Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1994-1995 | 24090 nr. 1;2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1994-1995 | 24090 nr. 1;2 |
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het specifiek cultuurbeleid in verband met de instelling van een adviesorgaan voor het beleid op het terrein van de cultuur (Raad voor het cultuurbeleid).
De toelichtende memorie (en bijlagen) die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, met inachtneming van artikel 79 van de Grondwet, een vast college in te stellen dat adviseert over 's Rijks beleid op het terrein van de cultuur, zulks mede ter vervanging van de Raad voor de Kunst, de Mediaraad en de Raad voor het cultuurbeheer en daartoe de Wet op het specifiek cultuurbeleid te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het specifiek cultuurbeleid wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel f, een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. de Raad: de Raad voor het cultuurbeleid, bedoeld in artikel 2a.
2. In het derde lid wordt de passage «Artikel 144c van de Provinciewet (Stb. 1983, 649) en artikel 237c van de gemeentewet (Stb. 183, 649)» vervangen door: Artikel 186 van de Provinciewet en artikel 183 van de Gemeentewet
Na hoofdstuk I wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK IA. RAAD VOOR HET CULTUURBELEID
1. Er is een Raad voor het cultuurbeleid die Onze Minister, de beide Kamers der Staten-Generaal of, door tussenkomst van Onze Minister, Onze Ministers wie het mede aangaat, desgevraagd adviseert over het cultuurbeleid van het Rijk.
2. De Raad kan uit eigen beweging Onze Minister of Onze Ministers wie het mede aangaat, adviseren over belangrijke ontwikkelingen op het terrein van de cultuur die in aanzienlijke mate verband houden met het cultuurbeleid van het Rijk.
1. De Raad heeft een voorzitter en ten hoogste 24 overige leden.
2. De voorzitter en de overige leden worden, de Raad gehoord, op voordracht van Onze Minister bij koninklijk besluit benoemd en in bijzondere gevallen geschorst en ontslagen.
3. Bij de benoeming van de overige leden wordt ervoor zorggedragen dat de aandachtsgebieden, bedoeld in artikel 2l, door middel van één of meer leden in de Raad herkenbaar aanwezig zijn.
4. De benoeming geschiedt voor een periode van ten hoogste vier jaren.
5. Aftredende leden van de Raad kunnen éénmaal worden herbenoemd.
6. Onze Minister kan regelen stellen voor de wijze waarop de voordracht, bedoeld in het tweede lid, tot stand komt.
1. Onder de Raad ressorteren drie commissies ter voorbereiding van de adviezen die Onze Minister vraagt ingevolge de Archiefwet 1962, de Monumentenwet 1988 onderscheidenlijk de Wet tot behoud van cultuurbezit.
2. De Raad kan voor de voorbereiding van andere adviezen tijdelijke commissies instellen.
3. De Raad wijst uit zijn midden de voorzitter en de overige leden van een vaste of tijdelijke commissie aan.
4. Indien voor de voorbereiding van een advies een specifieke deskundigheid is vereist die niet reeds bij een of meer leden van de Raad aanwezig is, kan Onze Minister, op voordracht van de Raad, ten hoogste vijf andere personen dan leden van de Raad in een commissie benoemen en in bijzondere gevallen schorsen en ontslaan.
5. Op een benoeming als bedoeld in het vierde lid is artikel 2b, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
6. De Raad en de commissies kunnen zich, na een hiertoe strekkend besluit van de Raad, in bijzondere gevallen voor de voorbereiding van een advies bij hun werkzaamheden doen bijstaan door personen die geen deel uitmaken van de Raad of van een commissie.
1. De Raad pleegt ten minste eenmaal per jaar overleg met Onze Minister over de door de Raad voorgenomen werkzaamheden voor de komende met Onze Minister overeengekomen adviesperiode.
2. Ten behoeve van het in het eerste lid bedoelde overleg stelt de Raad een overzicht van de door hem voorgenomen werkzaamheden op en legt dit, tezamen met een raming van de met de uitvoering van de werkzaamheden gepaard gaande kosten, tijdig aan Onze Minister voor.
3. Ten behoeve van het in het eerste lid bedoelde overleg zendt Onze Minister tijdig een overzicht van de door hem voorgenomen adviesaanvragen aan de Raad toe.
4. De Raad stelt na het in het eerste lid bedoelde overleg het programma van zijn werkzaamheden vast en zendt dit aan Onze Minister en aan de beide Kamers der Staten-Generaal.
1. De Raad stelt jaarlijks een verslag op van zijn werkzaamheden, de uitgebrachte adviezen in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar.
2. De Raad zendt het verslag aan Onze Minister en aan de beide Kamers der Staten-Generaal.
1. Telkens binnen een periode van vier jaren brengt de Raad een rapport uit aan Onze Minister waarin de taakvervulling van de Raad aan een onderzoek wordt onderworpen en voorstellen kunnen worden gedaan voor gewenste veranderingen.
2. Onze Minister zendt het rapport, voorzien van zijn standpunt, aan de beide Kamers der Staten-Generaal.
De Raad kan zich rechtstreeks wenden tot andere adviesorganen, bestuursorganen en andere organisaties en personen voor het verkrijgen van de informatie die hij behoeft.
Adviezen worden vastgesteld bij meerderheid van stemmen.
