24 060
Ruimtelijk-economisch beleid tot 2000

nr. 17
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 mei 1998

De vaste commissie voor Economische Zaken1 en de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer2 hebben op 8 april 1998 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Dok-Van Weele van Economische Zaken over:

– het rapport van de commissie-Langman (24 060, nr. 12) en het nog te ontvangen kabinetsstandpunt over dit rapport;

– SNN-rapport «Kompas voor de toekomst»;

– antwoorden op vragen gesteld in het algemeen overleg inzake het ruimtelijk economisch beleid (24 060, nr. 16);

– besteding van de structuurfondsen.

Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De voorzitter verontschuldigde de minister van VROM, die zich ziek heeft gemeld.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA) toonde bij voorbaat begrip voor het feit dat het kabinet een zekere mate van terughoudendheid zal betrachten bij dit overleg met de Tweede Kamer aangezien men nog in onderhandeling is. Zij zei niet te zullen ingaan op concrete projecten, omdat zij er geen behoefte aan heeft, als medeonderhandelaar aan tafel te gaan zitten. Het resultaat van die onderhandelingen moet als een integraal geheel beoordeeld worden.

Zij was geschrokken van het gebrek aan resultaat, omdat de inzet van Noord-Nederland al geruime tijd bekend is bij de diverse departementen en er dus ruimschoots tijd was voor de voorbereidingen. Het feit dat beide partijen een vervolg willen geven aan de verkennende besprekingen stemt weer positief. De onderhandelingen met Noord-Nederland moeten wel afgerond worden.

Tijdens dit overleg wenste zij nadrukkelijk de herbevestiging van enkele toezeggingen die door minister Wijers namens het kabinet zijn gedaan in antwoord op haar mondelinge vragen van 24 maart jl. Hij zei onder andere dat hij zich niet kon voorstellen dat het overleg niet tot voor alle partijen bevredigende resultaten zou leiden, zowel op de korte, demiddellange als de lange termijn. Garandeert de staatssecretaris dat dit nog steeds de inzet van het kabinet is?

Mevrouw Witteveen hield het kabinet aan de uitvoering van haar motie van 18 december 1997 waarin wordt verzocht in februari een concreet pakket aan maatregelen voorzien van een financiële paragraaf aan de Kamer te presenteren. Zij drong erop aan dat het vervolgoverleg met Noord-Nederland zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden, opdat ook de Tweede Kamer het resultaat nog voor de verkiezingen kan beoordelen. Het dossier dient een gemeenschappelijke visie te bevatten op het definitief wegwerken van de achterstanden in de werkgelegenheid in Noord-Nederland; de positionering van Noord-Nederland binnen de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Nederland; de programmatische aanpak van de economische kerngebieden c.q. marktsector, stedelijke centra en het landelijk gebied, resulterend in een pakket aan maatregelen; de benodigde financiering. Cruciaal is het commitment van het kabinet inzake medefinanciering vanuit het FES en ICES-gelden. In haar ogen is het aangeven van de financiering een voorwaarde voor het verkrijgen van Europese middelen. Als laatste dienen in het dossier afspraken over majeure projecten te staan, zoals een hoogwaardige treinverbinding met het noorden van Nederland.

Zij stelde dat dit kabinet het aan zichzelf verplicht is, tot een stevig akkoord met Noord-Nederland te komen en dat het daarvoor ook de verantwoordelijkheid moet durven nemen.

De heer Remkes (VVD) achtte een politiek oordeel over de gang van zaken tot dusverre van belang. Dat oordeel betreft niet alleen de coördinerende staatssecretaris, maar is kabinetsbreed. In februari had een samenhangend pakket aan de Kamer gepresenteerd moeten worden. De Kamer heeft al in december een uitspraak gedaan over EU-gelden. Daarnaast heeft mevrouw Witteveen mondelinge vragen gesteld aan minister Wijers, die de positieve intenties van het kabinet verwoordde. De negatieve kwalificaties van het overleg verbaasden hem.

