24 077
Drugbeleid

nr. 101
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 maart 2002

1. Inleiding

Op 29 januari 2002 heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen (24 077, nr. 98) waarin aan de regering wordt verzocht het testen van XTC-pillen op party's af te wijzen. In deze brief zal ik, mede namens de Minister van Justitie, aangeven hoe het Kabinet met deze motie zal omgaan.

De motie is ingegeven door de zorg over de «dubbele boodschap» die uit zou kunnen gaan van het testen op party's. Het Kabinet deelt de opvatting dat er van het testen geen legitimerende en/of gebruiksbevorderende werking dient uit te gaan. Over de motie is daarom in het Kabinet uitgebreid gesproken. Het Kabinet is echter van mening dat er dringende redenen zijn om over het al dan niet testen op party's niet te snel een definitief oordeel te vellen.

Om een gefundeerd oordeel te kunnen vormen is het noodzakelijk om wetenschappelijk onderzoek te verrichten. In dit onderzoek worden de voor- en nadelen van het testen op locatie vergeleken met andere mogelijkheden om de monitoring van het aanbod op de markt van uitgaansdrugs te verbeteren. De zorgen over de mogelijke nadelen van het testen op locatie krijgen in dit onderzoek nadrukkelijk een plaats. Nadat dit onderzoek is afgerond, naar verwachting in januari 2003, zal het Kabinet een besluit nemen over het al dan niet voortzetten van het testen op party's als aanvulling op het bestaande systeem van testen bij instellingen.

Hieronder volgen een toelichting op de afwegingen bij het testen op party's, het monitoringsysteem van uitgaansdrugs, de inrichting van het onderzoek naar de verbetering van de monitor en de internationale en juridische kaders waarbinnen het testen plaatsvindt.

2. Afwegingen bij het testen op party's

Tegen het testen op party's zou pleiten dat er een aanmoedigende werking vanuit zou kunnen gaan. Uit eerder onderzoek1 is dat niet gebleken en in het voorgenomen onderzoek krijgt dit aspect opnieuw aandacht. Er zijn een paar belangrijke argumenten voor het testen op locatie die wij hieronder noemen.

1. In het actieplan «Samenspannen tegen XTC» (TK 23 760, nr. 14, 2000–2001) verwoordt het Kabinet zijn plannen voor het verder terugdringen van de vraag naar en het aanbod van XTC en aanverwante uitgaansdrugs. Het op deze nota gebaseerde Plan van Aanpak bevat ook een maatregel gericht op het verbeteren van de monitoring van op de gebruikersmarkt aangeboden synthetische drugs en voor verbetering van de preventieve aanpak.

Productie, handel en bezit van XTC zijn verboden en de overheid heeft de inspanningen voor de handhaving van dit verbod en voor de preventie geïntensiveerd. Het is echter een gegeven dat een aantal mensen toch XTC slikt, met name bij het uitgaan. Het Kabinet vindt dit zorgelijk, gezien de negatieve gevolgen van dit gebruik. In 2001 zijn er zeven jonge mensen overleden na het gebruik van uitgaansdrugs en zijn er tientallen in het ziekenhuis opgenomen. Het testen op party's kan een belangrijke bijdrage leveren aan het voorkomen van dergelijke ongevallen. Via het testen houdt de overheid zicht op de stoffen die gebruikt worden in uitgaansgelegenheden en kan er ingegrepen worden als er stoffen op de markt zijn met extra risico. Het testen op party's is een aanvulling op het systeem van «kantoortesten» (zie hieronder). Op dit moment wordt in Nederland slechts in hoge uitzondering op party's getest; het laatst was dit het geval in het najaar 2001 in verband met de aanwezigheid op de gevaarlijke stof PMA. Door te testen op locatie kan men nog beter nagaan wat er daadwerkelijk wordt gebruikt. Ook wordt langs deze weg inzicht verkregen in de wijze van gebruik, zoals aantal tabletten dat geslikt wordt en de eventuele combinatie van middelen.

