbelasting en de inkomstenbelasting

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 11 april 1995

1. Inleiding

Alvorens te antwoorden op de vragen die door de leden van de fracties van de PvdA, VVD en D66 zijn gesteld, wil ondergetekende benadrukken dat de regering met dit voorstel beoogt de voor huursubsidie-ontvangers ongewenste en onzekere situatie, zoals deze zich in de zomer van 1994 heeft voorgedaan, in het komende subsidietijdvak te voorkomen.

Vooruitlopend op een meer structurele herziening van de wet, waarbij wordt gestreefd naar een vereenvoudiging van de systematiek in de Wet individuele huursubsidie (Wet IHS) in zijn totaliteit, is in het onderhavige wetsvoorstel gekozen voor een wijziging op onderdelen bij het tot stand komen van de huursubsidietabellen voor het subsidietijdvak van 1 juli 1995 tot 1 juli 1996 (het aanpassingsmechanisme).

2. Het huidige aanpassingsmechanisme in de Wet individuele huursubsidie

De leden van de fractie van de PvdA informeerden of het wetsvoorstel ertoe leidt dat het voortaan is uit te sluiten dat niet-bijstandsontvangers ten onrechte met een niet reële, hoge aanpassing van de ijkpunten worden geconfronteerd met alle subsidie-gevolgen van dien.

Voorgesteld wordt de IHS-tabellen te baseren op één inkomensbron. Zowel het minimumijkpunt als het modale ijkpunt worden met de ontwikkeling van het belastbaar bijstandsinkomen aangepast. De vermenigvuldigingsfactoren worden aangepast op basis van de ontwikkeling van die ijkpunten. In vergelijking met de vigerende wet worden hiermee onevenwichtigheden in de tabellen als gevolg van verschillende ontwikkelingen van het minimumloon en de bijstand voorkomen.

Het feit dat slechts één inkomensbron «leading» is bij de vaststelling van de tabellen impliceert dat het niet is uit te sluiten dat bij huurders met een inkomen dat in belastbare termen een van de bijstand afwijkende ontwikkeling te zien geeft, een (positief of negatief) subsidie-effect ontstaat. Dit probleem is niet nieuw en doet zich ook onder de huidige wet voor.

De huursubsidiebijdrage wordt gebaseerd op het belastbare inkomen. Het belastbare inkomen wordt beschouwd als beste maatstaf voor iemands draagkracht. Als het belastbare inkomen uit andere bronnen dan de bijstand, een andere ontwikkeling doormaakt zegt dat iets over een blijkbaar ook andere ontwikkeling van draagkracht. Dit rechtvaardigt dat er dan ook sprake is van zowel negatieve als positieve subsidie-effecten.

De keuze voor het belastbaar bijstandsinkomen als basis voor de IHS-tabellen betekent overigens dat ca. 60% van de IHS-ontvangers de met hun huur corresponderende maximale bijdrage krijgt. Zou gekozen zijn voor het minimumloon, dan zou dit percentage veel lager zijn.

De leden van de fractie van de PvdA wilden weten wat het niveau van de belastbare bijstand dit jaar bedraagt en het volgende jaar. Tevens wilden zij hetzelfde weten van andere voor de IHS-systematiek relevante parameters.

Bij het opstellen van de IHS-tabellen wordt rekening gehouden met het niveau van de belastbare bijstand uit het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak (in dit geval 1994) en het desbetreffende tijdvak zelf. Voorts wordt, op dezelfde wijze, rekening gehouden met de niveaus van de andere voor de IHS relevante inkomensbron, te weten de belastbare AOW.

De belastbare niveaus voor beide inkomensbronnen zijn:

 19941995
Bijstand  
meerpersoonsf 30 058,–f 29 172,–
alleenstaandf 22 876,–f 22 365,–
   
AOW  
meerpersoonsf 23 650,–f 24 110,–
alleenstaandf 17 250,–f 17 570,–

De leden van de fractie van de PvdA vroegen om een overzicht met voorbeelden van de subsidiegevolgen.

In de onderstaande overzichten is weergegeven welke de netto huureffecten zijn voor verschillende categorieën huishoudens in het tijdvak 1995–1996 ten opzichte van het tijdvak 1994–1995. De effecten verschillen, behalve voor de verschillende huishoudenscategorieën en inkomens- en huurklassen, voor degenen met en zonder overgangsrecht. Voor degenen met een bijdrage op grond van de overgangstabellen, zoals die met de wetswijzigingen van 1992 zijn geïntroduceerd, stijgen de netto huren uiteraard sterker. De overgangstabellen hebben tot doel alleenstaanden en jongeren, die ook voor de wetswijzigingen van 1992 reeds voor dezelfde woning subsidie kregen, de voor hen doorgevoerde bezuinigingen niet in een keer te laten ervaren, maar meer geleidelijk in een aantal jaren.

In het tijdvak 1995–1996 zal overigens voor het laatst sprake zijn van overgangstabellen.

Gerekend is met een percentage van 4,5% voor de feitelijke huurstijging. Met dit zelfde percentage is ook rekening gehouden bij de aanpassing van de tabellen. Dit percentage wijkt af van het in het wetsvoorstel opgenomen percentage van 4,8%. Voor een nadere motivering van deze aanpassing, die inmiddels ook via een nota van wijziging in het wetsvoorstel is ingebracht, wordt verwezen naar paragraaf 3 van deze nota.

Overzicht 1 Meerpersoonstabel ouder dan 22 jaar en jonger dan 65 jaar

(1)(2)(3)(4)(5)(6)(7)(8)
inkomen basisjaarhuur '94/'95subs. '94/'95netto huurhuur '95/'96subs. '95/'96netto huurstijging %
30 0004601403204811553261,9%
30 0005101853255331953384,0%
30 0006342803546632903735,4%
30 0007003203807323353974,5%
30 0008003404608363554814,6%
        
34 00046070390481754064,1%
34 0005101104005331204133,3%
34 0006342054296632154484,4%
34 0007002454557322554774,8%
34 0008002705308362755615,8%
        
42 000460046048104814,5%
42 000510051053305334,5%
42 0006340634663256380,6%
42 00070050650732656672,6%
42 00080070730836907462,2%

Overzicht 2 Meerpersoons-jongerentabel jonger dan 23 jaar

(1)(2)(3)(4)(5)(6)(7)(8)
inkomen basisjaarhuur '94/'95subs. '94/'95netto huurhuur '95/'96subs. '95/'96netto huurstijging %
30 0004601403204811553261,9%
30 000510051053305334,5%
30 000634063466306634,5%
30 000700070073207324,5%
30 000800080083608364,5%
        
34 00046070390481754064,1%
34 000510051053305334,5%
34 000634063466306634,5%
34 000700070073207324,5%
34 000800080083608364,5%
        
42 000460046048104814,5%
42 000510051053305334,5%
42 000634063466306634,5%
42 000700070073207324,5%
42 000800080083608364,5%

Overzicht 3 Alleenstaanden ouder dan 22 jaar en jonger dan 65 jaar

(1)(2)(3)(4)(5)(6)(7)(8)
inkomen basisjaarhuur '94/'95subs. '94/'95netto huurhuur '95/'96subs. '95/'96netto huurstijging %
21 8004601403204811553261,9%
21 8005101853255331953384,0%
21 8006342803546632903735,4%
21 8007003203807323353974,5%
21 8008003404608363554814,6%
        
24 00046080380481115366–3,7%
24 000510125385533160373–3,1%
24 000634215419663255408–2,6%
24 000700260440732295437–0,7%
24 000800280520836320516–0,8%
        
29 000460046048104814,5%
29 000510051053305334,5%
29 00063440594663066311,6%
29 00070080620732606728,4%
29 000800100700836857517,3%

Overzicht 4 Alleenstaanden ouder dan 22 jaar en jonger dan 65 jaar met overgangsrecht

(1)(2)(3)(4)(5)(6)(7)(8)
inkomen basisjaarhuur '94/'95subs. '94/'95netto huurhuur '95/'96subs. '95/'96netto huurstijging %
21 8004601403204811553261,9%
21 8005101853255331953384,0%
21 8006342803546632903735,4%
21 8007003203807323353974,5%
21 8008003404608363554814,6%
        
24 0004601253354811403411,8%
24 0005101703405331853482,4%
24 0006342603746632803832,4%
24 0007003053957323254073,0%
24 0008003204808363454912,3%
        
29 000460046048104814,5%
29 00051030480533053311,0%
29 0006341055296635560814,9%
29 0007001505507329563715,8%
29 00080017562583612071614,6%