Hij benadrukte dat het kabinet zelf de commissie-Langman heeft ingesteld met als opdracht een nadere discussie over de economische ruimtelijke structuur. Daarmee heeft het kabinet een zware verantwoordelijkheid op zich genomen. De adviezen van de commissie-Langman waren voorspelbaar. Het kabinet kon dus verwachten waaraan het zich na onderhandelingen wel en niet zou moeten committeren, omdat het verwachtingen heeft gewekt. Bovendien was er alle tijd voor een goede voorbereiding. Het lijkt erop dat de gewekte verwachtingen, te weten 10 mld. voor het noorden, niet waargemaakt worden.

Het rapport-Langman bevat een groot aantal projecten. De kern daarvan moet gerealiseerd worden. Bovendien vertoont het rapport samenhang met het ICES-project en de onderhandelingen in Europees verband. De heer Remkes was geschrokken van het feit dat in de derde voortgangsrapportage-ICES geen beleidscluster is opgenomen voor Noord-Nederland. Dit komt pas bij de kabinetsformatie ter sprake. Er is geen enkele reden, de Langmanprojecten anders te behandelen dan het beleidscluster grote steden. Hij begreep nu dat dit bewust is gedaan, omdat de onderhandelingen nog gaande zijn. Hij ging er dan ook van uit dat er een vervolg op de brief komt. Het woord kabinetsformatie wekt bij hem de indruk dat het hele rapport-Langman naar de toekomst wordt verschoven en dat kan niet de bedoeling zijn. Aangezien dit kabinet de commissie-Langman heeft ingesteld, zal het besluiten moeten nemen. Hij betrok daarbij de inzet in Brussel. Heel Noord-Nederland dient in aanmerking te komen voor Brusselse structuurfondsen.

Uit persberichten had de heer Remkes opgemaakt dat de lijst met infrastructuurprojecten uit 1994 weer op de agenda staat. Zij kunnen echter geen serieus onderdeel van het pakket zijn, omdat daarover reeds vier jaar geleden politiek-bestuurlijke afspraken zijn gemaakt. Hij verzocht de staatssecretaris mee te delen wanneer het volgende overleg met het noorden zal plaatsvinden.

De heer Reitsma (CDA) verklaarde dat zijn fractie onverkort vasthoudt aan de motie-Witteveen. In die motie wordt het kabinet verzocht in februari met een reactie te komen op het rapport-Langman. Het overleg is echter keer op keer uitgesteld. Voor 6 mei moeten er harde afspraken zijn over hetgeen er met de voorstellen van de commissie-Langman moet gebeuren. Hij toonde zich bezorgd, omdat het vervolgoverleg weer niet lijkt door te gaan. Nog voor de verkiezingen moet een debat plaatsvinden over de uitkomst van het onderzoek door de commissie-Langman en moet het kabinet verantwoording aan de Kamer afleggen. Desnoods moet de Kamer daarvoor het reces onderbreken.

Aangezien het kabinet zelf de commissie-Langman heeft ingesteld, schept dat verplichtingen. Er moeten afspraken gemaakt worden en toezeggingen gedaan worden aan het noorden. De projecten uit het rapport moeten als minimum worden uitgevoerd. De afspraken uit 1994 kunnen niet worden gebruikt voor beeldvorming zodat de schijn wordt gewekt dat er een redelijk bedrag naar het noorden gaat. De Langmanprojecten moeten uitgebreid worden met de Zuiderzeespoorlijn. Dit project moet opgenomen worden in het SVV-3. Met de aanleg van deze spoorlijn dient zo snel mogelijk begonnen te worden.

De heer Reitsma toonde zich, met de commissie-Langman, verbaasd over het feit dat het noorden zijn bodemschatten gebruikt om de congestieproblematiek in het westen te verlichten door goede verbindingen met het achterland.

