24 077
Drugbeleid

nr. 105
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 april 2002

Naar aanleiding van het Algemeen Overleg met de vaste commissies voor Justitie en voor Volksgezondheid van 23 mei 2001, (24 077, nr. 88) doe ik u hierbij nadere informatie over de resultaten van het beleid inzake het bezit en gebruik in gebruikersruimten toekomen.

Inleiding

In de laatste 5 jaar hebben verschillende gemeenten initiatieven ontplooid om zogenoemde gebruikersruimten in te stellen. Deze gebruikersruimten moeten niet verward worden met particuliere initiatieven, veelal opgezet door gebruikers en handelaren, zoals de zogenoemde crackkelders in Rotterdam. In gebruikersruimten kunnen druggebruikers onder toeziend oog van hulpverleners op hygiënische wijze en in een stressvrije omgeving drugs gebruiken. Medische zorg is ter plaatse of indirect voorhanden. Het oprichten van deze gebruikersruimten is een tot de lokale driehoek behorende aangelegenheid. Voor het opstellen van beleid ten aanzien van gebruikersruimten overlegt de burgemeester met de officier van justitie en de politie. Veelal worden hierbij tevens de buurtbewoners (winkeliers), de gebruikers zelf en de verslavingszorg betrokken.

Uitkomsten van studies

In de afgelopen jaren zijn gebruikersruimten verschillende malen geëvalueerd en in 2001 is een literatuurstudie uitgevoerd door het Trimbos-instituut. Deze studie geeft echter weinig informatie over de justitiële controle op deze gebruiksruimten.

Uit voorliggende rapportages blijkt dat besluiten tot het oprichten van deze voorziening worden ingegeven door overwegingen van volksgezondheid en openbare orde. Gebruikersruimten leveren een bijdrage aan de volksgezondheid doordat de omstandigheden waaronder gebruikt wordt hygiënischer zijn. Er zijn gebruiksattributen (steriele spuiten e.d.) beschikbaar, de ruimte wordt schoongehouden en er zijn hulpverleners aanwezig voor medische en maatschappelijke zorg. Op het terrein van de openbare orde verminderen gebruikersruimten de overlast doordat er minder verslaafden op straat rondhangen, het gebruik in de openbare ruimte teruggebracht wordt en er minder gebruikte naalden op straat worden aangetroffen. De literatuurstudie uitgevoerd door het Trimbos-instituut concludeert dat onderzoekers van gebruikersruimten van oordeel zijn dat gebruikersruimten een positieve invloed hebben op de gezondheidstoestand van bezoekers, de overlast doen verminderen en het bereik van de verslavingszorg doen vergroten.

Handhavingsbeleid

Het gebruik van drugs is in Nederland niet strafbaar, het bezit en de verkoop daarentegen wel. Het bezit van een gebruikershoeveelheid drugs wordt gedoogd, op basis van het opportuniteitsbeginsel. Met de toepassing hiervan is het mogelijk om in ruimten voor gebruik van harddrugs onder bepaalde voorwaarden niet op te treden. Het Openbaar Ministerie heeft hier in haar richtlijnen uitwerking aangegeven. Zoals ik aan de Kamer heb bericht in mijn brief van 6 november 2000 (Ons kenmerk 5 060 477/500/AZ1, uw kenmerk 200 010 0230, Aanhangsel van de Handelingen TK 2000–2001, nr. 219), is het uitgangspunt voor de gebruikersruimten dat het verstrekken of verhandelen van drugs – ook van gebruikershoeveelheden – in deze ruimten niet is toegestaan, ook niet door zogenoemde huisdealers. Voor de praktische invulling van dit uitgangspunt is nadere informatie gevraagd aan het Parket-Generaal. Uit de door het College van procureurs-generaal verstrekte informatie komt naar voren dat door de diverse gemeenten op verschillende manieren controle wordt uitgeoefend op het verbod op het handelen van drugs in en om gebruikersruimten. In de meeste gemeenten is voor een systeem gekozen waarbij het verbod op het handelen in drugs is opgenomen in de huisregels van de voorziening. Deze ruimten hebben een toegangspas- of lidmaatschapsverplichting voor een beperkt aantal gebruikers (meestal worden niet meer dan 25 personen van een toegangspas voorzien). Een begeleidingscommissie, waarin onder andere de (deel)gemeente, de politie en de verslavingszorg plaatshebben, ziet op de naleving van de randvoorwaarden voor het functioneren van de gebruikersruimte. De beheerders van de ruimten, afkomstig van de drughulpverlening, daklozenopvang of het Leger des Heils, zien toe op naleving van de huisregels. Bij overtreding van de huisregels, waaronder het verbod op het verkoop van drugs, kan het lidmaatschap van de betrokkene(n) worden geschorst en de toegang tot de gebruikerruimte worden ontzegd.

In verschillende steden is sprake van een «open deur politiek»: politieagenten, maar ook buurtbewoners in aanwezigheid van de beheerders van de ruimte, kunnen de gebruikersruimten geregeld bezoeken. Controle op eventuele drugshandel vindt over het algemeen plaats aan de hand van signalen afkomstig van omwonenden, gebruikers zelf en wijkagenten. Wanneer door de politie daadwerkelijk handel in drugs geconstateerd wordt, los van de vraag of er sprake is van een overlastsituatie, wordt hiertegen opgetreden.

Er zijn aanwijzingen dat de vestiging van een gebruikersruimte gepaard kan gaan met een toename van dealactiviteiten in de directe omgeving. Uit het evaluatierapport van de aanpak van drugsoverlast in Rotterdamse deelgemeenten van februari 2002 blijkt dat adequaat op deze problematiek gereageerd moet worden door alle betrokken partijen om te voorkomen dat het draagvlak onder buurtbewoners voor het openhouden van de gebruikersruimte afneemt. In een aantal gevallen is met de gemeente overeengekomen overlastgevende dealpanden in de omgeving van de voorziening met voorrang te sluiten.

Slotsom

Concluderend kan worden gesteld dat op grond van de thans beschikbare kennis kan worden gesproken van een beheersbare situatie in en rond gebruikersruimten. De gemeentelijke autoriteiten in kwestie zien in samenwerking met de hulpverlening en overige betrokkenen toe op het functioneren van deze ruimten. Het succes van de gewenste terugdringing van drugsoverlast hangt nauw samen met het verscherpen van controle op overlastgevende activiteiten in de directe omgeving van de gebruikersruimten. Er zijn voorts aanwijzingen dat met deze voorziening een positieve bijdrage wordt geleverd aan de gezondheidssituatie van individuele gebruikers.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven