24 089
Regeling van de vergoeding voor de werkzaamheden, de secundaire voorzieningen en de kostenvergoedingen van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, alsmede van de toelage en de andere voorzieningen van de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal (Wet vergoedingen leden Eerste Kamer)

A
TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I. VOORSTEL VAN WET

Het opschrift luidde:

Regeling van de vergoeding voor de werkzaamheden, de kostenvergoedingen en de secundaire voorzieningen van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal (Wet vergoedingen leden Eerste Kamer)

De considerans luidde:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede gelet op artikel 63 van de Grondwet, wenselijk is een nieuwe wettelijke regeling te treffen van de vergoeding voor de werkzaamheden, van de kostenvergoedingen en van de secundaire voorzieningen van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;

Artikel 3 luidde:

De hoofdstukken II en IV zijn niet van toepassing op de voorzitter.

Artikel 7, eerste lid, luidde:

Voor de fractievoorzitters wordt de vergoeding, genoemd in artikel 4, voor de duur van hun voorzitterschap verhoogd met f 414,- per jaar, alsmede met f 124,- voor elk lid dat de fractie buiten de fractievoorzitter telt, met dien verstande dat de verhoging in totaal niet meer dan f 2274,- per jaar bedraagt.

Een nieuw artikel 8 is toegevoegd.

Artikel 10 (oud artikel 13) luidde:

Voor het treffen van voorzieningen inzake ouderdoms- en nabestaandenpensioenen, alsmede inzake arbeidsongeschiktheid ontvangen de kamerleden een bedrag van f 2762,- per jaar.

In artikel 10 (oud artikel 13), zijn een nieuw tweede en derde lid toegevoegd.

Nieuwe artikelen 11 tot en met 15 zijn toegevoegd.

Artikel 18, derde lid, (oud artikel 11, derde lid) luidde:

De bedragen, genoemd in het tweede lid, worden jaarlijks door Onze Minister herzien aan de hand van de index materiële overheidsconsumptie die door het Centraal Planbureau wordt opgesteld.

Artikel 20 (oud artikel 14) luidde:

De bedragen, bedoeld in de artikelen 4, 7, eerste lid, 9, eerste lid, 10, 11, tweede lid en 13 worden voor 1995 naar evenredigheid aangepast, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 21 (oud artikel 15) luidde:

De wet van 25 juni 1969 tot regeling van de vergoeding van de kosten, welke uit de vervulling van het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal voortvloeien (Stb. 1992, 305), wordt ingetrokken.

Artikel 23 (oud artikel 17) luidde:

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

II. MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

De laatste zin van de tweede alinea luidde:

Het voorliggende wetsvoorstel betreft bijgevolg in hoofdzaak de rechtspositie van de andere leden dan de voorzitter.

Een vijfde alinea is toegevoegd, die luidt:

Nu de rechtspositie van de leden van de Eerste Kamer in dit voorstel van wet een definitief karakter krijgt ben ik van mening dat de overzichtelijkheid er ten zeerste mee gediend is dat de rechtspositie van de voorzitter van de Eerste Kamer in deze nieuwe wet wordt geïncorporeerd. Hiervoor werd er reeds op gewezen dat de rechtspositie van de voorzitter definitief is geregeld bij wet van 18 juni 1992. De inhoud van die wet is in het onderhavige voorstel opgenomen. In hoofdstuk IV zijn de toelage en de andere voorzieningen van de voorzitter geregeld. In verband hiermee wordt de wet van 12 november 1975 ingetrokken.

In alinea zes zijn de volgende zinnen toegevoegd, die luiden:

Tot slot zijn in dit hoofdstuk voorzieningen voor de vervanging van de voorzitter van de Eerste Kamer opgenomen.

Hoofdstuk IV bevat de regeling van de rechtspositie van de voorzitter. Hij ontvangt onder andere een toelage en een tegemoetkoming in de premie van een ziektekostenverzekering. Voorts is de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers op de voorzitter van toepassing.

In alinea zeven is de volgende zin toegevoegd, die luidt:

Over de fiscale behandeling van de hierboven voorgestelde vergoedingen voor de leden van de Eerste Kamer heeft overleg plaatsgevonden met de Staatssecretaris van Financiën.

Artikelsgewijs

De toelichting bij artikel 3 luidde:

De rechtspositie van de voorzitter van de Eerste Kamer, met uitzondering van de kostenvergoedingen, is geregeld in de wet van 12 november 1975. Gelet hierop is in dit artikel, voor de toepassing van de hoofdstukken II en IV, de voorzitter uitgezonderd.

Aan de toelichting van artikel 7 is de volgende zin toegevoegd, die luidt:

Gelet op het feit dat de toelagen van de fractievoorzitters in de Tweede Kamer nog per 1 januari 1995 zijn gewijzigd, zijn de in dit artikel genoemde bedragen na advisering door de Raad van State aangepast.

Bij het nieuwe artikel 8 is een toelichting gevoegd.

Bij de nieuwe leden twee en drie van artikel 10 (oud artikel 13) is een toelichting gevoegd.

De toelichting bij de nieuwe artikelen 11 t/m 15 luidt:

Verwezen wordt naar het algemene deel van de toelichting.

Gelet op het feit dat deze artikelen bestaande regelgeving betreffen worden zij niet nader toegelicht.

Aan de toelichting bij artikel 16 (oud artikel 9) is de volgende teksttoegevoegd, die luidt:

De index houdt de prijsmutatie in van de netto materiële overheidsconsumptie, zoals die wordt ontleend aan de staat middelen en bestedingen uit het Centraal Economisch Plan (CEP) van het Centraal Planbureau. Voor het jaar 1996 gaat het wat betreft de stijging van de vergoeding van de ambtskosten om de prijsmutatie voor het jaar 1996 uit het CEP van het jaar 1996.

Aan de toelichting bij artikel 18 (oud artikel 11) zijn de volgende teksten toegevoegd, die luiden:

Met het door het kamerlid bewoonde deel van de woonplaats, genoemd in het eerste lid, wordt bedoeld dat gedeelte van de woonplaats dat wordt aangeduid met eenzelfde postcode.

De bedragen zullen op basis van het derde lid worden geïndexeerd. Voor deze indexering is, mede gelet op de regeling die geldt voor Tweede-Kamerleden, aangesloten bij de procentuele wijzigingen van de som van de componenten van een vergoeding van verblijfkosten voor burgerlijk rijkspersoneel, zoals geregeld in het Reisbesluit binnenland. Deze componenten, genoemd in artikel 13 van het besluit, bestaan uit logies, ontbijt, lunch, avondmaaltijd, kleine uitgaven overdag en kleine uitgaven 's avonds. De bedragen van deze componenten zullen eenmaal per jaar (per 1 januari) worden bijgesteld.

Naar boven