nr. 8
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING
EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 2 oktober 1995
Bij de behandeling van het voorstel tot wijziging van de Huurprijzenwet
woonruimte (HPW) (Tweede Kamer 1994–1995, 24 076) dd. 28 september
jl. is door mevrouw V.d. Burg gesteld, dat het Kabinet nooit heeft gereageerd
op de motie Van Otterloo/De Kok (Tweede Kamer, 1992–1993, 22 815,
nr. 33).
Uiteindelijk heeft mevrouw v.d. Burg een motie ingediend, waarin de regering
wordt verzocht op zeer korte termijn te reageren op de motie Van Otterloo/De
Kok.
Naar aanleiding hiervan merk ik het volgende op. Tijdens het debat heb
ik toegezegd op deze laatste motie te willen reageren in het kader van de
behandeling van de «Toekomst van de individuele huursubsidie»
(voorheen genoemd «IHS in perspectief»). Deze toezegging komt
overeen met de afspraak, die mijn ambtsvoorganger gemaakt heeft met de vaste
commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening op 3 maart 1994 tijdens
het mondeling overleg over het wetsvoorstel Voortzetting van de tijdelijke
verhoging van op grond van de Wet IHS toe te kennen bijdragen (zie Tweede
Kamer 1993–1994, 23 534, nr. 8). Er is dus wel degelijk op de motie
Van Otterloo/De Kok gereageerd.
Voorts is tijdens de behandeling van het voorstel tot wijziging van de
HPW aangedrongen op verkorting van de behandelingstermijn van aanvragen voor
woningaanpassing die meer kosten dan f 45.000,–. Ik heb de Kamer
toegezegd hierover kontakt te zullen hebben met de Staatssecretaris van VWS.
Mede namens de Staatssecretaris van VWS, deel ik u mede, dat zowel bij de
VNG als bij de Ziekenfondsraad zal worden aangedrongen op het hanteren van
zo kort mogelijke termijnen.
Ik vertrouw erop u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
D. K. J. Tommel