24 078
Wijziging van enige wetten op het gebied van de mijnbouw in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de produktie van koolwaterstoffen (PbEG L 164)

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 20 juni 1995

Hierbij doe ik u toekomen een tweede nota van wijziging ten behoeve van het wetsvoorstel koolwaterstoffen (kamerstukken II 1994/95, 24 078). Deze nota van wijziging is tot stand gekomen naar aanleiding van de behandeling van het wetsvoorstel in de Kamer op 14 juni 1995. Zij bevat twee onderwerpen te weten: wijziging van een tweetal artikelen in verband met het schrappen van de hoofdelijke aansprakelijkheid voor het winstaandeel en tegelijkertijd het handhaven daarvan voor de te betalen bonus, cijns en het oppervlakterecht. Voor de hoofdelijke aansprakelijkheid voor het winstaandeel verwijs ik naar de toelichting op de bijgevoegde tweede nota van wijziging.

Mevrouw Boers heeft de vraag gesteld naar recente werkgelegenheidscijfers, in aanvulling op hetgeen in de nota naar aanleiding van het eindverslag op blz. 3 is vermeld. Navraag bij het CBS leert dat het cijfer voor directe werkgelegenheid voor 1994 nog niet beschikbaar is. De vermelde cijfers van het NEI betroffen een eenmalige studie; cijfers voor de jaren na 1993 zijn daarom niet beschikbaar. Wel zijn cijfers beschikbaar uit een recente studie van NEA, uitgevoerd in opdracht van de vereniging IRO.

 indirect% eigen markt
19901720251,4
19912065750,8
19922370148,8
19932287047,1
19942164743,7

De kolom indirect geeft de indirecte werkgelegenheid, gebaseerd op enquêtes bij de Nederlandse industrie. Het betreft activiteiten ten behoeve van on- en offshore, opsporing en winning.

In de kolom eigen markt staat vermeld welk gedeelte van de werkgelegenheid bestemd is voor activiteiten op het Nederlandse territoir en continentale plat.

Tijdens de openbare behandeling in de Tweede Kamer is gesproken over de mogelijkheden voor betrokkenheid van het parlement bij de twee algemene maatregelen van bestuur, die op grond van de gewijzigde wetgeving moeten worden vervaardigd. Voorgesteld was in dit geval af te zien van de procedure, waarin de besluiten na vaststelling aan de Kamers worden overgelegd en niet eerder dan 30 dagen na de overlegging in werking kunnen treden. Ik merk hierover het volgende op.

Het ontwerp-Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1995 is thans voor advies bij de Raad van State. Het ontwerp-Besluit concessies koolwaterstoffen Nederland territoir 1995 zal op korte termijn voor advies naar de Raad van State worden gezonden. Uit de staatsrechtelijke verhoudingen vloeit voort dat de besluiten eerst na de vaststelling daarvan aan de Kamers worden overgelegd. Dat is ook het systeem dat de mijnwetgeving, zowel voor als na wijziging, kent. In het geval van het ontwerp-besluit voor het continentaal plat komt daar nog bij, dat ontwerp-regelgeving in het stadium van advisering door de Raad van State (dat wil zeggen, tot de vaststelling van de regeling) niet naar buiten wordt gebracht. De vaststelling van de beide algemene maatregelen van bestuur zal moeten wachten op het moment waarop de wet tot stand is gekomen. Alsdan zal ik de beide besluiten, voordat ze in werking treden, terstond aan de Tweede Kamer toezenden.

Ik ga ervan uit dat aldus voldoende gevolg wordt gegeven aan de in de Tweede Kamer geuite wens om gekend te worden in de besluiten.

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Naar boven