Overzicht 5 Alleenstaanden van 65 jaar en ouder

(1)(2)(3)(4)(5)(6)(7)(8)
inkomen basisjaarhuur '94/'95subs. '94/'95netto huurhuur '95/'96subs. '95/'96netto huurstijging %
20 0004601403204811553261,9%
20 0005101853255331953384,0%
20 0006342803546632903735,4%
20 0007003203807323353974,5%
20 0008003404608363554814,6%
        
25 000460046048104814,6%
25 000510051053325508– 0,4%
25 0006341055296631205432,6%
25 0007001505507321655673,1%
25 0008002055958362206163,5%
        
28 000460046048104814,5%
28 000510051053305334,5%
28 000634063466306634,5%
28 000700070073240692– 1,1%
28 00080070730836907462,1%

Overzicht 6 Alleenstaanden jonger dan 23 jaar

(1)(2)(3)(4)(5)(6)(7)(8)
inkomen basisjaarhuur '94/'95subs. '94/'95netto huurhuur '95/'96subs. '95/'96netto huurstijging %
21 8004601403204811553261,9%
21 800510051053305334,5%
21 800634063466306634,5%
21 800700070073207324,5%
21 800800080083608364,5%
24 00046080380481115366– 3,7%
24 000510051053305334,5%
24 000634063466306634,5%
24 000700070073207324,5%
24 000800080083608364,5%
        
29 000460046048104814,5%
29 000510051053305334,5%
29 000634063466306634,5%
29 000700070073207324,5%
29 000800080083608364,5%

Overzicht 7 Alleenstaanden jonger dan 23 jaar met overgangsrecht

(1)(2)(3)(4)(5)(6)(7)(8)
inkomen basisjaarhuur '94/'95subs. '94/'95netto huurhuur '95/'96subs. '95/'96netto huurstijging %
21 8004601403204811553261,9%
21 8005101853255331953384,0%
21 8006342803546632903735,4%
21 8007003203807323353974,5%
21 8008003404608363554814,6%
        
24 0004601253354811403411,8%
24 0005101703405331853482,4%
24 0006342603746632803832,4%
24 0007003053957323254073,0%
24 0008003204808363454912,3%
        
29 000460046048104814,6%
29 00051030480533053311,0%
29 0006341055296635560814,9%
29 0007001505507329563715,8%
29 00080017562583612071614,6%

Overzicht 8 Meerpersoons van 65 jaar en ouder

(1)(2)(3)(4)(5)(6)(7)(8)
inkomen basisjaarhuur '94/'95subs. '94/'95netto huurhuur '95/'96subs. '95/'96netto huurstijging %
25 0004601403704811553261,9%
25 0005101853805331953384,0%
25 0006342804096632903735,4%
25 0007003204307323353974,5%
25 0008003404758363554814,6%
        
29 50046060400481554266,5%
29 5005101054055331004336,9%
29 5006341954396631954686,6%
29 5007002404607322354978,0%
29 5008002955058362905468,1%
        
35 500460046048104814,5%
35 500510051053305334,5%
35 5006340634663256380,6%
35 50070065635732706624,3%
35 5008001206808361257114,6%

Toelichting bij de overzichten

kolom 1: Dit is het inkomen uit het jaar voorafgaand aan het begin van het huursubsidietijdvak. In de meeste gevallen wordt dit inkomen gebruikt voor de bepaling van de huursubsidiebijdrage. Vergeleken zijn de netto huureffecten in de tijdvakken 1994/1995 en 1995/1996 bij een basisjaarinkomen (1993 respectievelijk 1994) dat voor beide tijdvakken gelijk is gehouden.

Kolom 2: Dit is de feitelijke huur in het tijdvak 1994/1995.

Kolom 3: Dit is de huursubsidie in het tijdvak 1994/1995.

Kolom 4: Dit is de feitelijke huur minus de huursubsidie (= netto huur) in het tijdvak 1994/1995.

Kolom 5: Dit is de feitelijke huur in het tijdvak 1995/1996.

Kolom 6: Dit is de huursubsidie in het tijdvak 1995/1996.

Kolom 7: Dit is de feitelijke huur minus de huursubsidie (= netto huur) in het tijdvak 1995/1996.

Kolom 8: Dit is het stijgingspercentage van de netto huur (kolom 7 ten opzichte van kolom 4).

De leden van de fractie van de VVD vroegen naar het verschil tussen de term «belastbaar bijstandsinkomen» en de term «belastbare bijstandsnorm». Tussen beide termen bestaat geen inhoudelijk verschil. Voor de term «bijstandsnorm» is gekozen omdat deze aansluit bij de terminologie van het voorstel van wet tot Herinrichting van de Algemene Bijstandswet1 .