De politieke beoordeling van het rapport kon hij slechts uit krantenberichten halen. Wat daarvan bekend is, is volstrekt onvoldoende. De voorbereiding is slecht. Bepaalde onderdelen, zoals het weer opvoeren van oude afspraken, zijn bijna beledigend. De drie commissarissen van de koningin kunnen met een dergelijk resultaat niet in het noorden terugkomen. Hij deelde de opvatting van mevrouw Witteveen over de arbeidsparticipatie-impuls en een ruimtelijk-economische visie op het noorden. Er moeten nu afspraken gemaakt worden tot 2000. Ook al is de verleiding groot de projecten te koppelen aan Europese subsidies, er mag geen knip aangebracht worden in 2006. Is de inzet dat heel Noord-Nederland daaronder valt?

Over de ethyleenleiding merkte hij op dat deze leiding niet aangelegd mag worden als een soort werkverschaffing. Als marktpartijen er iets in zien, is het de taak van de overheid daarvoor een bepaalde hoeveelheid geld te reserveren.

De heer Van Middelkoop (GPV) kreeg na lezing van het briefje van de staatssecretaris waarin stond dat in verkennende zin met elkaar gesproken is, het gevoel dat beide partijen aan het begin van een overleg staan en bij lange na nog niet toe zijn aan besluitvorming. In de derde voortgangsnotitie over de besteding van de ICES-gelden is het noorden ook opgenomen, zij het op rituele manier, omdat de invulling nog moet plaatsvinden op grond van het rapport-Langman. Hij schrok toen hij las dat in het regeerakkoord een reservering voor projecten zou kunnen worden opgenomen. Het is verkeerd als belangrijke zaken waarover de Kamer vele malen heeft gesproken naar de formatie en het regeerakkoord worden doorgestuurd.

Uitgangspunt in de notitie over de versterking van de ruimtelijke en economische structuur is dat moet worden voortgebouwd op de eigen potenties van het noorden, te weten de rijkdom aan bodemschatten. Als het percentage grondgebied van het noorden wordt vertaald in een percentage opbrengst aan aardgasbaten dat besteed mag worden in het noorden getuigt dat van beleidsarmoede. Als er in de bodem een groot kapitaal zit dat elders wordt besteed, kan dit tot spanningen leiden. Het kabinet dient een dergelijke ontwikkeling te voorkomen.

De heer Van Middelkoop verwachtte dat het kabinet nu eens een besluit neemt over de Zuiderzeespoorlijn met de bijbehorende termijn en adequate financiering.

Het verontrustte hem dat het kabinet tot niet meer bereid lijkt te zijn dan tot een voortzetting van het huidige regionaal beleid voor het noorden. Als dat waar is, is de commissie-Langman voor niets in het leven geroepen. De voorstellen van de commissie-Langman dienen als een geheel te worden beschouwd. Er mogen geen onderdelen uitgehaald te worden, zoals lijkt te gebeuren. Het rapport dient serieus genomen te worden. Hij kreeg het idee dat het kabinet spijt had van de robuustheid van het rapport en de aanbevelingen.

De heer Van Middelkoop benadrukte dat de besluitvorming niet te lang op zich mag laten wachten. Hij verwees daarbij naar de glastuinbouw. Hij vroeg zich af of het echt waar is dat het kabinet de steun aan het noorden wil laten afhangen van hetgeen het uit Brussel denkt te krijgen. Een dergelijke koppeling is niet terecht. Het noorden is allereerst een nationale verantwoordelijkheid. Als er geen steun uit Brussel komt, dient hij uit Den Haag te komen. Nederland is één regio! Van de staatssecretaris wilde hij de garantie krijgen dat besluitvorming niet wordt doorgesluisd naar formatie en regeerakkoord. Desnoods moet er voor 6 mei een apart overleg gehouden worden waarvoor de Kamer van reces teruggeroepen moet worden. Het leek hem een aardig idee dat overleg dan niet te houden in Den Haag, maar in Leeuwarden of Groningen.

