24 075
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, houdende aanpassing van de bepalingen inzake de arbeidsmarktfixus, alsmede de eenmalige vaststelling bij wet van de arbeidsmarktfixus geneeskunde 1994–1996

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, houdende aanpassing van de bepalingen inzake de arbeidsmarktfixus, alsmede de eenmalige vaststelling bij wet van de arbeidsmarktfixus geneeskunde 1994–1996.

De toelichtende memorie (en bijlagen) die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

3 februari 1995

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het is gebleken dat van overheidswege onvoldoende kan worden voorkomen dat inschrijving van studenten in het hoger onderwijs plaatsvindt, voor wie de arbeidsmarkt in de toekomst geen vooruitzichten biedt op de uitoefening van het beroep waarop de desbetreffende opleidingen zijn gericht;

dat voorts in verband met het voorgaande thans zekerheid moet worden geboden omtrent de status van de bestaande instroombeperking voor de opleidingen geneeskunde;

dat in verband daarmee onder meer wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek noodzakelijk is;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 7.56 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt gewijzigd als volgt:

1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

1. Indien het aanbod van afgestudeerden van een bepaalde opleiding de behoefte daaraan op de arbeidsmarkt in aanmerkelijke mate dreigt te overtreffen of daadwerkelijk overtreft en dit naar verwachting gedurende een reeks van jaren het geval zal zijn, kan bij ministeriële regeling worden vastgesteld: .

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld, uiterlijk drie maanden na vaststelling van het hoger onderwijs- en onderzoekplan waarin die regeling is aangekondigd.

ARTIKEL II

1. Het aantal personen dat voor de studiejaren 1994–1995 en 1995–1996 voor de eerste maal kan worden ingeschreven voor de propedeutische fase van de opleiding geneeskunde aan al de universiteiten waaraan deze is verbonden, wordt vastgesteld op 1686.

2. Het aantal personen bedoeld in het eerste lid wordt als volgt over de universiteiten verdeeld:

Rijksuniversiteit te Groningen 229

Erasmusuniversiteit te Rotterdam 229

Universiteit van Amsterdam 229

Vrije Universiteit te Amsterdam 229

Rijksuniversiteit te Leiden 180

Katholieke Universiteit te Nijmegen 180

Universiteit te Utrecht 210

Rijksuniversiteit Limburg te Maastricht 200

3. De verdeling van personen over de in het tweede lid bedoelde universiteiten geschiedt met toepassing van artikel 7.56, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

4. Het Besluit beperking inschrijving geneeskunde 1994–1995 en 1995–1996 (besluit van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen van 17 april 1994, Uitleg OenW-Regelingen nr. 12, 27 april 1994) wordt ingetrokken.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Artikel II van deze wet werkt terug tot en met 17 april 1994.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Naar boven