1. Het personeel van de Raad bestaat uit een algemeen secretaris, secretarissen en de overige medewerkers, tezamen vormend het bureau van de Raad.
2. De algemeen secretaris wordt, na overleg met de Raad, benoemd, geschorst en ontslagen bij koninklijk besluit. Hij is hoofd van het bureau.
3. De secretarissen en de overige medewerkers worden, na overleg met de Raad, benoemd, geschorst en ontslagen door Onze Minister.
4. Voor de uitoefening van zijn taak is de algemeen secretaris uitsluitend verantwoording schuldig aan de Raad.
5. Onze Minister draagt, na overleg met de Raad, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van het bureau.
De Raad zendt Onze Minister een afschrift van de adviezen die aan anderen dan aan Onze Minister zijn uitgebracht.
1. De Raad stelt bij huishoudelijk reglement de aandachtsgebieden van het terrein van de cultuur vast die in de inrichting van de Raad herkenbaar aanwezig dienen te zijn.
2. Onze Minister kan de Raad een aanwijzing ter zake van de vaststelling van de aandachtsgebieden geven.
3. De Raad regelt bij huishoudelijk reglement de inrichting en werkwijze van de Raad en de commissies, in het bijzonder met betrekking tot de openbaarheid van de vergaderingen.
4. De vaststelling van het huishoudelijk reglement alsmede de wijziging ervan, behoeft de goedkeuring van Onze Minister.
De Raad houdt de op de adviezen betrekking hebbende voorbereidende stukken ter beschikking van Onze Minister.
In artikel 3, derde lid, wordt het laatste zinsdeel «bedoeld in artikel 144b, vierde lid, van de Provinciewet en artikel 237b, vierde lid, van de gemeentewet» vervangen door: bedoeld in artikel 185, vierde lid, van de Provinciewet en artikel 182, vierde lid, van de Gemeentewet
De archiefbescheiden van de Raad voor de Kunst, de Raad voor het cultuurbeheer en de Mediaraad gaan, voor zover zij niet zijn overgebracht ingevolge artikel 12 van de Archiefwet 1962, over naar de Raad voor het cultuurbeleid.
1. In afwijking van artikel 2b, tweede lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid worden de leden van de Raad voor het cultuurbeleid voor de eerste maal benoemd zonder de Raad te horen.
2. In afwijking van artikel 2j, tweede lid, worden de algemeen secretaris, de secretarissen en overige medewerkers van het bureau voor de eerste maal benoemd zonder voordracht van de Raad voor het cultuurbeleid.
De Wet op de Raad voor de Kunst 1977 wordt ingetrokken.
De Wet Raad voor het cultuurbeheer wordt ingetrokken.
De Mediawet wordt gewijzigd als volgt:
De artikelen 2 tot en met 8 vervallen.
Artikel 28, onderdeel f, van de Mediawet komt te luiden:
f. de Raad voor het cultuurbeleid, voorzover samenhangend met de advisering ten aanzien van radio, televisie, pers en andere vormen van massacommunicatie, tot een door Onze Minister te bepalen bedrag;
In artikel 75b, tweede lid, onderdeel d, worden de woorden «Raad voor de Kunst» telkens vervangen door: Raad voor het cultuurbeleid.
In artikel 123, tweede lid, wordt na onderdeel b een punt gezet en vervalt onderdeel c.
Artikel 1, onderdeel d, van de Wet tot behoud van cultuurbezit, wordt vervangen door:
d. de Raad: de Raad voor het cultuurbeleid, bedoeld in artikel 2a van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;
De Monumentenwet 1988 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1, tweede lid, onderdeel i, wordt vervangen door:
i. de Raad: de Raad voor het cultuurbeleid, bedoeld in artikel 2a van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.
In de artikelen 3, zesde lid, 7, tweede lid, 35, eerste, tweede en vierde lid, 40, tweede lid, 45, eerste lid en 49, eerste lid, wordt «Raad voor het cultuurbeheer» vervangen door: Raad.
In artikel 5 van de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935, wordt «Mediaraad» vervangen door: Raad voor het cultuurbeleid.
Indien het bij koninklijke boodschap van 6 oktober 1992 ingediende voorstel van wet tot vervanging van de Archiefwet 1962 (Stb. 313) en in verband daarmee wijziging van enige andere wetten (Archiefwet 19..) (Kamerstukken II 1992/1993, 22 866, nr 1–2), tot wet wordt verheven, wordt:
a. die wet gewijzigd als volgt:
Artikel 1, onderdeel g, vervalt;
In artikel 5, tweede lid, wordt «Raad voor het cultuurbeheer» vervangen door: Raad voor het cultuurbeleid, bedoeld in artikel 2a van de Wet op het specifiek cultuurbeleid,
b. in artikel II wordt «in gevolge artikel 12 van de Archiefwet 1962» vervangen door de citeertitel van die wet.
De tekst van de Wet op het specifiek cultuurbeleid wordt in het Staatsblad geplaatst. Voor de plaatsing in het Staatsblad stelt Onze Minister de nummering van de artikelen en hoofdstukken van de Wet op het specifiek cultuurbeleid opnieuw vast en brengt hij de in deze wet voorkomende aanhalingen van de artikelen en hoofdstukken met de nieuwe nummering in overeenstemming.
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 juli 1995.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24090-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.