De heer Van Walsem (D66) meende dat het noorden het meest gediend is met een zo eensgezind mogelijke Kamer. Het kabinet is in gebreke gebleven, zijn standpunt in februari aan de Kamer kenbaar te maken. In de ICES-brief stond voor het noorden een PM-post die ingevuld moet worden bij de formatie. De staatssecretaris heeft daarop gereageerd met te zeggen dat dit verkeerd begrepen is en dat het kabinet nog voor de formatie komt met plannen voor het noorden des lands. Deze plannen kunnen dan geëffectueerd worden bij de formatie. Hij hoopte dat het kabinet nog voor het verkiezingsreces met concrete projecten komt met de bijbehorende bedragen.

Het is de eigen verantwoordelijkheid van Nederland om de achterstanden in het noorden al dan niet weg te werken. Gelden uit Brussel kunnen daarbij een steun zijn. Alle drie noordelijke provincies dienen dan wel onder de criteria van de structuurfondsen te vallen. Welke stappen heeft de staatssecretaris ondernomen om haar invloed te gebruiken om die criteria zodanig vast te stellen dat het noorden van het land daaronder kan vallen.

De herstructurering van de glastuinbouw biedt ook kansen voor het noorden. Over de ethyleenleiding is gesproken met minister Wijers. Zolang er nog geen antwoord is op de milieuvragen zal de fractie van D66 daarvoor nog niet het groene licht geven.

Mevrouw Vos (GroenLinks) benadrukte het belang van een samenhangend pakket maatregelen voor het noorden, gericht op versterking van werkgelegenheid, kwaliteitsverbetering dan wel behoud van kwaliteit in verband met ruimte, milieu en natuur. Zij deelde de zorg van haar collega's over de vraag of het kabinet wel echt werk maakt van dit proces. Zij is vooral bezorgd omdat het kabinet dit alles in een regeerakkoord wil regelen. Een overleg met het kabinet over de ICES-brief dient nog voor de verkiezingen plaats te vinden en moet in relatie staan tot de gewenste ruimtelijke economische structuur in dit land. Het is van groot belang dat er heldere criteria komen aan de hand waarvan getoetst kan worden welk type project gestimuleerd moet worden.

Een van de criteria is een duurzame economische ontwikkeling. In hoeverre stimuleren deze projecten echt de werkgelegenheid? Het criterium van de ecologische kwaliteit is nog onvoldoende uitgewerkt. Er moet meer aandacht komen voor selectieve investeringspremies gericht op duurzame productie, innovatief onderzoek, meer nadruk en middelen voor omschakeling naar een milieuvriendelijke land- en tuinbouw, energiezuinige woningbouw en natuurvriendelijke recreatie.

Naar de mening van mevrouw Vos ligt de nadruk in de huidige projecten te veel op investeringen in wegen. Versterking van de infrastructuur voor het openbaar vervoer verdient grote aandacht. Er moet snel begonnen worden met het maken van plannen voor de aanleg van de Zuiderzeespoorlijn. Dat geldt ook voor het grensoverschrijdend verkeer van Groningen naar Duitsland. De aanleg van een spoorlijn tussen de Eemshaven en Emmen is van belang voor milieuvriendelijke vormen van goederenvervoer. Ook dienen de vaarwegen verbeterd te worden.

De economische effecten van een ethyleenleiding zijn zeer twijfelachtig. De aanleg kost 300 mln., terwijl het gebruik zeer beperkt is. Zij verzocht om een nader onderzoek voordat de overheid in een dergelijk project investeert. Daarnaast wees zij op de milieurisico's.

Het antwoord van de regering

De staatssecretaris haakte in op een opmerking van de heer Van Middelkoop over de ambitie van het kabinet en het noorden inzake het rapport-Langman. Die ambitie is om op die gebieden waarop het noorden goed presteert, het faseverschil en de achterstanden op te heffen door het creëren van werkgelegenheid en het ontwikkelen van een visie over de wijze waarop die werkgelegenheid totstandkomt. Daarbij horen bestuursmiddelen, geld en planologie, samengevat in een begroting, zodat er een indicatie is van de kosten.

