24 091
Wijziging van de Wet individuele huursubsidie en wijziging van de wet van 21 juni 1989 tot aanpassing van de Wet individuele huursubsidie naar aanleiding van de voorstellen van de commissie tot vereenvoudiging van de loonbelasting en de inkomstenbelasting

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 22 maart 1995

De vaste Commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen.

1. Inleiding

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat met het onderhavige wetsvoorstel een structurele oplossing wordt voorgesteld om de chaos, die in de zomer van 1994 rond het verstrekken van individuele huursubsidie is opgetreden, voortaan te voorkomen. Deze leden hebben destijds begrepen dat deze chaos is ontstaan omdat de wet vereiste dat als gevolg van een om technische redenen noodzakelijke verhoging van het belastbaar bijstandsinkomen met 5,2%, de inkomensijkpunten van de Wet individuele huursubsidie zodanig werden aangepast dat met name alleenstaanden veel te weinig huursubsidie kregen. Voor dit probleem moet dit wetsvoorstel een oplossing bieden.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de noodzaak tot vereenvoudiging van de aanpassingsmechanismen in de Wet individuele huursubsidie. De verwarrende situatie die per 1 juli 1994 was ontstaan, heeft de noodzaak hiervan aangetoond. Op onderdelen hebben deze leden echter behoefte aan een verduidelijking.

De leden van de D66-fractie nemen met belangstelling kennis van het onderhavige wetsvoorstel.

2. Het huidige aanpassingsmechanisme in de Wet individuele huursubsidie

Het voorstel om verschillende vermenigvuldigingsfactoren te hanteren voor respectievelijk alleenstaanden en meerpersoonshuishoudens en voor huishoudens boven en onder de 65 jaar lijkt de leden van de PvdA-fractie goed, zij het dat zij vragen op welke wijze hiermee een oplossing bereikt wordt voor de verschillen in inkomensontwikkeling tussen huishoudens met een bijstandsuitkering en huishoudens met een ander inkomen.

Het is deze leden nog niet geheel duidelijk of het wetsvoorstel er toe leidt dat het voortaan is uit te sluiten dat niet-bijstandsontvangers ten onrechte met een niet reële, hoge aanpassing van ijkpunten worden geconfronteerd met alle subsidiegevolgen van dien. Het belastbaar bijstandsinkomen blijft immers uitgangspunt. Hoe hoog is overigens de verhoging van het belastbare bijstandsinkomen dit c.q. volgend jaar?

De leden van de PvdA-fractie willen ook graag weten wat de hoogte is van de andere parameters die voor het komende subsidietijdvak gehanteerd worden.

Het is voor de leden van de PvdA-fractie onmogelijk zich puur op basis van het wetsvoorstel een beeld te vormen van de subsidiegevolgen die een en ander heeft. Om het voorstel goed te kunnen beoordelen zien de leden van de PvdA-fractie graag een overzicht met voorbeelden waarin de subsidiebedragen van verschillende categorieën huishoudens per 1 juli a.s. worden afgezet tegen de subsidiebedragen van de afgelopen periode. Dit overzicht moet voldoende inzichtelijk en uitgebreid zijn. De chaos van de afgelopen zomer mag naar de mening van de aan het woord zijnde leden niet herhaald worden. De leden van de PvdA-fractie willen met vertrouwen in het wetsvoorstel kunnen instemmen en dat gaat in hun ogen niet zonder overtuigende cijfers over de rechtvaardigheid van de subsidiegevolgen.

Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe het minimum ijkpunt, het modale ijkpunt en de vermenigvuldigingsfactor aan te passen met de ontwikkeling van de belastbare bijstandsnorm. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven wat het verschil is tussen de tot op heden gebruikte term «belastbaar bijstandsinkomen» en de term «belastbare bijstandsnorm»? Het komt deze leden voor dat de in artikel I gekozen definitie van de belastbare bijstandsnorm («het bedrag dat gelijk is aan het inkomen bij een uitkering overeenkomstig het normbedrag voor een echtpaar, ...») nadere precisering van het fiscale inkomensbegrip behoeft.

Betekent het feit dat deze aanpassing tot meerkosten van 15 miljoen gulden structureel leidt, dat huishoudens met een bovenminimaal inkomensniveau meer huursubsidie gaan ontvangen dan in de vigerende systematiek het geval is? Kan aan de hand van een concreet voorbeeld het verschil tussen de huidige en de nu voorgestelde aanpassingsmethode inzichtelijk worden gemaakt?

Gezien het belang van fiscale instrumenten voor het inkomensbeleid vermoeden de leden van de VVD-fractie dat ook in de toekomst behoorlijke verschillen kunnen optreden tussen de ontwikkeling van het belastbare inkomen enerzijds en het netto-inkomen anderzijds. In dat geval zou hantering van de «belastbare bijstandsnorm» toch weer tot onbedoelde inkomenseffecten kunnen leiden. Deze mogelijkheid wordt impliciet erkend door – juist met het oog op de effecten van fiscale regelgeving – de mogelijkheid in de wet op te nemen om verschillende vermenigvuldigingsfactoren vast te stellen voor meerpersoonshuishoudens en alleenstaanden. Dit voorstel neemt de belastbare bijstandsnorm voor een echtpaar als uitgangspunt. Gegeven de sterk afwijkende ontwikkeling van het belastbare bijstandsinkomen voor alleenstaanden in 1994, lijkt deze keus gerechtvaardigd. Maar wie kan garanderen dat in de toekomst niet juist het belastbare bijstandsinkomen van echtparen door technische factoren sterk zal afwijken, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De regering hecht eraan erop te wijzen dat een nadere herbezinning op het stelsel van de Wet individuele huursubsidie tot een nadere aanpassing van de inkomensparameters kan leiden. Deze leden lezen in deze zin dat de regering twijfels heeft over de houdbaarheid van de gekozen oplossing. Is dit vermoeden terecht?