2. Deskundigen, ook in internationaal verband, zien het testen op party's als belangrijk voor het monitoren van de markt van uitgaansdrugs. Het EU-agentschap EMCDDA beoordeelt in een recent rapport het testen op party's als zeer positief, enerzijds vanwege de mogelijkheid om de drugsmarkt nauwgezet te volgen, anderzijds om moeilijk te benaderen gebruikers te kunnen voorlichten over het gebruik van XTC. Europese landen waar -al dan niet incidenteel- op locatie getest wordt zijn Nederland, Zwitserland, Oostenrijk, België, Frankrijk en Duitsland.

3. Testmethoden waarbij geen contact met de gebruikers plaatsvindt, zoals het testen bij de ingang van in beslag genomen drugs, kunnen wel inzicht geven in de in omloop zijnde stoffen, maar hebben als nadeel dat deze geen goed beeld geven van de manier waarop deze gebruikt worden (gecombineerd gebruik en hoeveelheden, bijvoorbeeld).

3. Het monitoren van het aanbod van XTC

Consumenten kunnen sinds 1992 hun drugs laten testen of inleveren bij 25 instellingen voor verslavingszorg en GGD' en, verspreid over heel Nederland. Deze instellingen maken deel uit van de drugsmonitor van het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS) van het Trimbos-instituut. Het DIMS neemt de ontwikkelingen op de drugsmarkt waar en signaleert drugs die een acuut risico vormen voor de volksgezondheid. De drugsmonitor levert op wetenschappelijk verantwoorde wijze een belangrijke bijdrage aan de onderbouwing van het landelijke en lokale drugsbeleid. Het systeem biedt ook de mogelijkheid om consumenten te waarschuwen als er via het testen wordt ontdekt dat er acuut toxische pillen op de markt zijn. Bij het geven van de testuitslag aan gebruikers wordt uitgebreid voorgelicht over de gezondheidsrisico's. De boodschap is dat gebruik van XTC altijd onveilig is, ook als het om«zuivere» XTC gaat. Al enige tijd speelt het probleem dat het aantal op kantoor aangeleverde monsters afneemt. Hierdoor neemt de waarde van de monitor af. Testen op locatie is een instrument om de representativiteit van de bemonstering te vergroten, zodat méér gevaarlijke pillen op tijd gesignaleerd kunnen worden.

4. Het onderzoek «versterking monitor uitgaansdrugs»

Voorgesteld wordt om de waarde van het testen op party's te vergelijken met andere methoden, zoals het vergroten van de toegankelijkheid van reguliere testlocaties en het testen van in beslag genomen drugs. Het onderzoek «versterking monitor uitgaansdrugs» dient antwoord te geven op de volgende vragen:

1. Op welke wijze kunnen het aantal monsters en de representativiteit van de bemonstering van drugs in het uitgaanscircuit worden verhoogd, met als doelen a. het verbeteren van het inzicht in de markt van uitgaansdrugs en b. het voorkomen van calamiteiten in het geval er sprake is van aanbod van extra risico's door stoffen met afwijkende samenstelling?

2. Wat zijn voor- en nadelen van verschillende manieren om de monitor te verbeteren? Tenminste wordt vergeleken het testen van uitgaansdrugs op party's, het testen van in beslag genomen drugs en het vergroten van de bekendheid en toegankelijkheid van testlocaties bij de gezondheidszorginstellingen.

3. De bemonsteringsmethoden worden vergeleken op criteria als: kwaliteit en kwantiteit van de aangeleverde monsters en informatie over het gebruik, en op maatschappelijke, financiële en praktische haalbaarheid.

4. Gaat er van het testen op party's een aanmoedigende werking op het gebruik uit?

5. Hoe kan het testen op party's het beste worden ingericht, zodanig dat

a. de risico's van het gebruik van uitgaansdrugs zo goed mogelijk begrepen worden door de consument,

b. er van het testen geen legitimerende werking uitgaat en

c. er van het testen geen aanmoedigende werking uitgaat en zo mogelijk een ontmoedigende werking?