Op details zoals het creëren van 43 000 arbeidsplaatsen extra ten opzichte van de rest van Nederland tot het jaar 2010 wenste zij niet in te gaan. Bij de hoofddoelstelling van het inlopen van het faseverschil behoort ook een eenduidig, integraal ruimtelijk beleid voor heel Nederland, gezien de congestie en het ruimtegebrek in sommige delen van Nederland.

Op dit moment gaat het om de inhoud van het pakket. Zij bestreed de gedachte dat de voorbereiding onvoldoende zou zijn geweest. Er is regelmatig contact geweest met het noorden. Ook zet het kabinet zich in voor de structuurfondsen. Parallel aan de beoordeling van het rapport-Langman loopt de ICES-operatie. Het rapport dient dus niet alleen zelfstandig beoordeeld te worden, maar moet geïntegreerd worden in het gehele ruimtelijke beleid via de ICES.

De commissie-Langman onderscheidt fases bij de inzet van middelen en het schetsen van mogelijkheden. Sommige zaken spelen tot 2006, andere na 2006 dan wel op nog langere termijn. De regering concentreert zich op een start met een pakket met een behoorlijke inhoud en het verkrijgen van een dusdanig commitment dat een plaats krijgt in toekomstige plannen. Dat laatste is onderdeel van het overleg met het noorden op dit moment.

Over de eigen rol merkte de staatssecretaris op dat deze dubbel is. Haar eerste zorg is, commitment te verwerven met de daarbij behorende gelden. Daarnaast heeft zij op het eigen departement aangegeven dat het rapport-Langman serieus genomen moet worden. Voortzetting van het regionaal beleid sprak niet vanzelf. Die intentie is er nu wel. Alles wat de komende week in het kabinet wordt afgesproken, komt in de overeenkomst te staan. Dat is wat anders dan een commitment om het regionaal beleid voort te zetten. Dat geheel moet rond zijn voor het einde van deze kabinetsperiode.

Na het overleg met het noorden op 2 april zijn er conclusies getrokken over lijnen die nader uitgewerkt moeten worden. Daaraan moet de komende uren gewerkt worden zodat er een afspraak gemaakt kan worden voor een afrondend overleg. Haar inzet is, op zo kort mogelijke termijn – en dat zijn dagen – resultaat te hebben dan wel te moeten constateren dat een verdere voortzetting niet tot de mogelijkheden behoort. Zij hoopte dat uit het vooroverleg voor het kabinetsberaad van 9 april een beeld van de afsprakenlijst ontstaat.

De staatssecretaris maakte onderscheid tussen zaken die tot de competentie van het kabinet behoren om over te beslissen, zoals zaken die al in de begroting zitten en waarover een afspraak gemaakt kan worden en zaken die te maken hebben met meerjarenperspectieven waarover nog geen besluit is genomen. De ICES-gelden behoren daartoe. Alle zaken die daaronder vallen, behoren tot de competentie van het volgende kabinet. Als het kabinet een afspraak met het noorden ondertekent, dan is dat een contractharde afspraak van dit kabinet. Een commitment van dit kabinet heeft naar haar mening een behoorlijke zwaarte. Het noorden mag iemand aan die afspraken houden. Zij kon niet toezeggen een uitgebreide brief met daarin de gemaakte afspraken te sturen aan de Kamer. Zij kon en wilde daarop niet vooruitlopen. Wel wilde zij een inhoudelijk inzicht van het resultaat van het overleg met het noorden per brief aan de Kamer sturen, ook als het overleg niet slaagt. Zij begreep dat de Kamer indien mogelijk nog een afrondend debat over deze problematiek wil voeren voor het reces. Als dat niet mogelijk is, zal dat debat kort na aanvang van het reces moeten plaatsvinden.