Het vaststellen van het minimum inkomensijkpunt op basis van de belastbare bijstandsnorm betekent dat alle huursubsidie-ontvangers met een belastbaar inkomen gelegen tussen het niveau van het belastbare minimumloon en de belastbare bijstandsnorm, in beginsel voor de bij de betreffende huurprijs behorende maximale bijdrage in aanmerking komen. In de memorie van toelichting wordt verder niet aangegeven of en zo ja, voor welke inkomensgroepen een lagere bijdrage zal gaan gelden. Kan de regering hiervan een overzicht geven, zo vragen de leden van de D66-fractie.

Deze leden constateren dat in de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat de regering eraan hecht erop te wijzen dat een nadere herbezinning op het stelsel van de Wet individuele huursubsidie tot een nadere aanpassing van de inkomensparameters kan leiden. Aan welke aanpassingen wordt hierbij door de regering gedacht?

3. Aanpassing huurparameters

In het wetsvoorstel wordt voorgesteld de normhuren en de maximumhuren met 4,8% te verhogen. Dit in afwijking van de afgelopen jaren nog gehanteerde 5,5%. Gedeeltelijk wordt aangesloten bij het voornemen aan te sluiten bij de gemiddelde gerealiseerde huurverhoging van het voorafgaande jaar, maar er wordt tevens gecorrigeerd voor «te hoge» aanpassingen de afgelopen jaren. De leden van de PvdA-fractie zien graag een uitleg waarom dit een compensatie betekent voor de, blijkbaar te lage, subsidiebedragen van het afgelopen jaar. Het is toch per saldo voordelig voor huursubsidie-ontvangers wanneer hun feitelijke huurontwikkeling beneden het percentage blijft waarmee de huurparameters worden aangepast? Hoe kan verlaging van de huurparameters dan leiden tot extra huursubsidie-uitgaven van 6 tot 9 miljoen gulden?

Om deze redenering goed te begrijpen vragen de leden van de PvdA-fractie om een overzicht met voorbeelden, waaruit blijkt wat het negatieve dan wel positieve effect is op de huursubsidie, dan wel de netto-huurstijging (huur min huursubsidie) van een huurverhoging beneden, op of boven het percentage waarmee de huurparameter wordt aangepast. Deze leden voelen veel voor een aanpassing van de Wet individuele huursubsidie op een zodanige wijze, dat een directer verband kan worden gelegd tussen de hoogte van de individuele huursubsidie en de daadwerkelijke huurverhoging. De systematiek van de huursombenadering vraagt daar naar hun mening om.

Voor het tijdvak 1 juli 1995 tot 1 juli 1996 wordt het percentage waarmee de normhuren en maximumhuren in de Wet individuele huursubsidie worden aangepast op 4,8% bepaald. Kan een berekening en onderbouwing van dit percentage worden gegeven, zo vragen de leden van de D66-fractie.

4. Normhuurcompensatie

Het verlengen van de normhuurcompensatie van 2% vinden de leden van de PvdA-fractie een zeer goede zaak. Waarom wordt dit niet meteen structureel geregeld voor de jaren waarin het huurbeleid door de Wet balansverkorting wordt bepaald? Op die manier wordt gegarandeerd dat hoger dan gemiddelde huurverhogingen voor de lagere inkomensgroepen worden getemperd.

5. Overhevelingstoeslag

In het wetsvoorstel wordt ervoor gekozen om geen precieze datum voor het vervallen van de overhevelingstoeslag en de gevolgen daarvan voor de individuele huursubsidie op te nemen, maar in algemene zin de gevolgen te regelen van het bestaan en het vervallen van deze toeslag? Wat betreft de afschaffing van de overhevelingstoeslag heeft de regering thans het voornemen de overhevelingstoeslag met ingang van 1 januari 1996 fasegewijs te gaan verlagen. De leden van de D66-fractie vragen of er aan de uitvoering van dit voornemen nog effecten voor het onderhavige wetsvoorstel zijn verbonden? Zo ja, moet het wetsvoorstel dan op dit punt nog worden aangepast?

De voorzitter van de commissie,

Versnel-Schmitz

De griffier van de commissie,

De Vries


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Van Erp (VVD), Wolters (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van den Berg (SGP), Verspaget (PvdA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Esselink (CDA), ondervoorzitter, M. M. van der Burg (PvdA), Versnel-Schmitz (D66), voorzitter, Van Gijzel (PvdA), Verbugt (VVD), Aiking-van Wageningen (AOV), Poppe (SP), Gabor (CDA), Jorritsma-van Oosten (D66), Augusteijn-Esser (D66), Duivesteijn (PvdA), Giskes (D66), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Dijksma (PvdA), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD).

Plv. leden: Biesheuvel (CDA), Blauw (VVD), Boers-Wijnberg (CDA), O. P. G. Vos (VVD), Van Middelkoop (GPV), Houda (PvdA), Bukman (CDA), Van de Camp (CDA), Oudkerk (PvdA), Fermina (D66), Valk (PvdA), Hoogervorst (VVD), Hendriks (HDRK), vacature (CD), Bijleveld-Schouten (CDA), Van 't Riet (D66), Reitsma (CDA), Huys (PvdA), De Graaf (D66), Leerkes (Unie 55+), Swildens-Rozendaal (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Witteveen-Hevinga (PvdA), Keur (VVD), H. G. J. Kamp (VVD).

Naar boven