nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het eerste lid komen de onderdelen d en e te luiden:
d. verhuurder: verhuurder van ten minste honderd voor verhuur bestemde
woongelegenheden in Nederland;
e. huurder: huurder van een woongelegenheid van een verhuurder als bedoeld
onder d, welke huurder daarin zijn hoofdverblijf heeft;.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder huurder
mede verstaan degene die de woongelegenheid met toestemming van de verhuurder
huurt van een huurder die haar huurt van die verhuurder.
3. Het derde lid vervalt.
B
In artikel 5, derde lid, onderdeel c, wordt «twee dagen» vervangen
door: drie dagen.
C
Artikel 10, tweede lid, komt te luiden:
2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet enig orgaan,
niet zijnde een huurdersorganisatie, in het bijzonder werkzaam is ter behartiging
van de gemeenschappelijke belangen van de huurders bij een verhuurder, wordt
dat orgaan tot twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet, doch uiterlijk
tot het tijdstip met ingang waarvan een huurdersorganisatie voor de betrokken
huurders is opgericht, aangemerkt als huurdersorganisatie.
Toelichting
De wijzigingen vloeien voort uit de technische bijstand bij het wetsvoorstel
van de zijde van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer.
De wijzigingen in onderdeel A, onder 1 en 2, beogen een betere aansluiting
te verkrijgen bij de betekenis die in het Burgerlijk Wetboek wordt gegeven
aan de begrippen huurder en verhuurder. Tevens is aan de omschrijving van
verhuurder toegevoegd dat bepalend is het aantal verhuurde woongelegenheden
in Nederland.
De wijziging in onderdeel A, onder 3, is opgenomen omdat artikel 1, derde
lid, in verband met de aansluiting bij het Burgerlijk Wetboek aanpassing behoeft.
Bij nader inzien heb ik ervoor gekozen het derde lid geheel te laten vervallen.
Bij de in artikel 9 geregelde evaluatie zal een eventueel oneigenlijk gebruik
van verhuurders bij het uitbesteden van de verhuur van woongelegenheden om
aan wettelijke verplichtingen te ontkomen ongetwijfeld aan de orde komen,
waarna zonodig maatregelen kunnen worden getroffen.
De onder B opgenomen wijziging strekt ertoe de Algemene termijnenwet van
toepassing te laten zijn op de voor de verhuurder geldende termijn na het
verstrijken waarvan hij een voornemen kan uitvoeren. Bij termijnen vanaf drie
dagen is die wet op wettelijke termijnen van toepassing. Zaterdagen, zondagen
en feestdagen tellen dan voor de termijn niet mee.
De onder C opgenomen wijziging beoogt de overgangsbepaling technisch te
verbeteren. Aangezien het wetsvoorstel geen privaatrechtelijke afspraken tussen
partijen doorkruist, kan worden afgezien van de gekozen formulering. Indien
met een orgaan, niet zijnde een huurdersorganisatie als bedoeld in deze wet,
contractuele afspraken zijn gemaakt, die verder gaan dan hetgeen in deze wet
is geregeld, blijven die afspraken uiteraard op grond van het overeenkomstenrecht
in stand. Minder vergaande afspraken worden door de overgangsbepaling aangevuld.
Tot twee jaar na de inwerkingtreding van de wet wordt een orgaan, niet zijnde
huurdersorganisatie, die in het bijzonder werkzaam is ter behartiging van
de gemeenschappelijke belangen van de betrokken huurders bij de verhuurder,
aangemerkt als huurdersorganisatie in de zin van de wet. Wordt eerder voor
de betrokken huurders een huurdersorganisatie opgericht, dan geldt de bepaling
uiteraard tot dat tijdstip.
Duivesteijn