Op de vraag naar de herkomst van de financiële middelen wilde de staatssecretaris evenmin vooruitlopen. Ook dat heeft te maken met het mandaat van een zittend kabinet en middelen op de lopende begroting. Als het echter om middelen gaat waarvoor nog geen budget is vastgesteld, bijvoorbeeld omdat de Kamer daarover nog moet praten, dan heeft dat weer te maken met het begrip commitment. Als het overleg tot resultaat leidt, zal er 1,1 mld. beschikbaar zijn op de begroting van EZ voor nieuw regionaal beleid. Deze toezegging kon zij doen onder voorbehoud dat het overleg goed afloopt. De ICES-gelden staan hier los van. Daarvoor moet het gehele pakket nog worden ingevuld. Zij komt daarop terug in de toegezegde brief. Er is immers een lijst gemaakt met knelpunten in Nederland. Daaronder zijn enkele projecten in het noorden. Over dat geheel zal beslist worden door een nieuw kabinet. Over de projecten voor het noorden zal met de plaatselijke bestuurders overlegd worden. Zij zal daarop afzonderlijk terugkomen.

De staatssecretaris benadrukte dat het in deze discussie met de vaste commissie gaat over de vraag wat tot de competentie van dit kabinet behoort om op korte termijn concreet toe te zeggen, datgene wat het kabinet kan toezeggen in de vorm van een commitment en datgene wat het kabinet slechts kan doorgeven aan een volgend kabinet. Op het verzoek, de middelen voor regionaal beleid die contracthard zijn, niet te verwateren met middelen waarover afspraken zijn gemaakt in 1994 kon zij niet ingaan. Natuurlijk moeten afspraken die zijn gemaakt met een vorig kabinet ook worden nagekomen. Meer kon zij niet toezeggen.

Zij onderschreef nogmaals de hoofddoelstelling van de commissie-Langman: het inlopen van de achterstand tussen Noord-Nederland en de rest van Nederland. In het rapport is een kwantificering gegeven van het aantal arbeidsplaatsen, namelijk 43 000. Het is een groot verschil of je dat ziet als een inspanningsverplichting of als een resultaatsverplichting. Daarover is het gesprek nog gaande. Om die reden wilde zij inhoudelijk niet verder op dit punt ingaan.

Vervolgens ging de staatssecretaris in op de relatie met Brussel. Nederland heeft ingezet op drie hoofddoelstellingen: 1. de toetreding van nieuwe landen met een evenwichtige verdeling tussen de toetreders en de andere regio's waarbij het accent komt te liggen op de arme gebieden; 2. de nettobetalingspositie en het Eigenmiddelenbesluit; 3. binnen landen met een gelijkwaardig welvaartspatroon ontvangt Nederland een evenredig deel. Zij heeft in het kabinet aangegeven dat de eerste twee sporen niet zodanig kunnen worden afgerond dat daarna het derde spoor kan worden gevolgd. Op een gegeven moment is op haar initiatief het derde spoor parallel geschakeld. In Brussel heeft zij gesproken over de conceptcriteria. Economische Zaken heeft het voortouw genomen bij het vormen van een tijdelijke taskforce ter voorbereiding van het overleg in Brussel zodat bij de vaststelling van de conceptcriteria rekening zou worden gehouden met een aantal door Nederland ingebrachte punten. Nederland valt buiten de harde criteria, mede als gevolg van de eigen wens prioriteit te geven aan de armste regio's en de toetreders. Nederland komt wel in aanmerking voor de zogenaamde zachte criteria. Geprobeerd wordt in het licht van die criteria een voor Nederland dusdanige positie te krijgen dat wij onder gelijke welvaartsstaten een fair share krijgen. In die lobby is het noorden expliciet genoemd als argument om de criteria aan te passen.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA) nam met genoegen kennis van de inzet van het kabinet bij het wegwerken van het faseverschil. Zij benadrukte het belang van het ontwikkelen van een visie zodat Noord-Nederland de kans krijgt een bijdrage te leveren aan de nationale welvaart en kan inspelen op de dynamiek die in Oost-Europa ontstaat. Het kabinet is terughoudend over de cijfers uit het rapport-Langman, met name de 43 000 arbeidsplaatsen voor 2010. Als alle betrokken bewindspersonen duidelijk aangeven wat hun bijdrage zal zijn op hun begroting, inclusief de ICES-middelen, kan het kabinet dan de vaagheid opheffen rond het definitief wegwerken van de achterstanden? Zij houdt het kabinet aan de uitvoering van de moties die door de Kamer zijn ingediend. Voorts ging zij ervan uit dat nog ruimschoots voor de verkiezingen een discussie met de Kamer kan plaatsvinden over het vervolgoverleg met het noorden.