Deze leden van de fractie van de VVD vroegen of het feit dat deze aanpassing structureel tot meerkosten van 15 miljoen gulden leidt, betekent dat huishoudens met een bovenminimaal inkomensniveau meer huursubsidie gaan ontvangen dan bij de vigerende systematiek het geval was. Deze leden vroegen om een concreet voorbeeld van het verschil tussen de IHS-bijdrage op grond van het huidige wetsvoorstel en op grond van de bestaande wet.

Aan de hand van twee voorbeelden, voor een meerpersoonshuishouden tussen 23 en 65 jaar (huursubsidietabel I) en voor een alleenstaande in dezelfde leeftijdscategorie (huursubsidietabel II), is het verschil in IHS-bijdrage weergegeven tussen het wetsvoorstel en de bestaande Wet IHS.

Een meerpersoonshuishouden met een huur van f 483 per maand en een belastbaar inkomen ter hoogte van f 34 000 per jaar, zou op basis van de bestaande wet een bijdrage hebben ontvangen van f 60 per maand. Op basis van het wetsvoorstel bedraagt de bijdrage f 75 per maand, een verschil van f 15.

Een alleenstaande met een maandhuur van f 734 en een belastbaar inkomen van f 28 200 zou op basis van de bestaande wet een maandelijkse bijdrage van f 75 ontvangen, terwijl de bijdrage op basis van het wetsvoorstel f 95 bedraagt, een verschil van f 20.

In de memorie van toelichting is er reeds op gewezen dat een herbezinning op het stelsel van de Wet IHS tot een nadere aanpassing van de inkomensparameters kan leiden. De leden van de fractie van de PvdA vroegen aan welke aanpassingen de regering hierbij denkt. De leden van de VVD-fractie vroegen in dit verband of de regering zelf twijfels heeft over de gekozen oplossing.

Ondergetekende hecht eraan te benadrukken dat hij geen twijfels heeft over het onderhavige voorstel van wet tot aanpassing van de inkomensparameters. Met dit voorstel worden een consistente systematiek (aanpassing met één inkomensbron) en acceptabele uitkomsten verwezenlijkt. Zoals blijkt uit de hierboven gepresenteerde overzichten zijn de huureffecten redelijk en acceptabel.

Het gegeven dat in de memorie van toelichting niettemin werd gewezen op de mogelijkheid dat de inkomensparameters toch opnieuw aangepast moeten worden, hangt samen met de onderlinge afhankelijkheid van fiscale ontwikkelingen en de huidige systematiek van de Wet IHS.

De leden van de VVD-fractie schetsen het dilemma dat geen garantie kan worden gegeven dat het belastbare bijstandsinkomen voor echtparen in de toekomst geen sterk afwijkende trend te zien geeft. Ondergetekende kan niet anders dan erkennen dat een dergelijk gevaar bestaat in een regeling met een grote samenhang met de fiscale regelgeving.

Dit geeft eens te meer de zorg aan om te pogen tot een ander aanpassingsmechanisme van de inkomensparameters te komen. Met betrekking tot een dergelijke herbezinning is fundamenteel overleg noodzakelijk met de betrokken departementen; Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Financiën. Dit overleg vindt thans plaats, maar is nog in een verkennend stadium zodat de leden van de Tweede Kamer nu nog niet kunnen worden geïnformeerd over mogelijke alternatieven voor een aanpassingsmechanisme dat minder afhankelijk is van de fiscale regelgeving. De complexiteit van de materie en het belang van een deugdelijke en structurele oplossing maakt immers een grondige studie naar mogelijke alternatieven noodzakelijk.

De leden van de fractie van D66 vroegen aan te geven voor welke inkomensgroepen als gevolg van het vaststellen van het minimum inkomensijkpunt op basis van de belastbare bijstandsnorm, een lagere bijdrage zal gaan gelden dan de bij de betreffende huurprijs behorende maximale bijdrage.