6. Wat zijn de financiële consequenties van de verschillende alternatieven?

Het onderzoek zal kunnen starten in maart 2002 en wordt naar verwachting afgerond in januari 2003. Een nog nader te bepalen onafhankelijke deskundige instelling op het gebied van drugsonderzoek zal het onderzoek verrichten in nauwe samenwerking met het Trimbos-instituut. Er wordt een begeleidingscommissie gevormd bestaande uit vertegenwoordigers van het Ministerie van VWS en Justitie en deskundigen op toxicologisch en sociaal-wetenschappelijk terrein. In een voorstudie zal de best mogelijke inrichting van de testlocatie worden onderzocht (op een rustige plaats, afgescheiden ruimte en dergelijke).

5. Testen in internationaal perspectief

In het kader van het Gemeenschappelijk Optreden (25/06/97) hebben de landen van de Europese Unie zich verplicht om informatie te verstrekken aan de Europol-drugseenheid of het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EMCDDA) over productie van, handel in en het gebruik van nieuwe synthetische drugs. In Nederland verstrekt DIMS in dit kader informatie over gevonden stoffen, hoeveelheden en omstandigheden waaronder deze gebruikt worden.

Het EMCDDA heeft in 2001 een rapport uitgebracht over het op locatie testen van XTC-tabletten in Europa. Men concludeert hierin dat het testen van tabletten een belangrijke bron kan zijn van informatie over nieuwe stoffen en trends in het gebruik, omdat men via het testen van tabletten het dichtst bij de gebruiker staat. Via het testen wordt inzicht verworven in het wie, wanneer, wat, hoe en waarom van het daadwerkelijk gebruik. Ook vindt men het testen op locatie van belang om voorlichting te geven aan groepen die anders moeilijk te benaderen zouden zijn. Het rapport bespreekt achtergronden van het testen in de EU-landen waar ook op locatie getest wordt, te weten Nederland, Zwitserland, Oostenrijk, België, Frankrijk en Duitsland.

6. Juridisch Kader voor het testen van XTC

De juridische aspecten van het testen van pillen zijn onder andere vastgelegd in de Instructie Opsporingsonderzoek Testfaciliteiten DIMS van het College van Procureurs-Generaal. Voor de instandhouding van dit monitoringsysteem moet worden gewaakt dat een testfaciliteit niet wordt misbruikt door producenten van drugs en handelaren in drugs. In de Aanwijzing Opiumwet is daarom vastgelegd dat alleen gebruikershoeveelheden voor onderzoek kunnen worden aangeboden. De instellingen die in het kader van het wetenschappelijk onderzoek zullen testen op party's, krijgen hiervoor toestemming in de vorm van een Opiumwetverlof.

Een DIMS-teststation kan alleen optimaal functioneren als het voor de gebruiker van drugs duidelijk is dat er geen relatie bestaat met een opsporingsdienst. In het algemeen dient daarom jegens DIMS-deelnemers met terughoudendheid strafrechtelijk te worden opgetreden. Er zijn afspraken gemaakt tussen het Trimbos-instituut als opdrachtgever van de tests enerzijds en de USD en het College van Procureurs-Generaal als opsporingsen vervolgingsinstanties anderzijds, dat de voor politie en justitie relevante uitkomsten van de tests gedeeld worden.

7. Afsluiting

Zoals uit het voorgaande blijkt, heeft het Kabinet klemmende redenen om, in het belang van de volksgezondheid, een wetenschappelijk onderzoek te laten verrichten naar het testen van uitgaansdrugs op party's. Dit betekent dat het Kabinet pas tot een definitief oordeel zal kunnen komen over de betreffende motie na afronding van het onderzoek «Versterking monitor uitgaansdrugs» in januari 2003.

Er zal gedurende het onderzoek geen toestemming verleend worden voor het testen op party's, behalve wanneer dit onderdeel uitmaakt van het onderzoek.

Wij gaan ervan uit dat de Kamer de opvatting deelt dat op deze wijze is gehandeld in de geest van de motie, met de grootst mogelijke zorg voor de volksgezondheid en binnen de vigerende wettelijke kaders.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Ecstasy in het uitgaanscircuit. Universiteit Utrecht, Centrum voor Verslavingsonderzoek 1997, pp. 180–188.

Naar boven