De heer Remkes (VVD) noemde het aantal van 43 000 arbeidsplaatsen een zeer wezenlijk punt. Hij begreep dat de staatssecretaris zich daaraan conformeert. De vraag is of gesproken kan worden van een resultaatsverplichting of een inspanningsverplichting. Hij suggereerde daarom de staatssecretaris te kijken naar de aanpak van het grotestedenbeleid. Met de grote steden worden convenanten afgesproken waarin niet alleen sprake is van een inspanningsverplichting, maar ook van een resultaatsverplichting. In zo'n convenant met het noorden zou het getal van 43 000 arbeidsplaatsen kunnen komen te staan, het jaartal 2010 en de bijbehorende faciliteiten. Noord-Nederland moet zich daarop eveneens vastleggen.

Hij begreep dat de staatssecretaris geen concrete toezeggingen kon doen zolang zij nog in onderhandeling is. Met belangstelling had hij kennis genomen van de uitspraken over de Europese gelden. De intentie voor de bestemming van de ICES-gelden kan worden vastgelegd. Er komt nog een aanvulling op de missiebrief, zodat er alsnog een integrale discussie gehouden kan worden. Dat overleg zal uiterlijk 14 april moeten plaatsvinden.

De heer Reitsma (CDA) merkte op niet vreugdevol te zijn gestemd over de wijze waarop het kabinet tot nu toe omgaat met het rapport van de commissie-Langman. De uitspraken van de staatssecretaris maakten hem angstig over het eindresultaat. De doelstelling van 43 000 arbeidsplaatsen voor 2010 zal hoe dan ook helder geformuleerd moeten worden. De toezegging van de staatssecretaris om het faseverschil op te heffen, is onvoldoende.

Op de onbevredigende voorbereiding ging hij verder niet in. Die voorbereiding is echter belangrijk voor het uiteindelijke resultaat. Welke techniek de staatssecretaris kiest, maakt hem niet zoveel uit, of de middelen uit de departementen komen of uit de ICES-gelden, maar het is vreemd dat zij in de ICES-brief voor andere belangrijke projecten wel indicatief enkele getallen noemt, maar niet voor het noorden. Dat is meten met twee maten. Mochten de resultaten onvoldoende zijn en bovendien vermengd worden met oude afspraken uit 1994, dan heeft het kabinet het noorden heel wat uit te leggen.

De heer Van Walsem (D66) steunde de inhaalslag voor het noorden om de opgelopen achterstand van voor 1986 goed te maken. Hij vroeg zich af wie binnen het kabinet nu wel verantwoordelijk is voor de coördinatie van de structuurfondsen en welke stappen zijn ondernomen om de wensen van Nederland te realiseren voor de zachte criteria voor de structuurfondsen zodat heel Noord-Nederland daaronder kan vallen.

Mevrouw Vos (GroenLinks) herhaalde haar steun aan de extra impulsen voor het noorden. De werkgelegenheidsdoelstelling dient hard gemaakt te worden. Wel dienen de projecten getoetst te worden op hun effecten voor de werkgelegenheid. Zij had iets meer willen horen over de inzet van het kabinet terzake van de inhoudelijke toetsing, een visie op de ruimtelijke economische ontwikkeling in Nederland en de positie van de glastuinbouw in het noorden. Wat is de stand van zaken rond de ethyleenleiding? Wat is de reactie op het onderzoek door de Rijksuniversiteit Groningen? Haar fractie geeft voor een dergelijk project voorlopig nog niet het groene licht.