De huidige Wet IHS voorziet in principe in een vaststelling van het minimum inkomensijkpunt op basis van de ontwikkeling van het belastbare minimumloon. Indien echter het niveau van de belastbare bijstand uitstijgt boven het niveau van het belastbare minimumloon, biedt de wet de mogelijkheid het minimum inkomensijkpunt vast te stellen op het niveau van de belastbare bijstand. Aan deze mogelijkheid wordt sedert enkele jaren toepassing gegeven. Het huidige voorstel om bij de bepaling van het minimum ijkpunt uit te gaan van de belastbare bijstand heeft derhalve materieel gezien geen consequenties voor de hoogte van het minimum ijkpunt. Evenals in de huidige situatie zullen alle inkomensgroepen met een belastbaar inkomen lager dan, of gelijk aan de belastbare bijstandsuitkering voor de maximale IHS-bijdrage in aanmerking kunnen komen. Degenen met een belastbaar inkomen dat uitstijgt boven de belastbare bijstandsnorm komen uiteraard niet voor de maximale bijdrage in aanmerking.

3. Aanpassing huurparameters

De leden van de fractie van de PvdA en van D66 informeerden naar de onderbouwing van het percentage van 4,8 voor de aanpassing van de normhuren en maximum huren in de Wet IHS.

Ondergetekende merkt op dat inmiddels besloten is het percentage van 4,8 te wijzigen in 4,5. De aanpassing op basis van dit percentage sluit beter aan bij de feitelijke ontwikkeling van de huren zoals die zich in 1995 naar verwachting zal voordoen.

Tevens gaven de leden van de PvdA-fractie aan veel te voelen voor een aanpassing van de Wet IHS op een zodanige wijze, dat een directer verband kan worden gelegd tussen de hoogte van de IHS en de daadwerkelijke huurverhoging. De systematiek van de huursombenadering vraagt daar naar de mening van deze leden om.

Ondergetekende verwijst voor zijn reactie op deze laatste kwestie naar hetgeen daarover gezegd is tijdens het debat op 22 maart en 4 april jl. in het kader van de Wet Balansverkorting geldelijke steun volkshuisvesting1 .

De leden van de PvdA-fractie merkten voorts op dat het per saldo voordelig voor de huursubsidie-ontvanger is indien de feitelijke huurstijging lager is dan de normhuurstijging. Deze leden vroegen hoe een verlaging van de huurparameters kan leiden tot extra huursubsidie-uitgaven van 6 tot 9 miljoen gulden.

De ondergetekende beaamt dat, gegeven de normhuurstijging, het voor de IHS-ontvanger voordelig is als de feitelijke huurstijging zo laag mogelijk is.

Voor wat betreft de extra uitgaven IHS van 6 tot 9 miljoen gulden, merkt de ondergetekende het volgende op. In de begroting 1995 was nog rekening gehouden met de realisatie van een hogere feitelijke huurstijging in 1994. Op basis daarvan was in diezelfde begroting uitgegaan van een hoger normhuurstijgingspercentage voor 1995–1996. Een lagere feitelijke huurstijging in 1994 en dus een lager normhuurstijgingspercentage voor 1995–1996 betekent extra uitgaven. In dit verband wijst de ondergetekende er op dat met een nog verdere verlaging van het normhuurstijgingspercentage van 4,8% naar 4,5% opnieuw extra uitgaven gemoeid zijn, welke geraamd zijn op opnieuw ca. 9 miljoen.

De leden van de fractie van de PvdA vroegen om een overzicht met voorbeelden, waaruit het effect valt af te lezen op de huursubsidie, dan wel de netto huurstijging van een huurverhoging beneden, op of boven het percentage waarmee de huurparameter wordt aangepast.

In de onderstaande overzichten wordt weergegeven wat het effect voor het tijdvak 1995–1996 is op de netto huur (= huurprijs na aftrek van de IHS-bijdrage) bij drie verschillende stijgingspercentages van de feitelijke huur. Bij de overzichten is uitgegaan van een meerpersoonshuishouden in de leeftijdscategorie van 23 jaar tot 65 jaar (huursubsidietabel I).

