24 087
Bijzondere bepalingen in verband met de vernieuwing van het openbaar bestuur in de provincie Rotterdam (Wet bijzondere bepalingen provincie Rotterdam)

24 088
Regels in verband met de instelling van de provincie Rotterdam en de wijziging van de gemeentelijke indeling in die provincie (Wet instelling provincie Rotterdam)

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 16 juni 1995

De vaste kamercommissie voor Binnenlandse Zaken heeft het kabinet gevraagd te reageren op de uitslag van het in de gemeente Rotterdam gehouden referendum over de vorming van een stadsprovincie en de opdeling van de gemeente Rotterdam. De commissie heeft gevraagd te reageren vóór de behandeling van de wetsvoorstellen bijzondere bepalingen provincie Rotterdam en instelling provincie Rotterdam op 21 juni aanstaande.

In de afgelopen jaren is in en met de regio Rotterdam hard gewerkt aan de totstandkoming van de wetsvoorstellen voor een nieuw provinciaal bestuur voor deze regio. De beide wetsvoorstellen zijn zorgvuldig en uitgebreid voorbereid.

In februari 1992 heeft de Tweede Kamer het kabinet door middel van het aannemen van de motie de Cloe/van der Heijden uitgenodigd om op basis van de voorstellen uit het gebied wetgeving voor te bereiden. In oktober 1993 verscheen het voorontwerp van Wet bijzondere bepalingen provincie Rotterdam (WbbpR). Na het verwerken van de reacties is het voorstel van wet aan de Raad van State voorgelegd. Het op basis van dit advies aangepaste wetsvoorstel is op 21 februari jl. aan de Tweede Kamer aangeboden.

Het voorstel van Wet instelling provincie Rotterdam doorliep een andere procedure: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben de arhi-procedure begin april 1993 gestart met het uitnodigen voor overleg van de colleges van burgemeesters en wethouders van de gemeenten in Zuid-Holland, alsmede de besturen van de waterschappen in Zuid-Holland. De gemeenteraad van Rotterdam besloot op 24 juni 1993 de gemeente Rotterdam op te delen in 12 nieuwe gemeenten. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland namen dit voorstel in juli 1993 op in het zogenaamde herindelingsplan.

Dit plan is naar alle gemeenten, intergemeentelijke samenwerkings- verbanden en de waterschappen gestuurd met het verzoek te reageren. Tevens is het plan gedurende 2 maanden ter visie gelegd. Mede op basis van de ingekomen reacties hebben Provinciale Staten in februari 1994 een ontwerp-regeling vastgesteld.

Het door het vorige kabinet aan de Raad van State voorgelegde wetsvoorstel bevatte, in afwijking van de ontwerp-regeling van de provincie, het voorstel de gemeente Rotterdam in 10 nieuwe gemeenten op te delen. Het huidige kabinet heeft datzelfde voorstel op 21 februari jl. aan de Tweede Kamer aangeboden.

Uw Kamer heeft op 7 maart jl. over beide wetsvoorstellen in meerderheid steun uitgesproken voor de hoofdlijnen van deze voorstellen. Vervolgens heeft uw Kamer op 5 en 6 april hoorzittingen over de wetsvoorstellen gehouden. Uit de schriftelijke voorbereiding van beide wetsvoorstellen in uw Kamer blijkt eveneens steun voor de hoofdlijn van de wetsvoorstellen.

De uitslag van het in de gemeente Rotterdam gehouden referendum over de vorming van de stadsprovincie en de opdeling van de stad en de gevolgen die de gemeenteraad van Rotterdam in meerderheid aan deze uitslag geeft, noopt echter tot een nadere bezinning. Tegelijkertijd beseft het kabinet terdege dat de problematiek van deze regio op korte termijn ook een aanpassing van het bestuur vraagt. Dat is nodig om een versterkte economische en sociale ontwikkeling in het gebied mogelijk te maken. Bovendien kan zo'n bestuur betere oplossingsmogelijkheden binnen bereik brengen voor de economische, ruimtelijke en sociale problemen in het gebied die de afzonderlijke gemeenten overstijgen.

Na de uitslag van het referendum is in het gebied een patstelling ontstaan; de gemeente Rotterdam heeft aangegeven de wetsvoorstellen niet meer te kunnen steunen, terwijl de regioraad nog onlangs unaniem een motie heeft aanvaard waarin de Tweede Kamer wordt verzocht de voorliggende wetgeving met spoed af te ronden.

Voor het kabinet is en blijft de vorming van een nieuw provinciaal bestuur in de regio Rotterdam om de regionale kansen en problemen aan te kunnen pakken noodzakelijk. Het provinciaal bestuur in deze regio moet ook kunnen beschikken over taken en bevoegdheden die in grote lijnen overeenkomen met hetgeen in de WbbpR is voorzien.

Het kabinet is echter wel van mening dat de uitslag van het referendum en de daaraan verbonden conclusies door de gemeenteraad van Rotterdam voldoende reden geeft om het voorstel met betrekking tot de indeling van de stad Rotterdam opnieuw te bezien.

De schaalverkleining in Rotterdam had tot doel een versterking van het lokale bestuur mogelijk te maken. In de regio wordt een zeker evenwicht tussen gemeenten onderling en van gemeenten gezamenlijk ten opzichte van de nieuwe provincie eveneens van groot belang geacht.

Een alternatieve oplossing voor de voorgenomen indeling van Rotterdam in tien nieuwe gemeenten moet naar het oordeel van het kabinet in voldoende mate rekening houden met beide overwegingen.

Het kabinet heeft op dit moment nog geen standpunt bepaald over de precieze inhoud van een mogelijke nota van wijziging. Alvorens dat te doen is consultatie van de gemeente Rotterdam, de stadsregio en de provincie Zuid-Holland naar het oordeel van het kabinet gewenst. Bovendien heeft het kabinet enige tijd nodig om alternatieve oplossingen te vinden en tot een beoordeling te komen van de wenselijkheid en mogelijkheid van al gedane suggesties.

Het kabinet is van oordeel dat het, gezien de ontstane situatie in de regio Rotterdam, dringend gewenst is dat de wetgever op korte termijn de verantwoordelijkheid voor de besluitvorming met betrekking tot de stadsprovincie Rotterdam neemt.

In de brief van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken wordt gevraagd naar het kabinetsstandpunt inzake kiesrecht voor niet-Nederlanders.

De ministeriële commissie staatkundige vernieuwing heeft ten behoeve van de ministerraad een notitie opgesteld inzake de uitbreiding van het kiesrecht van niet-Nederlanders tot de provinciale statenverkiezingen. De ministerraad zal hierover naar verwachting op afzienbare termijn een standpunt bepalen.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

Naar boven