De staatssecretaris bevestigde dat van de projecten die in 1994 zijn bepaald sommige nog niet zijn uitgevoerd. Daarnaast zijn er nieuwe projecten in die zin dat zij al eens bedacht zijn, maar nog niet in een procedure zijn opgenomen, zoals de Zuiderzeespoorlijn en de ethyleenlijn. Voor deze projecten moet nog heel veel worden uitgezocht. Het leek haar juist dat projecten worden beoordeeld op hun effect op de werkgelegenheid.

Haar is gevraagd, te onderhandelen om een optimaal resultaat te bereiken. Daarbij houdt zij sterk rekening met de vraag of zij het voor het land zo goed mogelijk doet en een zo hoog mogelijk resultaat behaalt tegen een zo scherp mogelijke prijs. Op die manier gaat zij het overleg in. Het idee van het convenant van de heer Remkes sprak haar aan. Gekeken moet worden op welke wijze niet alleen het Rijk, maar ook de particuliere sector gebonden kan worden aan een zo hoog mogelijke inzet, zeker als er middelen beschikbaar zijn gesteld om doelen te bereiken. Die lijn volgt zij ook.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken coördineert de Agenda 2000. Dat geldt ook voor de structuurgelden uit Brussel. Ieder ministerie heeft een eigen verantwoordelijkheid. Regionaal en economische beleid is haar verantwoordelijkheid. Haar mogelijkheden zijn sterk afhankelijk van de totale inzet. De doelstellingsgebieden zijn verruimd ten opzichte van de vorige periode en omvatten nu ook de grote steden en landbouw.

De visie van het kabinet is gericht op een zo goed mogelijke planologische ontwikkeling, waarin enerzijds ruimte is voor economische groei en anderzijds voor een evenwichtig ecologisch beleid. Dat is het aantrekkelijke van de wijze waarop het noorden betrokken wordt bij het geheel van de ICES. Er wordt niet alleen gekeken naar congestie en de oplossing daarvan, maar ook naar de betekenis en de kwaliteit van ruimte.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

H. Vos

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Versnel-Schmitz

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Blaauw (VVD), Van der Vlies (SGP), H. Vos (PvdA), voorzitter, Van Gelder (PvdA), Smits (CDA), Ter Veer (D66), G. de Jong (CDA), Leers (CDA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Hessing (VVD), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA). Plv. leden: Ten Hoopen (CDA), Van Rey (VVD), Van Middelkoop (GPV), Woltjer (PvdA), Sterk (PvdA), De Haan (CDA), Ybema (D66), Wolters (CDA), Lansink (CDA), Terpstra (CDA), Weisglas (VVD), Verbugt (VVD), Meyer (groep-Nijpels), M. B. Vos (GroenLinks), Bakker (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Klein Molekamp (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Verspaget (PvdA), Adelmund (PvdA), Roethof (D66), Passtoors (VVD), Feenstra (PvdA), Poppe (SP).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van den Berg (SGP), M.M. van der Burg (PvdA), Versnel-Schmitz (D66), voorzitter, Van Gijzel (PvdA), Feenstra (PvdA), Verbugt (VVD), A. de Jong (PvdA), Gabor (CDA), ondervoorzitter, Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels), Poppe (SP), Augusteijn-Esser (D66), Duivesteijn (PvdA), Giskes (D66), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), Assen (CDA), Jeekel (D66), Meijer (CDA), Visser-van Doorn (CDA), Luchtenveld (VVD). Plv. leden: Biesheuvel (CDA), O. P. G. Vos (VVD), Van Middelkoop (GPV), Verspaget (PvdA), Jorritsma-van Oosten (D66), Dijksma (PvdA), Wagenaar (PvdA), Van Blerck-Woerdman (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Hendriks, Reitsma (CDA), Huys (PvdA), Wessels (D66), Leerkes (Unie 55+), Swildens-Rozendaal (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Keur (VVD), H. G. J. Kamp (VVD), Ten Hoopen (CDA), Van 't Riet (D66), Van de Camp (CDA), De Haan (CDA), Blauw (VVD).

Naar boven