Netto huureffecten bij een feitelijke huurstijging van 2%

(1) inkomen basisjaar(2) huur '94/'95(3) subs. '94/'95(4) netto huur(5) huur '95/'96(6) subs. '95/'96(7) netto huur(8) stijging %(9) stijging % alt.
30 00040085315408853232,5%(2,5%)
30 0005502153355612203411,8%(1,8%)
30 0007003203807143253892,4%(2,4%)
         
36 200400040040804082,0%(2,0%)
36 20055095455561904713,5%(4,6%)
36 2007002005007141905244,8%(4,8%)
         
44 350400040040804082,0%(2,0%)
44 350550055056105612,0%(2,0%)
44 350700070071407142,0%(2,0%)

Netto huureffecten bij een feitelijke huurstijging van 4,8%

(1) inkomen basisjaar(2) huur '94/'95(3) subs. '94/'95(4) netto huur(5) huur '95/'96(6) subs. '95/'96(7) netto huur(8) stijging %(9) stijging % alt.
30 00040085315420953253,2%(3,2%)
30 0005502153355772303473,6%(3,6%)
30 0007003203807343353995,0%(5,0%)
36 200400040042004204,8%(4,8%)
36 200550954555771004774,6%(4,6%)
36 2007002005007342055295,8%(6,8%)
         
44 350400040042004204,8%(4,8%)
44 350550055057705774,8%(4,8%)
44 350700070073407144,8%(4,8%)

Netto huureffecten bij een feitelijke huurstijging van 7,5%

(1) inkomen basisjaar(2) huur '94/'95(3) subs. '94/'95(4) netto huur(5) huur '95/'96(6) subs. '95/'96(7) netto huur(8) stijging %(9) stijging % alt.
30 000400853154301053253,2%(3,2%)
30 0005502153355922453473,6%(3,6%)
30 0007003203807533454087,4%(7,4%)
         
36 200400040043004307,5%(7,5%)
36 200550954555921104825,9%(5,9%)
36 2007002005007532155387,6%(7,6%)
         
44 350400040043004307,5%(7,5%)
44 350550055059205927,5%(7,5%)
44 3507000700753307233,3%(3,3%)

Toelichting

Kolom 1: Dit is het inkomen uit het jaar voorafgaand aan het begin van het huursubsidietijdvak. In de meeste gevallen wordt dit inkomen gebruikt voor de bepaling van de huursubsidiebijdrage. Vergeleken zijn de netto huureffecten in de tijdvakken 1994/1995 en 1995/1996 bij een basisjaarinkomen (1993 respectievelijk 1994) dat voor beide tijdvakken gelijk is gehouden.

Kolom 2: Dit is de feitelijke huur in het tijdvak 1994/1995.

Kolom 3: Dit is de huursubsidie in het tijdvak 1994/1995.

Kolom 4: Dit is de feitelijke huur minus de huursubsidie (= netto huur) in het tijdvak 1994/1995.

Kolom 5: Dit is de feitelijke huur in het tijdvak 1995/1996.

Kolom 6: Dit is de huursubsidie in het tijdvak 1995/1996.

Kolom 7: Dit is de feitelijke huur minus de huursubsidie (= netto huur) in het tijdvak 1995/1996.

Kolom 8: Dit is het stijgingspercentage van de netto huur (kolom 7 ten opzichte van kolom 4).

Kolom 9: Dit is het stijgingspercentage van de netto huur zoals dit zou zijn geweest als zowel de tabellen als de feitelijke huur met 4,8% waren aangepast.

4. Normhuurcompensatie

De leden van de fractie van de PvdA vroegen waarom de normhuurcompensatie van 2% niet meteen structureel geregeld is voor de jaren waarin het huurbeleid door de Wet balansverkorting wordt bepaald.

Ook voor wat betreft deze kwestie verwijst ondergetekende naar hetgeen hij hierover gezegd heeft tijdens het debat op 22 maart en 4 april jl. over de Wet balansverkorting.

5. Overhevelingstoeslag

Naar aanleiding van de voorgestelde wijziging van de wet van 21 juni 1989, zodanig dat geen precieze datum meer wordt genoemd voor het vervallen van de overhevelingstoeslag, vroegen de leden van de fractie van D66 of aan de voorgenomen fasegewijze verlaging van de overhevelingstoeslag nog effecten zijn verbonden voor het onderhavige wetsvoorstel.

De ondergetekende merkt in dit kader op dat met betrekking tot het tijdvak 1995–1996 de inkomensparameters zijn aangepast aan de hand van de inkomensontwikkelingen in 1994 en 1995. De veranderingen ten aanzien van de samenstelling van het belastbare inkomen, die zich vanaf 1 januari 1996 zullen voordoen, hebben derhalve geen effect voor het tijdvak waarop het onderhavige wetsvoorstel betrekking heeft.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

D. K. J. Tommel


XNoot
1

Kamerstukken I 1994/1995, 22 545, nr. 75.

XNoot
1

Kamerstukken II 1994/1995, 23 817

Naar boven